ook van kleinere archieven inventarissen ter beschikking te stellen van de gebrui kers, deze thans vermenigvuldigd werd. Merkwaardigerwijze wordt in de zeer gedegen inleiding niet vermeld, hoe dit (of deze) archief (archieven) op het Utrechtse Rijksarchief is (zijn) gekomen. Wij moeten ons daarvoor behelpen met de mededeling in het Jaarverslag van 1951, dat het een bruikleen is van Jhr. W. C. Hooft Graafland, wiens grootmoeder Van Rappard een dochter was van Isabella Sophia van Löben Seis, op haar beurt de dochter van Jacqueline de Malapert. Uit deze afstamming blijkt ook de samen hang van beide archieven. De familie De Malapert, vermoedelijk afkomstig uit de buurt van Valenciennes, c. 1550 naar Antwerpen gekomen en na enige omzwervingen in het Sticht ge fixeerd, heeft een belangrijk archief nagelaten, dat door haar bezit van de heerlijk heden Over- en Neder-Jutphaas ook gewichtige gegevens omtrent haar bestuurlijke functies en omtrent haar nogal verspreide bezittingen (Plettenberg, Boelenstein en Maarsseveen) bevat. Omtrent de samenstelling van de inventaris valt alleen op te merken, dat deze een uitstekende indruk maakt. Wat betreft de tweede hoofdafdeling, de archivalia Van Löben Seis, geeft het jaarverslag van 1952 een toelichting: Alhoewel het in hoofdzaak Gelderse stukken betreft, moest voorhands deze collectie bij het hoofdarchief (de Malapert) blijven berusten. Nu is niets zo permanent als de tijdelijkheid, maar toch vraag ik mij af of in de loop der jaren niet gepoogd had kunnen worden toestemming te verkrijgen om deze collectie naar Gelderland over te brengen, waar al sedert 1938 het archief van de leenkamer van Spaensweert, waarmede de collectie nauw verband houdt, en dat afkomstig is van een andere nog bloeiende tak dezer familie, berust. Afgezien daarvan is het nuttig thans over een zorgvuldig bewerkte inventaris met regestenlijst te kunnen beschikken. De stamtafels De Malapert en Van Löben Seis zullen bij het gebruik van de inventaris hun nut zeker bewijzen. A. P. v. S. Dra. H. R. van Ommeren. Het archief en de handschriften van de grond- heerlijkheid 'Charlois en annexe polders', 14601887. Uitgave der gemeente Rotterdam, 1964 Charlois, waarvan de naam de herinnering bewaart aan Karei, graaf van Charo- lais, later bekend als Karei de Stoute, hertog van Bourgondië, dankt zijn ontstaan aan een schenking door bedoelden graaf, sedert 1459 heer van Putten en Strijen, aan een drietal edelen van het Westelijk deel van het in 1373 verdronken land de Riederwaard. Merkwaardigerwijze was aan deze schenking, bestemd om gelegenheid te geven het land te bedijken, niet enige rechtsmacht verbonden. Vandaar de namen grond- heerlijkheden en grondheren, in tegenstelling tot ambacht en ambachtsheren, die hun functie namens de landsheer uitoefenden. Waarom de bedijking niet door of [124] namens deze edelen werd uitgevoerd, doch het recht daartoe reeds 4 dagen na de schenking werd overgedragen aan een drietal burgers, is niet duidelijk ge worden. In de inleiding wordt een goed beeld gegeven van de verhouding ambachts- en grondheerlijkheid; het gezamenlijk secretariaat gaf aanleiding tot archivalische kronkelingen. In 1884 kreeg de gemeente Rotterdam de gehele grondheerlijkheid in bezit, en in 1887 werd de administratie daarvan met die der gemeente versmolten. Het heeft den samensteller de nodige moeite gekost, het archief te reconstrueren, en helaas moest hij daarbij constateren, dat vrij veel in de loop der jaren is ver loren gegaan, waaronder vele van de oorspronkelijke charters. Gelukkig geven de bewaarde cartularia ons de gelegenheid van de inhoud dezer verloren stukken kennis te nemen. Een kaartje van het gebied zou voor een niet-Rotterdammer niet onwenselijk geweest zijn, maar voor het overige heb ik niets dan lof voor hetgeen de heer Van Ommeren gepresteerd heeft. A. P. v. S. Inventaris van het archief van regenten en regentessen van het Deutzen- hofje, door mej. dr. I. H. van Eeghen (1962). Gemeentelijke Archiefdienst A msterdam Mej. Van Eeghen, zo zeer vertrouwd met de Amsterdamse instellingen en families, heeft aan de reeds verschenen inventarissen van hun archieven thans een zeer aantrekkelijk werkstuk toegevoegd. Het Deutzenhofje aan de Prinsengracht, reeds bekend om de fraaie gevel en het rijke interieur, bleek een bijzonder belangrijk archief te herbergen, dat door het bestuur in 1960 aan het Gemeentearchief in bruikleen werd gegeven. Behalve het vrij complete archief van deze instelling, in 1691 gesticht bij testament van Agneta Deutz, bevat de collectie een groot en belangrijk archief van de nu uitgestorven familie Deutz (van Assendelft). Een goed gestelde inleiding gaat aan de inventaris vooraf, die besloten wordt met een zeer uitgebreide stamboom der familie (in de 'kop' afwijkend van Nederl. Adelsboek 1941), een lijst van regenten en regentessen van 1692 tot heden, en, natuurlijk, een index van persoonsnamen. Doordat het hier slechts één familie betreft, is niet de moeilijkheid ontstaan voor den gebruiker, waarvan ik melding maakte in mijn bespreking van de inventaris van de familiearchieven Heshuysen c.a. (Ned. Arch. Blad 1962, blz. 54). Mej. Van Eeghen heeft weer een mooi stuk werk geleverd, moge zij op die weg voort blijven gaan, aan het materiaal zal het niet ontbreken. A. P. v. S. 125]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1965 | | pagina 23