Aflevering 1 van de jaargang 1962 van Archives, Bibliothèques et Musées de
Belgique1, het halfjaarlijks tijdschrift der Vereniging van Archivarissen, Bibliothe
carissen en Conservators van Musea daar te lande, begint met een artikel van M.
Fauconnier over Genèse, avatars (vormveranderingen) et perspectives d'une Sec
tion d'archives économiques et sociales contemporaines, nl. van de Archives de
la Ville de Bruxelles, gesticht door Guillaume Des Marez, een veelzijdige persoon
lijkheid, die tegelijkertijd archivaris van Brussel, professor aan de Vrije Universi
teit aldaar, historicus en popularisator van plaatselijke geschiedenis en architectuur
was. Toen hij in 1899 aan het Brusselse archief kwam vond Des Marez daar een
grote hoeveelheid ogeordende papieren. Bij het ordenen bleken documenten be
treffende de handel uit de 17e en de 18e eeuw de kern van deze verzameling te
zijn. Dit bracht Des Marez er wellicht toe in 1902 onder de naam Bruxellensia
contemporaine papieren betreffende deze materie te gaan verzamelen, zoals in
Gent de bibliothecaris F. van der Haeghen deed. In het rapport annuel du Service
des Archives de la Ville de Bruxelles zette hij zijn programma uiteen: het verza
melen van gedrukte of geschreven stukken betreffende het artistieke, economische,
sociale en politieke leven van de stad. De ordening van al dit materiaal liet de
eerste jaren nog wel iets te wensen over, maar bij raadsbesluit van 31 mei 1920
werd de reeds genoemde Section opgericht, waarvan de schrijver van het artikel
van de voorbereiding in 1919 af tot 1938 de leiding had, tot diens dood op 2 no
vember 1931 in nauwe samenwerking met Guillaume Des Marez. Van 1938 tot
1949 werd aan de Section d'archives économiques et sociales weinig aandacht be
steed, maar daarna kwamen ze onder de titel 'Fonds Fauconnier' weer in de be
langstelling. Uit de beschrijving blijkt, dat deze archives naar onze begrippen
slechts weinig archief bevatten (wat wij als particuliere archieven van kooplieden
of bedrijven zouden omschrijven), veel bibliotheek, foto's, die wij onder de ru
briek 'zeden en gewoonten' van een topografische atlas bewaren, en zelfs enige
museumvoorwerpen als medailles, insignes en sieraden. F. de Vrieze geeft
verslag van de van 9 tot 18 oktober 1961 te Parijs gehouden internationale confe
rentie over de beginselen van het catalogiseren van bibliotheken. In de Mé
langes wordt aandacht gewijd aan het archief van de abdij Bethlehem bij Bergen, de
Leninbibliotheek te Moskou, de bibliotheek van de Technische Hogeschool te Delft,
het vijftigjarig bestaan van de Deutsche Bücherei 1912-1962, die beschouwd kan
worden als verzamelplaats van de Duitse typografische productie en als centrale
van de Duitse bibliografie, en de 28e bijeenkomst van de Fédération Internationale
des Associations de bibliothècaires te Bern op 27 tot 31 augustus 1962. In memo-
riam Gaston-Denis Périer, verslagen, kronieken, bibliografie en ledenlijst besluiten
deze aflevering.
De tweede aflevering begint met Documentation sur le Congo et le Ruanda-
Urundi: Bibliographies spéciales door Th. Heyse. F. Remy, over Napoleon I
en de boeken, is de tekst van een voordracht voor de Section des bibliothècaires
1 Alleen de ondertitel is Frans en Nederlands. De algemeen secretaris F. de Vrieze heeft
echter op 11 maart 1962 voorgesteld ook de titel tweetalig te maken.
[86]
de l'Association des Conservateurs d'archives et de bibliothèques. Behandeld wor
den Napoleons voorkeur bij het lezen, zoals die blijkt van 1784, toen hij studeerde
aan de militaire school te Brienne, tot zijn laatste jaren op St. Helena toe, en die
steeds meer uitging naar geschiedenis en levensbeschrijving, en zijn drie biblio
thecarissen Louis-Madeleine Ripault, l'abbé Carlo Denina en Antoine-Alexandre
Barbier. 'Dans son commerce constant et assidu avec les livres, l'empereur ne fut
pas un collectionneur ou un bibliophile, mais simplement un grand, exigeant et
infatiguable liseur'. E. Brouette schreef over Documents inédits des comtes et
comtesses de Flandre relatifs a des monastères de l'Artois, aan de hand van een
door Roger Rodière (1870-1944) in 1929 gemaakte copie van geneaologische aan
tekeningen van lean-Robert Hannedouche uit 1657. Deze aantekeningen berusten
in het familiearchief van de markies de Beauffort te Brussel, het afschrift van
Rodière in de departementsarchieven Pas-de-Calais te Atrecht. J. Baerten toont
aan, dat er waarschijnlijk nooit een akte van in leen geven van het graafschap
Looz aan de kerk van Luik heeft bestaan, omdat dit graafschap al vroeg onder
de keizerlijke suzereiniteit was uit gekomen. E. Sauvenier-Goffin behandelt
moderne opvattingen bij de bouw van bibliotheken voor universiteiten. In me-
moriam prof. dr. Frans Blockmans, archivaris van Antwerpen, en de gebruikelijke
verslagen, kronieken en boekbesprekingen besluiten de tweede aflevering. Onze
indruk is, dat zowel de Nederlandse taal als het archiefwezen dit jaar een te ge
ringe plaats innamen. Over musea is buiten de verslagen niets te vinden, maar
dat houdt er misschien verband mee, dat de sectie der conservators van musea
gaat fuseren met andere dergelijke organisaties tot de Association des Musées de
Belgique.
J. H. v.d. HO.
The Journal of the Society of archivists II 7 (april 1963) begint met het Presi
dential address, door W. Kaye Lamb uitgesproken op 4 mei 1962, getiteld:
Keeping the past up to date. Vernietiging van archiefstukken is een der themata,
als de archivaris daarbij niet de leiding neemt, zal een ander het doen en het voor
de archivaris uiterst moeilijk zijn te bewerkstelligen, dat materiaal, dat hij van
waarde acht, niet vernietigd wordt. 'Modern archivists must be prepared to pass
judgement on records, including the sentence of life or death; the must be ready
to pick and choose the items that should be kept, and to decide which items may
be destroyed without serious historical loss.' Nicholas Ridley schrijft over The
local government (records) act 1962. Ronald W. Lightbown begint de serie
The Iconography of archives met de Tavolette di Biccherna van Siena, de be
schilderde omslagen van de rekeningen van de schatkist. Afbeeldingen van die van
het tweede halfjaar van 1357 en het eerste halfjaar van 1402 zijn aan dit artikel
toegevoegd. Over de achtergronden van het aanbieden van rapporten enz. over
buitenlandse zaken aan het parlement in het midden van de 19e eeuw schrijft
Valerie Cromwell. Bij de Shorter Communications ook weer als aan het slot
van het Presidential address opmerkingen over de archiefambtenaar en het
publiek.
87