Toegankelijkheid van archieven Middeleeuwen tot Franse Revolutie Sinds de ineenstorting van het Romeinse Rijk heeft in het Westen aanvankelijk alleen nog de pauselijke curie de tradities van de Romeinse registratuur voorgezet, bestaande uit het optekenen in registers van de ambtelijke handelingen en beslui ten en van de ingekomen en opgemaakte stukken, alsmede uit de oplegging van deze stukken in de volgorde van hun registratie. Zij kende echter uiteraard niet meer de selectie van archivalia in een gesloten en een openbaar gedeelte, zoals de Griekse en Romeinse staatsarchieven. Er breekt een tijd aan waarin door de invasies van ongeletterde volkeren uit het oosten de kunde van het schrijven grotendeels verloren gaat. Het bewijs van rechts handelingen wordt vrijwel niet meer geleverd door optekening maar door monde ling getuigenbewijs. Van archiefvorming van enige betekenis kon eerst weer sprake zijn toen de christianisering van de nieuwe bevolking en daarmede de invloed van de kerk veld begonnen te winnen. De geestelijkheid, de enige stand waarin men de schrijfkunst nog meester was, wist langzamerhand naast het mondelinge ook het schriftelijke bewijs weer ingang te doen vinden. Het voorbeeld van bisschoppen, kapittelen en kloosters, die uit dit bewijsmate riaal archieven vormden, vond navolging bij de landsheren en opkomende steden, die voor het schrijven, registreren en beheren van hun bescheiden aangewezen waren op de diensten van de clerici. De nagalm van deze binding heeft men nog eeuwenlang kunnen beluisteren in de benaming 'klerk' voor schrijvers van ambte lijke stukken. Een scheiding tussen registratuur en oud-archief bestond nog niet en kon ook nauwelijks bestaan. Zolang de gewesten, steden, geestelijke en wereldlijke corpo raties hun status ontleenden aan door de geestelijke overheid, de landsheren en hun rechtsopvolgers verleende privilegiën en hun maatschappelijke regelingen daarop berustten, hetgeen ondanks vaak heftige strijd tot aan de Franse Revolutie het ge val was, zolang waakten de besturen nauwgezet over hun rechtsbronnen, die voor hen immers steeds hun actualiteit hadden behouden. De aanleg van gelijke of verschillende registers, de ordening van de stukken in één of meer reeksen (chronologisch) of series (formeel gelijksvormig) bijlagen bij de registers, in bundels (zelfde onderwerp) of dossiers (zelfde zaak) in geografisch ingedeelde charterkasten, rubrieksgewijze ingedeelde loketkassen en dossierseries (Hof van Holland), was nauwelijks een probleem. Alles kwam op 'praktisch-induc- tieve' wijze tot stand. 12] De 'rationeel-deductieve' ordeningsstelsels voor bundels en dossiers, in de 18e eeuw in Duitsland zo in trek en in de 20e wederom in zwang, treft men in de on derhavige periode in de Nederlanden nog niet aan. Wel baseerden de Fagels (grif fiers van de Staten-Generaal in de 18e eeuw) de ordening van hun privé-archief reeds geheel op de onderwerpsverdeling en zaaksgewijze onderverdeling van de loketkassen van de Staten-Generaal. De toegang op de losse stukken werd aanvankelijk meestal gevormd door volle dige optekening van hun inhoud in registers met marginale aanduidingen en/of 'tafels', vervolgens ook door verkorte inschrijving van de stukken in van te voren vaak geografisch ingedeelde registers met verwijzing naar de plaats van de stukken (repertoria). Een volgend stadium was, dat aan deze repertoria uit hun hoofden samengestelde alfabetische trefwoorden-indices werden toegevoegd (klappers). In de 16e eeuw, wanneer het maatschappelijk leven veel gedifferentieerder gaat worden en de continuïteit in de besluitvorming en de rechtszekerheid een steeds grotere rol gaan spelen, krijgt men behoefte aan betere toegangen op de resoluties. De generale index op de resolutieregisters ontstaat, ingericht volgens een alfabeti sche rubriekenindeling op plaatsnamen, persoonsnamen en onderwerpen. Hij gaat vergezeld van een alfabetische klapper op de hoofden met verwijzingen naar de vindplaats van de stukken. De charterkast en later ook de loketkas, aanvankelijk direct toegankelijk door de opschriften op laden en loketten, vereisten op den duur een andere voorziening t.a.v. hun toegankelijkheid. Als nadere ingangen op de charterkast onststonden de inventaris met een beschrijving van de aanwezige charters in orde van hun op berging en het cartularium met afschriften van de charters, eveneens in de orde van hun opberging. Door laatstgenoemd register werd tevens de directe raadple ging van de charters met hun kwetsbare zegels minder noodzakelijk. Ook de loket- kas kreeg een inventaris van de daarin aanwezige bundels en dossiers, ingericht volgens de verdeling van de kas. Men ziet hier reeds enkele der belangrijkste prin cipes van in onze tijd wederom vigerende ordenings- en inventarisatiestelsels in de praktijk gebracht, n.l. de directe rubrieks- en zaaksgewijze toegankelijkheid en de inventarisatie van dossiers en bundels volgens een archiefschema. Naast deze toegangen op bepaalde archiefbestanddelen kende men reeds oudtijds bij de administraties ook de inventaris van een geheel archief. Afgezien van zijn inrichting was de bestemming van deze inventaris grotendeels gelijk aan die, waar voor ook de moderne registratuur hem aanlegt en gebruikt, dit in tegenstelling tot de inventarissen der 19e en 20e eeuw, vervaardigd ten dienste van het wetenschap pelijk onderzoek. Mr. S. Muller Fzn, indertijd rijks- en gemeente-archivaris te Utrecht, geeft over de tegenstelling tussen de oude administratieve archiefinventarissen en de moderne wetenschappelijke het volgende exposé in de inleiding van zijn in 1886 gepubli ceerde inventaris van het archief van het Kapittel van Sint Pieter te Utrecht. 'Uit de wijze, waarop deze (oude) inventarissen waren ingericht, blijkt duidelijk, dat zij alleen vervaardigd waren met het doel om personen, goed bekend met de inrichting der corporatie, waartoe zij behoorden, een leidraad bij het zoeken te le- [13]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1964 | | pagina 10