veren: de aanduidingen zijn uiterst kort en summier. Omschrijvingen als: 'diverse littere de bonis in N', 'diverse recognationes locationum terrarum in etc', 'proces sus contra A de decimis in B' voor pakken charters zijn niet zeldzaam; aanwijzin gen als 'coninc Willaems brief', 'den brief van der stede van N beroerende tveer' en gehele seriën en pakken worden soms als 'oude reeckeningen van de Grote Kamer', 'diverse stucken betreffende Drenthe' geregistreerd. Dergelijke lijsten zijn voor de tegenwoordige behoeften geheel onvoldoende. Zij, die thans archief-in ventarissen raadplegen, zijn personen, in alle delen van het land en zelfs in het buitenland verspreid; hun is het niet in de eerste plaats om het bewijs van een geldelijk voordeel aanbrengend recht, maar om de kennis van oude toestanden, niet altijd die van de betrokken corporatie alleen, te doen. Men mag bij hen niet stellen eene nauwkeurige kennis van het wezen en de goederen der bedoelde cor poratie, zoals de secretaris die bezat. Er is meer: de makers der oude inventarissen, hoezeer in hunne eigene corporatie veel beter tehuis dan wij, misten bijna altijd de kennis van oude kerkelijke en rechtstoestanden, die onontbeerlijk is voor het juist verstand der oudste, voor ons belangrijke stukken: hunne omschrijvingen zijn dus veelal onbegrijpelijk en niet geheel nauwkeurig'. Hieraan dient toegevoegd te worden, dat de oude archiefinventarissen vaak ook voor nog een ander doel werden vervaardigd, n.l. om te dienen als proces-verbaal van overdracht bij ambtswisseling of bij overgang van rechten en functies op een ander orgaan. Hoewel de overheidsarchieven dus in het algemeen als gesloten eenheden onder de eigen administraties bleven berusten, in enkele absolutistisch geregeerde staten, zoals Spanje en Oostenrijk, dwongen de omvangrijke centrale administraties tot een andere oplossing. De afgehandelde bescheiden werden er in centrale bewaar plaatsen ondergebracht. Van een openbaarheid van deze stukken, zoals in de 19e eeuw, was toen echter nog geen sprake. Als voorbeelden van dergelijke centrale archiefbewaarplaatsen kunnen genoemd worden het Spaanse staatsarchief van Karei V en Philips II te Simancas (16e eeuw) en die van Maria Theresia te Brussel en Wenen (18e eeuw). Gezien de continuïteit van de bestuursinstellingen tot in de 18e eeuw was een opzettelijke, laat staan een gereguleerde, vernietiging door de eigen administratie, zoals wij die thans kennen, een ongekend verschijnsel, ondanks het feit, dat zich toen toch ook al het ruimteprobleem voordeed. Aan de hand van het bovenstaande mogen we voor deze periode constateren: 1 een ontwikkeling van de directe toegankelijkheid door middel van splitsing van reeksen en series en rubriek- en dossiervorming in charter- en loketkassen; 2 een ontwikkeling van de indirecte toegankelijkheid door middel van eenvoudige registers met marginale kenmerken en/of tafels, repertorium, index, klapper en inventaris; 3 een eerste ontplooiing van rationeel-deductieve registratuur plannen als uitvloei sel van de rubriek- en dossiervorming in charter- en loketkassen; 4 als regel eenheid in beheer van lopend- en oud-archief wegens de continuïteit van hun actualiteit met als consequentie geen openbaarheid. [14] Franse Revolutie tot heden Pas met de Franse Revolutie is in deze vrij statische toestand een ommekeer ge komen. Diepgaande wijzigingen in de politieke verhoudingen leidden ook tot ver anderingen in het bestuurspatroon. De leer der triaspolitica en de idee van de een heidsstaat vonden ingang. Geheel nieuwe registraturen ontstonden. De oude ar chieven waren, naar men meende, voor de nieuwe administraties vrijwel waarde loos geworden. Alleen de archivalia van de hogere en algemene organen van het ancien régime werden in de praktijk waardig geacht als 'historische monumenten' bewaard te worden. Slechts langzaam, gedwongen door de harde feiten, won in de loop der 19e eeuw het inzicht weer terrein, dat zij ook voor de nieuwe administra ties nog actualiteit hadden behouden. Reeds spoedig na de revolutie kwamen regelingen omtrent hun overbrenging en openbaarheid tot stand. Zo ontstond in Frankrijk in 1789 de eerste openbare cen trale archiefinstelling, de latere 'archives nationales'. Ook in Nederland werden dergelijke maatregelen getroffen. In 1802 kwam in Den Haag het eerste openbare centrale archiefdepot t.b.v. het 'historisch onderzoek' tot stand, successievelijk ge volgd door regionale bewaarplaatsen. Het is de komst van deze instellingen geweest, die tot het ordenen en inventari seren in modern wetenschappelijke zin de weg heeft gebaand. Het historisch on derzoek eiste goed toegankelijke en derhalve geordende archieven. Hieraan ont brak in het begin vrijwel alles. De archieven verkeerden in grote wanorde, de toe gangen, zo zij er nog waren, sloten niet meer aan en vele bestanddelen waren met en na de revolutie verdwenen, welk laatste proces zich t.a.v. de niet overgebrachte archieven nog vele jaren voortzette. Nadat men eerst, i.v.m. de geporteerdheid van het historisch onderzoek voor chronologische overzichten, in enkele gevallen was overgegaan tot partiële of soms zelfs tot algehele chronologische ordening, kwam omstreeks het midden der eeuw het kritisch-methodisch onderzoek tot ontwikke ling. Dit bracht mede, dat bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van een stuk de bepaling van de herkomst daarvan een belangrijke rol ging spelen. Men begon een archief als een geheel te zien, waarvan de historisch bepaalde eigen structuur (structuren) van betekenis kon (konden) zijn voor b.v. de institutionele geschiede nis en de waardering en interpretatie van een stuk. Deze structuur mocht derhalve niet door een aan het archief vreemde systematiek worden verstoord, maar diende juist hersteld te worden (het restauratiebeginsel), terwijl daarin het afzonderlijke stuk moest worden teruggebracht op zijn oorspronkelijke plaats (het herkomstbe- ginsel). De archiefwereld begon zich te bezinnen op deze structuren. De kennis daarvan werd voor een wetenschappelijk verantwoorde ordening en inventarisatie meer en meer als een noodzaak beschouwd. De rijksarchivaris Dr. K. Heeringa heeft dit eens als volgt geformuleerd: 'Men behoort zich eerst een voorstelling te vormen van de opeenvolgende archiefordeningen; eerst daarna kan worden beoordeeld of en in hoeverre men een (oudere) orde kan herstellen'. Het is de grote verdienste van Mr. S. Muller Fzn geweest, dat hij deze begin- [15]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1964 | | pagina 11