Kroniek
Dit lijvige werk van twee Belgische geleerden, die ook hier te lande wel zijn be
kend, is bedoeld als een praktisch werkinstrument voor de studie van de geschie
denis der Nederlanden en is, uiteraard ter aanvulling van het Handboek der chro
nologie van prof. Fruin voor onze vakgenoten een bruikbaar hulpmiddel. Deze
eerste 94 blz. zijn gewijd aan de grondbegripen, en behandelen in 9 hoofdstukken:
algemene begrippen, de dag, de burgerlijke jaarindeling, de kerkelijke jaarindeling,
de kalenderhervormingen, de jaarstijl, de jaartelling, dateringsgebruiken, het on
derzoek van de datering1. Het grootste deel (456 van de 551 pag.) is gewijd aan
tafels: jaartabel (over 396-2000), kalender van de veranderlijke feestdagen, Neder
landse heiligenkalender in de verschillende diocesen [origineel en zeer belangrijk,
ten dele gebaseerd op onuitgegeven bronnen], Republikeinse kalender, lijsten van
pausen, bisschoppen, keizers en koningen, Nederlandse landsheren, stadhouders
en gouverneurs-generaal. Een uitvoerig glossarium, tegelijk index en repertorium
voor gegevens die de auteurs niet in de tekst hebben kunnen verwerken, besluit
het werk.
Door een merkwaardige samenloop verscheen tegelijkertijd de tiende druk van
ons aller Taschenbuch van Grotefend, waarin als nieuwigheden o.a. opgave van
de regeringsjaren der Merovingische koningen en van de Byzantijnse keizers van
Herakleios (610) af; de pontificaatsjaren beginnen nu met Gregorius I (590;
Strubbe-Voet gaat terug tot S. Siricius, 1384).
U.
Jaarverslagen der Rijkscommissie voor vaderlandse geschiedenis over
1959-1961
Wederom verscheen een deel der jaarverslagen boven genoemd over een periode
van drie jaren. Cf. aan de verslagen refereren wij eerst algemene mededelingen,
vervolgens de stand van zaken t.a.v. de (voor ons) belangrijkste publikaties.
In de vacature-dr. H. J. Smit werd prof. dr. I. J. Brugmans tot lid benoemd. In
1960 overleed prof. mr. dr. N. W. Posthumus; in 1961 nam prof. dr. P. C. A. Geyl
ontslag, omdat hij meende plaats te moeten maken voor een jongere. Geen van
1 Wellicht ten overvloede worde ter zake van omrekening van de datum gewezen op
het artikel van prof. Strubbe in Ned. Archievenblad 1952/53, p. 101-104; zie ook de
bijdrage van drs. P. J. Mey, alsv. 1953/54 p. 22-24.
126]
deze beide plaatsen was op het einde van het laatste verslagjaar vervuld1. De
heer A. Th. van Deursen werd m.i.v. 1 jan. 1960 benoemd tot wetenschappelijk
ambtenaar in vaste dienst; 4 maart d.a.v. promoveerde hij cum laude tot doctor
in de letteren en wijsbegeerte aan de rijksuniversiteit te Groningen. Dr. M. Boon
werd m.i.v. 1 jan. 1961 benoemd tot honorair adviseur bij het Bureau der Com
missie met opdracht de bewerking van de onder te vermelden verzameling van
materiaal voor de geschiedenis van Nederlands-Indië (Indonesië) over 1945-1949.
Aan de lijst van in bewerking zijnde bronnenpublikaties werden twee nieuwe
toegevoegd, de voortzetting van de Resolutiën der Staten-Generaal over de jaren
1610-1670 en het verzamelen van materiaal voor de geschiedenis van Nederlands-
Indië (Indonesië) 1945-1949. De eerste is opgedragen aan dr. Van Deursen boven
genoemd. De Commissie meent dat thans de juiste werkwijze hiervoor gevonden is.
De volgorde zal chronologisch zijn, maar bij elke resolutie zal worden aangegeven
tot welke rubriek uit de vroeger gevolgde systematische indeling zij behoort, waar
door een zekere continuiteit t.o.v. de eerste reeks bewaard zal blijven. Alle reso
lutiën zullen in samenvatting worden gegeven. Het voorlopig eindjaar wordt be
paald door de omstandigheid dat er een contemporaine uitgave van de Resoluties
bestaat die met het jaar 1671 begint. De andere opdracht betreft de laatste ge
schiedenis van Nederlands-Indië. N.a.v. een suggestie van het Rijksinstituut voor
Oorlogsdocumentatie inzake de wenselijkheid van het verzamelen van materiaal
voor de geschiedenis daarvan tussen 1945 en 1949, de periode die leidde tot de
souvereiniteitsoverdracht, is na minutieuse voorbereiding aan dr. M. Boon op
gedragen op wetenschappelijke wijze dit materiaal te verzamelen. De opdracht
houder kan kennis nemen van de bescheiden, berustende in de archieven der de
partementen van algemeen bestuur en de daaronder ressorterende diensten; hij zal
vraaggesprekken voeren met personen, die in die periode in of met betrekking tot
Indonesië een functie hebben gehad, en documenten verzamelen die deze personen
in het bezit hebben. Bij dit alles is de opdrachtgever tot geheimhouding verplicht.
Na beëindiging der opdracht levert hij de verzamelde gegevens en bescheiden in
bij de Commissie, welk materiaal voorlopig niet gepubliceerd zal worden. De tijds
duur van het werk wordt geschat op vier of ten hoogste vijf jaar; voor deze periode
is een assistente aangesteld2.
Twee andere ondernemingen werden aangesneden, die beide in 1961 rijp waren
voor verwezenlijking: de uitgave van een oorkondenboek van Noord-Brabant en
van een aanvulling op de Gedenkstukken van Colenbrander. T.a.v. de eerste maak-
1 In 1962 zijn tot leden der Commissie benoemd prof. dr. B. H. Slicher van Bath, oud-
ijksarchivaris in Overijsel en mr. S. JFockema Andreae, oud- rijksarchivaris aan het
Algemeen Rijksarchief.
Opmerking verdient de mededeling (p. 29) dat dr. Boon een rapport indiende over
de toestand van het v.m. ministerie van overzeese gebiedsdelen, die zodanig was dat zijn
onderzoek er door werd belemmerd. N.a. hiervan gaf de Commissie de minister in over
weging de ordening van de archieven betreffende de Indonesische kwestie, die over ver
scheidene ministeries verspreid liggen, onder de aandacht van de ministerraad te bren
gen. Als eerste stap stelde zij voor de A.R.A. een onderzoek te laten instellen naar de
toestand van deze archieven.
[127]