Buitenlandse archivistische literatuui
Der Archivar 1963 afl. 1 is grotendeels gewijd aan de Deutsche Archivtag 1962
in Mannheim en de Oesterreichische Archivtag 1962 in Eisenstadt (Burgenland).
In Mannheim behandelden de Duitse collega's in 7 groepen: archivarissen aan
staatsarchieven, archivarissen aan gemeente- en andere publiekrechtelijke archie
ven, kerkelijke archivarissen, archivarissen van huis-, familie-, en personenarchie-
ven, fabrieks- en bedrijfsarchivarissen, parlementsarchivarissen en archivarissen
van pers-, radio- en filmarchieven, diverse problemen, waarvan wij noemen het
maken van schaduwarchieven van mikrofilms, het gebrek aan hoger personeel
voor de gemeentearchieven en het vernietigingsprobleem bij R.K. kerkelijke archie
ven. Van een aantal Duitse kranten uit de eerste helft van deze eeuw zijn jaar
gangen op mikrofilm verkrijgbaar. Op de Oostenrijkse archiefdag stonden de
Archivalienschutzgesetz en Archiv und Technik (bouw en inrichting van archief
bewaarplaatsen, restaureren en verfilmen van archiefstukken) in het middelpunt
der belangstelling. B. Meyer behandelt 'Aufgaben des gehobenen Archivdien-
stes'. Archivinspektor, Referent en Direktor hebben ieder een eigen taak, die
slechts met inzicht in het geheel en in een geest van samenwerking goed verricht
kan worden. De volgende alinea duidt op een instelling, die in het Amsterdamse
Centraal Secretariearchief reeds kort na 1945 werd verwezenlijkt:
'Wird nicht schon allein die Raumnot die Archive zwingen, Neuabgaben sofort
und sehr gründlich zu bearbeiten, damit Entbehrliches so rasch wie möglich ver-
nichtet werden kann? Ein weites Feld wiirde sich daher den Archivinspektoren
eines Landes oder des Bundes eröffnen, wenn der Plan verwirklicht wiirde, 'Zwi-
schenarchive' zu errichten, die den Behörden als 'zentrale Altablagen', den
Archiven aber als ein sicher bald unenthbehrliches 'Filter' vor der Uebernahme
der zur dauernden Aufbewahrung bestimmten Akten dienen könnten.'
Der Kreisarchivar in Baden-Wiirttemberg door E. Gönner, met medewerking van
M. Akermann, H. Schmalz, F. Götz, P. Schwarz en K. F. Eisele, behandelt de
zorg voor de gemeentearchieven in dat gebied door de Kreisarchivar, te vergelijken
met onze streekarchivaris. B. Poll schrijft over het Internationale Persmuseum in
Aken, L. H. Gann over het archiefwezen in Rhodesië en Nyassaland1) en V. Kroll
over Die Publikation der Akten zur deutschen Aussenpolitik zwischen den Welt-
kriegen.
Afl. 2 is voor het grootste deel een Festgabe voor Archivdirektor Dr. Johannes
1 Geenszins een Duitse vertaling van de in het Engels geschreven bijdrage van dezelf
de auteur in S. A. Argiefblad 1962. Bovendien hier ook een plattegrond van het archief
gebouw in Salisbury.
[164]
Papritz, Direktor der Archivschule Marburg, ter gelegenheid van zijn 65e verjaar
dag. Medewerkers aan de archiefopleidingen van Marburg en München en gast
docenten aan eerstgenoemde school leverden bijdragen.
E. Sabbe: Hommage au Dr. Johannes Papritz, geeft een levensbeschrijving,
waarin als belangrijkste verdienste van Papritz gesteld wordt zijn zich rekenschap
geven van het belang van de techniek, vooral de fotografie, voor de archieven. H.
Hardenberg: Zur Frage der Ordnungsprinzipien, stelt de zeven in Nederlandse
Archiefterminologie genoemde ordeningsbeginselen tegenover de door H. O. Meis-
ner in beginsel alleen erkende Provenienz en Pertinenzprincipien, waarvan alle
verdere ordeningsvormen slechts afleidingen zouden zijn. In de praktijk worden
bovendien de beginselen soms gecombineerd toegepast. 'Das Grün des goldenen
Lebensbaums kann man ja doch am besten spüren, wenn man die graue Theorie
nicht allzu streng schematisiert.' A. Szedö behandelt Das ungarische Archivwesen.
R. Grieser schrijft over Staatliche Archivbauten in Niedersachsen (met plattegron
den). M. Miller, Staatliche Archive, Behörden oder Einrichtungen?, kiest voor het
eerste 'mit dem Staat gegebene Organe für sein Tatigwerden', terwijl Einrichtungen
of Anstalten slechts 'urn die, meist technisch bedingte, Erbringung konkreter sach-
licher Leistungen gehen. S. Dörffeldt geeft een juridische beschouwing over Der
Erwerb staatlicher und kommunaler Archivalien durch Privatpersonen. F. Zim-
mermann: Archivstatistik, onderscheidt daarbij bestand en gebruik en geeft een
aantal tabellen. B. Zittel geeft een overzicht van Neue Modelle und Werkstoffe
für Urkundenkasten (met afb.). W. Kohte onderscheidt Bild- und Filmarchive van
Phototheken en Filmotheken: de eerste bevatten orginelen met het daaraan ver
bonden auteurs- en reproductierecht, de tweede slechts copieën. W. Muller aeeft
richtlijnen voor Titelaufnahme bei modernen Akten. H. Boberach pleit voor uit
breiding van de Dokumentation (vastleggen van feiten o.a. in enquêteformulieren,
dagboeken, etc.), im Archiv. H. Dahrn: Behördenprovenienz und Ressortpro-
venienz, behandelt ordeningsproblemen in het Ministerialarchiv Nordrhein-West-
lalen. K. Diilfer bespreekt Ordnung und Verzeichnung an Pertinenzen und Pro-
venienzen im Staatsarchiv Marburg. W. A. Eckhardt geeft een architectonisch-
vergelijkende studie over Der Archivturm des Stifts Kaufungen (met afb.). E. G.
Franz vertelt over Vorlaufer des Einheitsaktenplans, Kurhessische Registratur-
plannung im 19. Jahrhundert. C. Haase stipt Probleme einer neuen Bestandsiiber-
sicht für das Niedersachsische Staatsarchiv in Hannover aan en geeft een overzicht
van de huidige toestand. W. Heinemeyer behandelt de technische vraagstukken bij
de Restaurierung des Hessischen Samtarchivs im Staatsarchiv Marburg. E. Pitz
geeft Beitrage zur Geschichte des lus Archivi, dat in de 18e eeuw geformuleerd
werd als: Privatae scripturae per hoc, quod in archivo reperiuntur, publicae fiunt.
G. Vollmer besluit met Der Bestand Gestapoleitstelle Düsseldorf im Hauptstaats-
archiv Düsseldorf, dat ca. 72000 Personenakten omvat.
Buiten de Festgabe valt: Die Richtlinien der Germania Sacra door J. Prinz, over
deze door het Max-PIanck-Institut für Geschichte te Göttingen uitgegeven Histo-
risch-statistische Beschreibung der Kirche des Alten Reichs, waarvan in 1962 weer
een deel (over bisdom Wiirzburg) verscheen.
[165]