I Extract uit de notulen van de elfde bijeenkomst
der rijksarchivarissen
op Dinsdag 16 October 1900, te 's-Gravenhage
De Voorzitter stelt aan de orde de bespreking der vraag:
„Welke regelen zijn te stellen voor de veilige materieele bewaring van oude char
ters, van liassen, van zegels?"
en stelt voor achterenvolgens te bespreken de veilige bewaring van charters, van
zegels en van liassen. In de eerste plaats dus
De bewaring der charters
waarbij hij erop wijst, hoe zij in vroeger tijden meestal werden bewaard, opgevou
wen of opgerold; in Engeland opgerold, bij ons echter doorgaans opgevouwen en
dan in diepe laden of spanen doozen gelegd.
De heer Fruin meent, dat iedere wijze van bewaren hare bezwaren heeft. In het
Zeeuwsch depót vond hij de charters uitgevouwen op kartonnen bladen, op de hoe
ken daarop bevestigd met ijzerdraad, daarna de bladen in portefeuilles gelegd. Op
die wijze waren natuurlijk de zegels zeer geschonden, terwijl aanteekeningen in
dorso van het charter onleesbaar waren. Ook waren door het ijzerdraad roestvlek
ken veroorzaakt. Hij heeft daarin verandering gebracht, de charters weder doen
opvouwen, dan ieder charter geborgen in een papieren zakje iets grooter dan het
stuk, en eenige zakjes te zamen in eene kartonnen doos, waarin luchtgaten. Ten
slotte de doozen in openstaande kasten. Een bezwaar van deze wijze van bewaring
is, dat op de vouwen het charter licht afschilfert. Het best ware, ieder charter af
zonderlijk te bewaren, uiteengevouwen in een platte doos, doch dit is met het oog op
de daarvoor noodige ruimte onuitvoerbaar. En dan is de opgegeven wijze z.i. de
beste.
De heer Muller is het in hoofdzaak met het gezegde eens, doch is bepaald tegen
het systeem, charters uiteengevouwen te leggen in doozen of schuifladen, omdat de
vervaardiging der platte laden (wegens de groote omslachtigheid der zaak) nagenoeg
nooit met de vereischte zorgen voor alle details geschiedt, en omdat alsdan dit sys
teem meer schade doet dan de meer eenvoudige bergingsmethoden, die algemeen in
gebruik zijn. Hij vindt verreweg het beste de charters te bewaren in zakjes en deze
in doozen; immers wanneer het perkament niet al te slecht is, hinderen de vouwen
niet. Uitdrukkelijk echter vestigt hij er de aandacht op, dat de zakjes niet precies
moeten sluiten om het charter, doch er eenige speling moet wezen, omdat anders
geene voldoende ruimte aanwezig is voor het zegel. Opgerolde charters worden in
zijn depót gevonden in het kapittelarchief van St. Marie; dit acht hij in principe de
[98]
beste wijze van bewaring. Hij meent echter, dat eenmaal gevouwen charters niet
moeten worden opgerold.
De heer Bondam heeft, in samenwerking met anderen, allerlei systemen van be
waring beproefd. Hij heeft charters zelfs zien uitstrijken. Het resultaat, waartoe hij
kwam, was, dat de middeleeuwsche vouwwijze, die gevolgd is, zoolang de charters
zijn vervaardigd, alle systemen van uitspannen, opspalken enz. moet doen verwer
pen. Het stuk kreeg van den maker of uitgever eene „plique", en door verdere vou
wing een vorm, die, in verband met rugschriften, latere nummering, dorsale quittan-
tiën enz. er een zeker karakter aan heeft gegeven. Dit historisch karakter doet men
door de vormverandering geweld aan. Bovendien is het ontnemen der vouwen ge
vaarlijk werk. Want men pleegt ook geweld aan het steeds min of meer weerbarstige
materiaal; en er bestaat gevaar voor afschilfering. Om deze reden verkiest hij de
plaatsing, met behoud der oude vouwen, in stijve, groote enveloppen, die luchtig
naast elkaar komen te staan in hooge kartonnen doozen met klep; de zegels om
wikkeld met watten en hangende in de enveloppe, naast het charter; de doozen in
afzonderlijke kasten met gaasdeuren. Alleen in enkele gevallen wil hij het stuk bij
de plaatsing in de enveloppe, een vouw minder en desnoods een nieuwen vouw
geven; nl. waar slijtage of een gat of een vuurvlek het gewenscht maakt.
De heer Muller herinnert eraan, hoe ook de heer van Hasselt van het uitleggen der
charters slechte gevolgen voor de stukken ondervond. Verder deelt hij mede, hoe
de bisschoppelijke charters, een paar jaren geleden door hem overgenomen van het
algemeen rijksarchief, in vroeger tijd, toen zij te Gouda werden bewaard, zeer veel
te lijden hadden gehad van vocht; zij waren daarom later geplakt op stevig papier,
doch op zijn bureau door den klerk van het gemeente-archief van Utrecht losge
weekt en voorzichtig bevestigd op Japansch papier, waarbij de dorsale aanteekenin
gen werden ontzien. (Ter overtuiging toont hij daarvan een paar uitstekend ge
slaagde proeven). Ook papieren charters zijn op die manier behandeld en daardoor
behouden geworden. Dat papier was echter niet in den handel verkrijgbaar, doch
door hem ontvangen van den algemeenen rijksarchivaris, die het ontving van den
secretaris der Japansche legatie; hij uit den wensch, dat pogingen worden gedaan
dit papier te verkrijgen.
De heer Bondam merkt op, dat hij alleen sprak van charters, die in goeden staat
verkeeren, omdat hij meende, dat alleen deze aan de orde waren.
In verband hiermede besluit de vergadering, op voorstel van den Voorzitter, dat bij
de besprekingen achtereenvolgens zullen worden behandeld:
1. de goed bewaarde charters, waarbij in de wijze van bewaring geene verande
ring is gebracht;
2. de charters, die door latere beheerders in een anderen toestand zijn gebracht;
3. de charters, die herstelling behoeven.
De heer Bondam herhaalt alsnu voor 1dat hij behoud van de oude wijze van be
waring gewenscht acht. Dienovereenkomstig meent hij, dat wat de charters onder 2.
betreft de oude toestand zooveel mogelijk moet worden hersteld, op de gronden
door den heef Fruin ontwikkeld. Charters, die herstelling behoeven, herstelle alleen
een daarin geoefend, zeer handig werkman met het getoonde Japansch papier.
[99]