Evangelisch-Lutherse Gemeente te Groningen3. Over het laatste ingekomen archief,
dat van de Lokaalspoorweg DeventerOmmen, had hij oprichtingsdatum en
datum van naasting door de staat kunnen naslaan in het Beknopt overzicht van
de Nederlandse spoor- en tramwegbedrijven1. Dit is slechts een voorbeeld, ook
bij het Dijkbestuur van Salland, het Ziekenfonds voor de arbeidende stand, de
Verfraaiingsvereniging Daventria, het Deventer Strijkje, enz. had de gebruiker
wel gaarne iets van de geschiedenis der instelling en de lotgevallen van het archief
vernomen0. Te betreuren is verder, dat geen literatuuropgave werd toegevoegd.
Anderzijds had de opmerking, dat de oude schutten in de 14de eeuw jaarlijks
geheel op stadskosten werden gekleed met bruin en rood laken, over de naden
belegd met witte strepen, achterwege moeten blijven in de toelichting bij een
schutterijarchief, dat in 1815 begint. Wat de 19de en 20ste eeuw betreft waren
daar naast enige Koninklijke Besluiten zeker de wetten op de schutterij van
27 februari 1815, S. 20 en 11 april 1827, S. 17, alsmede de landweerwet van
24 juni 1901, S. 160, die de opheffing van de schutterijen inleidde, op hun plaats
geweest. Overigens zal het ook in Deventer bij de schuttersraad wel niet de
auditeur-militair geweest zijn, die vonniste. Het woord van Van der Gouw, dat
een heldere inleiding gewoonlijk het preludium is tot een doeltreffende inven
taris6, had de schrijver beter tot richtsnoer kunnen nemen dan een hem misschien
bekend geval van een oppervlakkig gelezen inleiding.
In afwijking van de Algemene regels voor de verzorging van de gemeente
archieven na 1813, door de minister van Binnenlandse Zaken bij circulaire van
28 december 1949, nr. 313270, afd. B.B. vastgesteld, heeft Klaasen na de eerste
afdeling: archief van het gemeentebestuur, gevormd onder het beheer van de
secretaris, eerst de archieven van de diensten, bedrijven en instellingen beschreven
in afdeling II en in afdeling III de archieven van de door het gemeentebestuur
ingestelde commissies geplaatst. Met mej. Versprille7 achten wij dat een goede
greep. Dat het archief van de Ontvanger in afdeling II afzonderlijk werd beschre
ven en niet gebracht onder Financiën in afdeling I, wat elders wel eens is gebeurd,
getuigt van de wil van de bewerker de aard der verschillende fondsen goed te
doen uitkomen, zoals hij dat ook met de andere van de secretarie gescheiden
administraties heeft gedaan. Waarom echter de bevolkingsregisters in de eerste
afdeling sub III zijn geplaatst en de registers van de burgerlijke stand het eerste
der Ingekomen archieven, afdeling V, uitmaken, blijft voor ons een vraag. De
Code archiefordening en documentatie voor de overheidsadministratie van de
Vereniging van Nederlandse gemeenten plaatst deze series onder 1.755.3 en
1.755.2 achter elkaar en zo zouden we ze hier ook in afdeling I verwachten.
Het College van Zetters, waarvan het tweede der Ingekomen archieven afkomstig
3 Ned. Archievenblad 1964, blz. 127.
Samengesteld door J. W. Sluiter, Leiden 1961. Het bedoelde spoorwegbedrijf heet
daar Overijsselsche Lokaalspoorweg-Maatschappij Deventer-Ommen.
Blijkens nr. 5018 werd het archief van de Verfraaiingsvereniging in 1953 aan de
gemeente overgedragen.
6 Inleiding tot de archivistiek, blz. 68.
7 Ned. Archievenblad 1963, blz. 35.
[116]
is, had een zekere band met de gemeente, doordat de burgemeester er ambtshalve
lid en voorzitter van was. Bleef het college in gebreke, dan moest de burgemeester
bepaalde zaken alleen ter hand nemen en ten spoedigste afdoen8. We hadden
graag van de heer Klaasen vernomen, waar de rest van dit fragmentarische archief
is gebleven en ook of deze stukken niet eigenlijk in een rijksarchief thuis horen.
Wellicht heeft tijdgebrek de heer Klaasen parten gespeeld en hem verhinderd
alle noten zodanig uit te werken als hij bijv. bij de Ingekomen stukken resp.
dossiers van het gemeentebestuur (nrs. 2632044), de Bank van Lening en de
Deventer Muziekschool beeft gedaan, en had hij ook geen gelegenheid de be
schrijvingen nog eens door te nemen. Verder rijst de vraag, of bij deze ingekomen
stukken na 1850 hetzij door de administratie hetzij door de archiefdienst enige
vernietiging van daarvoor in aanmerking komende stukken aan de hand van de
uit artikel 5 van de Archiefwet 1918, S. 378 voortvloeiende lijst van de ministers
van Binnenlandse Zaken en van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is over
wogen en al dan niet ten uitvoer gebracht.
De inhoudsopgave had er zeer bij gewonnen als in de derde afdeling de in
totaal 36 commissies met name waren opgesomd. Bij de desbetreffende bescheiden
hadden de raadsbesluiten van instelling c.q. opheffing van de commissies in noten
vermeld moeten worden. Veel gegevens, die de inventarisator tijdens de beschrij
ving van de stukken aan het archief zelf ontleend moet hebben, zijn nu voor de
gebruiker van zijn werk verloren gegaan. De beschrijvingen in de reeds genoemde
lijst der bestekken en voorwaarden doen veelal denken aan degene, die men op
sommige archieven bij overgedragen bescheiden van de administratie ontvangt.
Soms staat er bijv. bij vermeld: bouwen of maken, dan: reparatie of vernieuwen,
maar dikwijls wordt alleen het object zonder meer genoemd1'. Als er geen tijd
was om de lijst hierop na te lopen vóór de publicatie van de inventaris, had beter
met een verwijzing naar het bestaan ervan volstaan kunnen worden, evenals
geschied is bij de 3444 losse bouwtekeningen uit de 19de en het eerste kwart van
de 20ste eeuw, die in 1960 werden beschreven en voorzien van een alfabetische
index, vermeldende de namen van de huizen, openbare gebouwen, pleinen, straten
en eigenaren.
De archieven van de gasthuizen en de instellingen van weldadigheid zijn niet in
deze inventaris opgenomen, omdat die afzonderlijk zullen worden beschreven,
daar men de stukken van één en dezelfde instelling van vóór 1814 en van de
nieuwere tijd niet over meer inventarissen wenste te verdelen10.
8 Artt. 2, 14 en 15 van de wet van 5 april 1870, S. 63, houdende instelling van
collegien van zetters voor 's Rijks directe belastingen. Deze waren reeds bekend door
art. XXIII van de wet van 21 mei 1819, S. 34, houdende een nieuwe ordonnantie op
het regt van patent.
0 Waarom o.a. deze stukken doorlopen tot 1958 wordt niet onthuld. De verwijzing
(bij 3755) betreft niet 548, maar 566. Ook de verwijzing van de Muziekschool naar de
Commissie van Toezicht klopt door latere omwerking niet meer.
10 Wel werd opgenomen het archief van de Armenfabriek (18211892), die blijkens
het historisch overzicht in 1806 door de Algemene Armenkamer werd opgericht. De
archiefstukken werden in een goede staat aan het gemeentearchief overgedragen en de
inventarisatie leverde geen moeilijkheden op. Maar waar bleven de archiefstukken van
1806—1821?
[117]