Verbeterde charterbewaring* Mr. Hardenberg is het hiermede eens en vraagt of de ontwerpreglementen, niet als in het verleden, van het ministerie kunnen uitgaan. Dat zal er veel meer kracht aan geven. De heer Hinrichs antwoordt, dat de situatie nu anders is dan in de tijd van Fruin en dat er bezwaren zijn tegen het optreden van het ministerie in deze. Mr. Hardenberg insisteert, dat het ministerie een modus dient te zoeken om het ontwerp officieel te doen uitgaan. De voorzitter verklaart, dat een kleine commissie gevraagd zal worden voor de nadere bestudering en dat daarna zo snel mogelijk een buitengewone vergadering bijeen zal worden geroepen. Hij schorst hierop om 12.30 uur de vergadering, waar na het gezelschap zich naar het gemeentehuis begeeft. Het wordt door Mr. J. A. Heemstra, wethouder van onderwijs en culturele zaken, namens het gemeente bestuur ontvangen. In zijn welkomstwoord vermeldt Mr. Heemstra, dat Deventer zojuist in bruikleen verworven heeft een charter van 1123, het oudste charter van het kapittel van de Grote kerk. In het bijzonder heet hij welkom aan Mr. B. van 't Hoff, de oud-gemeentearchivaris van Deventer. Na het dankwoord van de voor zitter verhaalt Mr. van t Hoff enige Deventer herinneringen en overhandigt hij enige oude werkjes op de stad betrekking hebbende. Na een lunch in het Schouwburgrestaurant heropent de voorzitter om 14.15 uur de vergadering voor de rondvraag. Dr. Struick informeert naar de algemene gedragslijn inzake honoraria voor op verzoek voor uitgevers en corpora geschreven studies. Algemeen is men van mening, dat hiervoor als regel een honorarium gevraagd dient te worden. Hierop sluit de voorzitter de vergadering en geeft het woord aan de gemeente archivaris van Deventer, Dr. Koch, die, geassisteerd door de directeur van de plaatselijke V.V.V., de heer W. Surink, een uiteenzetting met dia's geeft over de stadsontwikkeling van Deventer zoals die in bewaarde monumenten en stadsbeel den weerspiegeld is. Hierop volgt tot 17.00 uur een rondleiding, waarbij o.m. de Grote kerk, de zojuist ontdekte en nog niet aan een gezelschap vertoonde kelder van de kerk van het Florishuis der Broeders des gemenen Levens, de eveneens pas ontdekte restanten van het Ceciliaklooster van de Zusters des gemenen Levens, en de ruïne van de Lievevrouwenkerk bezichtigd, en vele al dan niet reeds gerestau reerde gevels, vooral in het Bergkwartier, bewonderd worden. [84] Motieven en proeve 'Erat sermo inter fratres'. Wie dit adagium1 niet kent in zijn bijbelse contekst, kent het tenminste als onderschrift bij Cornelis Troosts drinkebroers uit het Maurits- huis. Dat deze woorden gevleugelde woorden konden worden, bewijst dat een ge rucht onder de 'broeders' hardnekkig pleegt te zijn. Die hardnekkigheid van het gerucht blijkt ook aanwezig als men het durft te be staan van een voorgenomen wijziging in onze charterberging te gewagen. Onmiddel lijk flitst dan het rode lampje aan. Waar het precies staat, weet eigenlijk niemand, maar uit de dagen van 'olim': van Fruin, Feith en Muller moet de uitspraak dateren: charters mogen nooit in uitgevouwen toestand worden bewaard, en charters mogen zeker nooit worden opgehangen; om van zegels dan nog te zwijgen. De oorsprong van het verhaal is niet moeilijk te achterhalen. Alleen blijken bij controle de 'apoph- tegmata patrum' heel wat minder absoluut te zijn. Er zal dus 'Entmythologisierung' moeten plaats vinden. Slaat men immers de notulen van de elfde bijeenkomst der rijksarchivarissen van 16 October 1900 erop na, dan blijkt daar geheel iets anders geboekstaafd. Wij willen de toen gehouden discussies niet op de voet volgen. Wel zijn deze voor het aan de orde te stellen onderwerp nog van voldoende belang her lezen te worden. Weshalve het verhandelde, althans voor zover het de charters be treft, in een bijlage2 hier zal worden opgenomen. De enige conclusie, waartoe men na lezing vermag te komen, is, dat met uitzondering van Bondam, alsdan rijksarchi varis in Noord-Brabant, die principieel tegen bewaring van charters in uitgevouwen toestand is, de meeste rijksarchivarissen eigenlijk ervoor zijn. Redenen van prac- tische aard, voornamelijk de omvang van de uit te voeren ingreep, doet hen ervan afzien. Het advies dat de vergadering aan de minister wenst uit te brengen, wordt bepaald door een houding van 'quieta non movere'. Men moet, zo luidt het onge veer, de charters laten in de toestand, waarin men ze nu vindt: opgevouwen, opge rold of in plano. Er wordt geen enkel argument, laat staan een doorslaggevend argument aangevoerd tegen wijziging. Van een 'veto' op het uitgevouwen bewaren is dan ook geen sprake. Zo zien wij het gebeuren tot op de huidige dag, dat Utrecht bij Mullers berging in papieren zakjes bleef, en Friesland bij het systeem van de uitgevouwen oorkonden. De ironie van het geval wil wel, dat terwijl ieder in Utrecht zich haast dagelijks ergert aan de nauwe papieren keurslijfjes, coupe-Muller, juist Mededeling, gedaan op de Studiedagen voor Archiefambtenaren, 26-27 oktober 1965 te 's-Gravenhage. 1 Joan XXI. 23. Exiit ergo sermo iste inter fratres quia discipulus ille non moritur 2 Bijlage I. [85]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1965 | | pagina 3