schrevene wijze bewaard, bij het nemen uit de doozen gevaar loopen uit hunne om hulsels te glijden en daardoor te beschadigen. Ook de heer Muller acht de bewaring der charters, als geschetst wordt door den heer Feith, bedenkelijk. Hij vond den toestand aldus op het archief der stad Utrecht, doch wijzigde dit, omdat de charters in die bladen papier niet vast genoeg bleken te liggen, verschoven en beschadigden, vooral de zegels. De heer Joosting is voor uitgevouwen bewaren der charters, doch alleen, wanneer dit zonder eenig bezwaar mogelijk is met betrekking tot de hoeveelheid en de vou wen van ieder stuk. Anders, vooral wanneer de vouwen scherp zijn, wil hij den ouden vorm behouden of herstellen en de stukken bewaren in papieren zakjes enz., als reeds is aangegeven. Naar het verkregen resultaat acht hij herstelling met Japansch papier het best. De heer Rutgers wil de charters zooveel mogelijk in den ouden vorm behouden of terugbrengen, en ruime zakjes gebruiken met het oog op de zegels, zooals reeds door verschillende heeren werd besproken. Ook hij wenscht herstelling alleen met Japansch papier. De Voorzitter meent ook, dat men de oude vormen zooveel mogelijk moet be houden of herstellen; hij gebruikt ook papieren zakjes en wil den vorm daarvan laten afhangen van den vorm van het charter. In het algemeen rijksarchief ge bruikte men drie soorten; dit is z.i. verkeerd, uniformiteit is schadelijk. Op de zak jes brenge men aan eene beschrijving van het stuk. Men plaatse niet te veel char ters in eene doos. De charters, die in anderen toestand zijn gebracht, wil hij dien overeenkomstig, zooveel mogelijk, in den ouden vorm herstellen, behalve de van eene krijtlaag voorziene stukken. Voor herstelling kan z.i. alleen in aanmerking komen Japansch papier; doch men beplakke alleen de gelaedeerde plaatsen, opdat uiterlijke kenteekenen behouden blijven. Daarom ook meent hij, dat het beter is sommige (b.v. onechte) charters niet op te plakken, om de kenteekenen (van echtheid of onechtheid enz.) niet te verminderen. De heer Bondam voegt in verband hiermede nog aan het door hem gezegde de reserve toe, wat betreft de herstelling der charters, dat hij van de voor- en achter zijde van belangrijke stukken vóór het opplakken photographieën zoude willen né men. Zonder hoofdelijke omvraag wordt alsnu vastgesteld, dat als meening der ver gadering aan den minister zal worden te kennen gegeven: 1°. dat men, in beginsel of omdat eene andere wijze van bewaring niet uitvoer baar is, meent, dat charters, die door de opvolgende beheerders der archie ven zijn gelaten in hun ouden toestand, in dien toestand (hetzij opgevouwen, opgerold of in plano) moeten worden behouden; terwijl de opgevouwen charters het best worden bewaard in papieren zakjes, en eenige dier zakjes in een kartonnen doos met luchtgaten geborgen; 2°. dat in verband daarmede voor charters, die in verloop Van tijd zijn gebracht uit hun ouden vorm, die vorm in beginsel behoort te worden hersteld; 3°. dat uit de thans bekende middelen tot herstelling van charters het Japansch papier ontegenzeggelijk boven alle andere te verkiezen is; I 102 terwijl de vergadering eenstemming den wensch uitspreekt, dat de minister moge intervenieeren langs den door hem te beoordeelen weg, opdat de archieven in staat gesteld worden, het hier niet in den handel verkrijgbaar Japansch papier voor genoemd doel te ontvangen. [103

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1965 | | pagina 12