beschreven stukken heeft de allure van een regest. Dat had beslist veel beknopter gekund, temeer omdat er verwezen werd naar regest 3511 van de regestenlijst behorende bij het eerste deel van de inventaris van het Nassause Domeinraad- archief. Dit waren dan mijn op- en aanmerkingen. Mej. van Son en de heer Keikes mogen met veel voldoening en trots op hun zeer verdienstelijke arbeid terug zien en de inventaris van het oud-archief van Klundert is een pracht gedenk teken voor de heer Loeff. Ik hoop, dat het streekarchivariaat 'Brabants Westhoek' spoedig meer archiefinventarissen zal uitgeven. H. B. M. Essink W. J. M. Maas, De Dijkwet van 1810 Een algemene bijdragenwet in de Franse tijd Rotterdam 1963 De versnelde beweging in de helaas niet altijd als noodzakelijk erkende reorgani satie van het waterschapswezen in ons land heeft een gelukkige opleving in de belangstelling van onze waterstaats- en waterschapsgeschiedenis teweeg gebracht. De stelling dat een levende historische interesse wortelt in de actuele problematiek wordt althans, zeker door het hier besproken werk bevestigd. De grootscheepse concentratie van waterschappen na de stormvloed van 1953 vooral in het zuid westen van ons land en de verzwaarde lasten, die zowel de nieuwe dijkringen als de oude hoogheemraadschappen moeten opbrengen, niet alleen voor perfecter uit voering van de traditionele taken, maar ook voor geheel nieuwe onderwerpen van bestuur (b.v. afvalwaterafvoer en -zuivering), hebben het probleem van de lastenverdeling en de daarmee in het waterschapsbestuur onverbrekelijk verbonden vraag over wie meespreekt in het bewind der zaken verscherpt. De betrekking van de gebouwde eigendommen in de omslag brengt in de waterschapsbesturen poli tieke figuren, die daaraan vanouds geheel vreemd waren; de bestuurder van professie brengt het element van amateurisme hier zeker niet te verwarren met ondeskundigheid in het waterschapsbestuur in het gedrang. Door de toekenning van rijkssubsidies versterkt de invloed van het ambtelijk apparaat van de Rijkswaterstaat, de toch al niet geringe inspraak van het vanouds veel meer dienend element van de ingenieurs en de technische ambtenaren. Om met een verontrust waterschapsman uit de agrarische sector te spreken: vroeger waren we met boeren onder elkaar, tegenwoordig maken de burgemeesters met de opzichters de dienst uit (en de omslag wordt elk jaar hoger!). De uitspraak mag de feiten gechargeerd voorstellen, de feiten zijn er wel. De onafwendbaarheid van die feiten mag hier discutabel blijven, zeker is, dat een sinds de laatste tien jaar sterk versnelde ontwikkeling een ontijdig afgebroken voorspel heeft gehad in de Dijkwet van 1810. Men wenste het toezicht over elk samenhangend geheel van waterkering aan één college te brengen (instelling van 'mgcolleges), de lasten redelijker te verdelen dan volgens de traditionele [158] stelsels plaats vond en de vaak weinig doelmatige persoonlijke diensten van de ingelanden af te schaffen. Er kwam een regeling van rijksbijdragen en onderlinge verplichtingen; het laatste was tot dan toe vrijwel overal als een materie voor een civiel contract beschouwd. Het effect van de wet bleef gering: het was in feite nog geringer, dan men uit het overigens goed gedocumenteerd relaas van Dr. Maas zou kunnen opmaken. Dat de auteur ons over bepaalde streken niets mededeelt behoeft niet een gevolg te zijn van gebrek aan gegevens het is wel zeker dat die gegevens vaak ontbreken, omdat in feite niets gebeurde. Het franse regime duurde te kort om de zaak er door te drukken en zoals op zoveel punten juist van locaal bestuur betekende 1814 restauratie. Dat de gedachten, waarvan de Dijkwet van 1810 uitging toen nog geen gemeen goed waren, behoeft geen verwondering te wekken bij degene, die de reorgani saties van de laatste tijd van dichtbij heeft meegemaakt. De lezer zal opmerken, dat wij tot nog toe weinig gezegd hebben van het aan gekondigde boek: er valt ook weinig van te zeggen. De auteur heeft, voor zover beoordeling mogelijk is door iemand die maar één gewest voldoende kent, de stof zorgvuldig bewerkt, de problematiek is goed verbonden aan de actuele kwestie zonder terug te projecteren, het verhaal is geschreven in een sobere en heldere trant. Het is een akelig ongeval, dat niet vóór dit werk is verschenen, het proef schrift van P. H. Gallé over 'het dijk- en waterschapsrecht in zuidwest-Nederland', dat een men zou haast moeten zeggen volledige bewerking geeft van de literatuur. Aan deze samenvatting zou Dr. Maas veel hebben gehad voor zijn nu nogal magere gegevens over de toestanden ten tijde van de Republiek. Indien die iets beter uit de grondverf hadden kunnen komen, hoe revolutionair de Dijkwet van 1810 mag heten, was dan voor de niet ingevoerde lezer evidenter geweest. De studie van Dr. Maas heeft voor de archivaris, ook al is hij nauwelijks ge ïnteresseerd in het onderwerp, nog een interessant aspect: het is een voorbeeld van de waarde, die op het eerste gezicht vrij waardeloze archieven krijgen, indien iemand de moed en het geduld heeft over een vrij groot gebied uit onaanzienlijke stukken, de kleine gegevens te verzamelen niet alleen, maar ze ook in een groot verband te zetten Van der Gouw 1 Mr. P. M. Gallé, Beveiligd Bestaan. Grondtrekken van het middeleeuwse water staatsrecht in Zuidwest Nederland en hoofdlijnen van de geschiedenis van het dijks- beheer in dit gebied (12001963). Diss. Leiden 1963. [159]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1966 | | pagina 12