De eindindruk is, dat de heer Klaasen een werkstuk heeft geleverd, waarvan de opzet zo goed en het kader zo ruim is, dat men graag gewild had, dat hij aan details en afwerking meer zorg had kunnen besteden. J. H. van den Hoek Ostende Mr. J. H. Rombach, Inventaris van het Archief van de Doopsgezinde Gemeente te Alkmaar, Gemeentearchief Alkmaar 1965, 25 blz(offset druk). Met deze publicatie wordt de in 1963 na vele jaren heropende reeks der Alkmaarse inventarissen voortgezet. Na de Evangelisch-Lutherse3 kwam de Doopsgezinde gemeente aan de beurt en ook nu heeft mr. Rombach gezorgd voor een duidelijk overzicht van de historie van de gemeente, wier archief hij inventariseerde. Deze is zo gecompliceerd, dat de bewerker terecht een 'stamboom' heeft toegevoegd, waarin we de samenvoegingen van Hoogduitsen en Friezen rond 1600, van deze met de Vlamingen omstreeks 1638, van de verenigde Vlaamse/Hoogduitse gemeente met de Waterlandse gemeente in 1674 en van deze met de oude Friese gemeente in 1809 tot de huidige Verenigde Doopsgezinde gemeente kunnen volgen. Afzonderlijke beschrijving van de archieven van de Waterlandse/Vlaamse, de Friese en de Verenigde Doopsgezinde gemeente lag aanvankelijk in de be doeling. Er werd van afgezien, omdat na de vereniging in 1809 de archieven geheel vermengd zijn. Bovendien is van het oudere archief veel verloren gegaan. Toen de Waterlandse gemeente in 1795 haar kerkgebouw moest afstaan voor de legering van Franse troepen is een kist met oude papieren vernield en de inhoud verscheurd en verbrand. Van de Friese gemeente ging zonder aanwijsbare oorzaak eveneens veel verloren. Uit de 17de eeuw zijn slechts enige eigendomsbewijzen over; in de 18de eeuw beginnen de resolutie-, lidmaten- en kasboeken, doch losse stukken en correspondentie zijn schaars tot aan de vereniging in 1808. Het archief van de Doopsgezinde gemeente kwam in 1951 in bruikleen naar de Alkmaarse gemeentelijke archiefbewaarplaats en werd in 1964 nog aangevuld, zodat alles wat bewaard bleef met uitzondering van de nog geregeld gebruikte bescheiden is overgedragen. De inventaris telt 162 nummers, waarvan 1122 afkomstig van de kerkeraad en 123143 van de diakonie, die bij deze gemeente een weinig zelfstandige positie had, zo werden bijv. slechts van 1842 tot 1937 afzonderlijke notulen van diakonievergaderingen gehouden. Deze diakonie kwam in het bezit van de goederen van de capellarie van Jacob Mathijszoon, een in 1466 gestichte vicarie op het Sint Nicolaasaltaar in de parochiekerk te Alkmaar. Hierover gaan in de inventaris de nummers 144150, waarvan het eerste een verzameling charters uit 14521566 omvat, die van het Doopsgezinde kerk archief is afgedwaald en via de Vereniging ter viering van de gedenkdag van Alkmaars ontzet in het stadsarchief terecht kwam. Zij werden in regestvorm 1 Zie Ned. Archievenblad 1964, blz. 126128. [118] gepubliceerd door C. W. Bruinvis in Bijdragen voor de geschiedenis van het bis dom Haarlem XVIII (1893), blz. 175188, en omdat zij buiten het eigenlijke kader van de inventaris vielen is ermee volstaan de collectie onder één nummer aan te duiden, met verwijzing naar het stadsarchief. Een dergelijke verwijzing werd ook gemaakt bij enige doopregisters en bij een tweetal testamenten, die hoewel behorende tot het archief van de Alkmaarse Doopsgezinden berusten in de archiefkamer van de Verenigde Doopsgezinde gemeente te Amsterdam. Onder Gedeponeerde archieven en Aanhang, samen 12 nummers, werden opgenomen stukken afkomstig van de eeuwfeestcommissie in 1908, de secretaris van de Friese Sociëteit C. Voorhout Bruinvis 18191823 en het Bazarcomité 1955, als mede merendeels gedrukte varia. Een chronologische lijst van predikanten sinds 1738 (toen beide nog afzonderlijke gemeenten gezamenlijk één predikant be riepen), een lijst van in de gemeentelijke prentverzameling aanwezige afbeeldingen van de kerk en predikanten en een index op persoonsnamen besluiten deze ver zorgde inventaris. Over de plaatsing van enkele nummers kan men met de samensteller van mening verschillen. De inventarissen van het archief van de Doopsgezinde gemeente uit 1857 en 1898 zal toch wel geen gebruiker zoeken in de onderafdeling Beheer van financiën en goederen. De onder Algemeen gebrachte stukken betreffende predi kantsberoepingen en -wedde zouden misschien in een afzonderlijke onderafdeling Predikanten bij de stukken van de kerkeraad duidelijker naar voren zijn gekomen. De nummers 2124 betreffende de belemmering van de vrije toegang tot de kerk door de jaarlijkse veemarkt; het Menno Simonskerkje te Witmarsum; het weder oprichten van het Burgerweeshuis te Alkmaar en de bijdrage der leden voor de Algemene Doopsgezinde Sociëteit zouden dan met de genoemde inven tarissen de onderafdeling Diversen hebben kunnen vormen. De nummers 22 en 24 zouden wellicht zelfs nog beter op hun plaats zijn in de zo aardig gevonden rubriek Externe betrekkingen. J. H. van den Hoek Ostende Gerhardt Enders, Archivverwaltungslehre. Berlin 1962, XV, 238 S. Archivwissenschaft und Historische Hilfswissenschaften, Schriftenreihe des Instituts fiir Archivwissenschaft der Humboldt-Universitat zu Berlin, Nr. 1 Dit boek, reeds in 1962 verschenen, maar ons pas in 1965 ter recensie aange boden, verdient wel onze bijzondere aandacht. In het eerste hoofdstuk, 'Charakter und Aufgaben des Archivs', geeft de schrijver een uiteenzetting over de betekenis van het begrip archief en zijn functie. Zoals wel meer in het buitenland wordt er onderscheid gemaakt tussen 'Registra- turgut' en 'Archivgut'. Wanneer de administratie haar stukken, het 'Registraturgut', niet meer nodig meent te hebben, worden ze 'archivreif'. 'Archivwürdig' zijn ze dan nog niet. Pas wanneer ze gezuiverd zijn van alles wat voor de geschiedenis geen waarde heeft, worden ze tot 'Archivgut'. De definitie luidt dan ook: 'Archiv- [119]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1965 | | pagina 20