M. Cap, is deze uitgave van de lijst van in bewerking zijnde publikatiën afgevoerd.
De door pater P. nagelaten papieren, w.o. ook die betreffende voor deze opdracht
verzamelde stukken, zijn geplaatst in het archief der gemeente Breda. U.
Een euvele beslissing inzake overdracht van archivalia in 1818
De Nieuwe West-Indische Gids jg. 41 p. 127-140 brengt van de hand van mevr.
dr. M. A. P. Meilink-Roelofsz een artikel Archivalia betreffende de voormalige
Nederlandse koloniën Essequebo, Demerary en Berbice in het Public Record
Office te Londen, dat de bijzondere aandacht der vakgenoten om meer dan één
reden verdient.
Zoals uit een rapport van een Amerikaanse arbiter in een grensgeschil tussen
Venezuela en Brits Guyana (1897) en uit de publikatie van brieven van Storm van
's-Gravesande, gouverneur van Essequebo en Demerary van 1738 tot 1772, door
Harris en De Villiers (Hakluyt Society, 1905-1911) reeds niet onbekend was, be
rustte op het P.R.O. een verzameling stukken, op deze v.m. Nederlandse koloniën
betrekking hebbende. Globaal van de inhoud daarvan kennis hebbende genomen,
bleek het de beheerster onzer v.m. koloniale archieven op het A.R.A. dat de in
Londen aanwezige stukken juist ontbraken in de in Den Haag aanwezige reeksen.
Na een naarstig onderzoek gelukte het mevr. Meilink de geschiedenis daarvan na te
sporen. Een kort overzicht van haar verhaal moge hier volgen.
In het verdrag van 13 augustus 1814, waarbij de definitieve afstand aan Engeland
van de Nederlandse koloniën Essequebo, Demerary en Berbice werd geregeld, en
evenzo in de additionele artikelen, werd met geen woord over afstand van ar
chieven gerept. 27 December 1817 echter berichtte de Engelse gezant in Den Haag,
de Earl of Clancarty, aan de minister van buitenlandse zaken, baron Van Nagell,
dat hij van zijn regering instructie had ontvangen de afstand te eisen van de archie
ven en andere officiële documenten betreffende de vestigingen in deze v.m. Neder
landse bezittingen, die nog zouden berusten onder de West-Indische Compagnie
te Middelburg. Minister Van Nagell zond het verzoek door aan de directeur-
generaal van koophandel en koloniën, de bekende Goldberg, die op zijn beurt
het onderzoek in Zeeland opdroeg aan W. C. Lambrechtsen. Beiden stelden zich
in hun advies aan de Koning d.d. 5 febr. 1818 op het juiste standpunt 'respect
des fonds' avant la lettre aan de Britse regering te antwoorden, dat in Nederland
alleen die stukken aanwezig waren, die gediend hebben voor de administratie der
Compagnie in Nederland, stukken van geen belang voor het Britse gouvernement,
terwijl het Nederlandse zich bij afstand daarvan zou beroven van bewijsmateriaal
in geval van aanspraken in rechte. Hij wees er bovendien op dat geen archieven
betreffende Berbice te Middelburg waren bewaard'.
Baron Van Nagell was een andere mening toegedaan. Volgens hem was Engeland
door de afstand der koloniën in kwestie door Nederland gerechtigd tot het bezit
1 Uiteraard: Berbice werd tot 1795 bestuurd door een Sociëteit, wier zetel en archief
in Amsterdam waren!
132]
van alle documenten, die deze koloniën betroffen; eventueel benodigde inlichtingen
voor rechtskwesties zouden even goed bij de Britse als bij de Nederlandse regering
kunnen worden aangevraagd! Maar bovenal 's mans naam was Haas 'men
moet voor alles nodeloze discussie met de Britse regering vermijden en haar daarom
zoveel mogelijk ter wille zijn'. Goldberg trad 19 maart 1818 af; zijn opvolger Falck
heeft kennelijk geen enkel belang meer aan de kwestie gehecht. Hij adviseerde de
Koning de nodige orders voor de overgifte der stukken te geven, en bij besluit
van 20 juni 1818 werd de afstand geregeld. De rentmeester der domeinen te Mid
delburg, onder wie nog steeds de archieven betreffende Essequebo en Demerary
berustten, werd gemachtigd deze ter beschikking van de minister van buitenlandse
zaken te stellen; bij brief van 17 juli 1818 droeg hij ze zonder enige restrictie
aan Clancarty over. Begin september werden 46 banden 'Dutch Association Papers',
brieven en bijlagen, door de besturen in beide koloniën aan de Kamer Zeeland
der W.I.C. gezonden, naar Engeland overgebracht. Slechts drie van de oudste delen
over Essequebo uit de jaren 1676-1699, benevens 7 delen copienotulen, zijn dank
zij Goldberg in het archief der Kamer blijven berusten. Ook overigens geschiedde
de overdracht der stukken niet al te consequent; ook de loonadministratie is ach
tergebleven. Niet gevindiceerd en dus niet verloren gingen ook de archivalia be
treffende Essequebo en Demerary in het archief van directeuren der Compagnie,
noch van die in de archieven der Kamers Amsterdam en De Maze, die echter
vooral voor de oudere periode slechts zeer fragmentarisch zijn. Zij zijn met
eveneens overgedragen losse stukken, behorende tot de archieven der verschillende
Kamers, op het A.R.A. te vinden in een collectie 'Verspreide West-Indische stuk
ken', doch zullen bij een nieuwe inventarisatie in het archief der W.I.C. worden
ingevoegd.
L'appétit vient en mangeant, en ook deze perzik smaakte naar meer: de verlangens
van de Britse regering richtten zich nu op de documenten betreffende Berbice:
16 september 1818 drong Clancarty ook op die stukken aan. Falck berichtte
naar aanleiding hiervan aan de regering dat Berbice tot 1796 onder een particuliere
directie, de Sociëteit van Berbice, had gestaan, buiten invloed der W.I.C. Zij was
dat jaar opgeheven en de rechtsopvolger der Compagnie had het beheer over de
kolonie gekregen en de archieven van de directie overgenomen. In 1814 was deze
weer gesteld in het bezit van vier plantages; tengevolge daarvan waren de archieven
door de Nederlandse regering terug gegeven aan de herleefde directie. Volgens
Falck diende de Britse regering zich tot die rechthebbenden te wenden. De afwik
keling geschiedde echter verder door het departement van onderwijs enz.; 31 dec.
1818 berichtte hij aan Buitenlandse zaken dat 71 banden gereed waren voor af
gifte. Directeuren der Sociëteit, die zich natuurlijk aan de aandrang der regering
niet hebben kunnen onttrekken, hadden zich vrnl. beperkt tot die documenten,
die het inwendige bestuur der kolonie betroffen. Verloren gingen zodoende or
donnanties en instructies 1681-1794, registers van gerechtelijke akten e.d. 1734-
1793, statistische gegevens betreffende soldaten, slaven enz. 1764-1795, belastin
gen 1761-1794, rekeningboek 1765-1790.
Tot zover de feiten. Nog minder dan elders, waar ten onrechte verworven Neder-
133]