besc leiden verbonden zijn'1. Op grond hiervan concludeerde hij, dat tegen het toezicht van de gemeentearchivaris op het beheer van de niet-overgebrachte ar chieven geen enkel juridisch bezwaar was in te brengen. Naar mijn mening heeft dr. Panhuysen hier een afdoende omschrijving gegeven van hetgeen de termen zorg en beheer in de Archiefwet betekenen. Wil men het korter uitdrukken, dan kan men zeggen: zorg is algemene verantwoordelijkheid, beheer is dagelijkse zorg. De zorg moet de condities scheppen, die een doeltreffend beheer mogelijk maken. Deze gedachtengang gaat uit van het gegeven, dat de wet de beheerder hiërarchisch ondergeschikt maakt aan degene, die met de zorg is belast. Het gewrongene van de door de heer Panhuysen gewraakte opvatting lag dan ook juist hierin, dat daar het hiërarchisch onderscheid tussen zorg en be heer werd verdoezeld: waar de wet het beheer uitdrukkelijk opdraagt aan een onder de bevelen van b. en w. gestelde functionaris, gaat het immers niet aan met voorbijzien van de klaarblijkelijke bedoeling van de wetgever dit beheer te be schouwen als een onderdeel van de aan b. en w. opgedragen zorg? Blijkbaar gold het hier dan ook slechts een argument pour le besoin de la cause. Inmiddels was de door dr. Panhuysen voorgestelde interpretatie van de begrippen zorg en beheer ook reeds van de zijde der regering ten beste gegeven en wel door de staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen mr. Y. Scholten bij de openbare beraadslaging over het wetsontwerp in de Tweede Kamer op 15 ok tober 1959. Bij zijn bestrijding van de bezwaren, door het kamerlid prof. mr. Th. A. Versteeg tegen artikel 25 lid 2 ingebracht, betoogde de staatssecretaris onder meer als volgt: 'Als wij nu zien wat die zorg en wat dat beheer is, waarover is gesproken, dan blijkt dat zorg de verantwoordelijkheid is Die verantwoordelijkheid wordt door burgemeester en wethouders gedelegeerd, wat de uitoefening betreft, maar het is duidelijk, dat burgemeester en wethouders vanwege die verantwoordelijkheid er voor moeten zorgen, dat er voldoende bergruimten zijn, dat er een voldoende in richting is, dat de aanstelling van personeel geschiedt, dat de voorschriften worden geformuleerd, waarlangs gewerkt wordt, en dat de nodige gelden beschikbaar worden gesteld. Onder beheer in artikel 25, lid 2, wordt verstaan de taak van degene, die onder de bevelen van burgemeester en wethouders de manus ministra de eigenlijke werkzaamheden verricht of door zijn personeel laat ver richten, die aan een goede bewaring, ordening, inventarisatie en raadpleging van de archiefbescheiden verbonden zijn. Zorg is dus eigenlijk een hoger begrip dan beheer'5. De bijna woordelijke overeenstemming van het betoog van de staatssecretaris met dat van de heer Panhuysen zal de scherpzinnige lezer niet zijn ontgaan. Zij kan natuurlijk niet toevallig zijn en doet de vraag rijzen, aan wie van beiden de primeur i G. W. A. Panhuysen, Toezicht op het beheer van de archieven der gemeentelijke or ganen, in Overheidsdocumentatie, 13e jrg. (1959) blz. 97; de geciteerde passage op blz. 99. Hetzelfde betoog in de jaarrede van dr. Panhuysen op de algemene ledenvergadering van 28 januari 1960, N.A.B. 64e jrg. (1960) blz. 9. 5 Handelingen der Staten-Generaal 1959-1960, II blz. 2031. 120] van deze wetsinterpretatie toekomt. Deze pikante vraag verdient op deze plaats een antwoord, omdat dit uit de gedrukte teksten niet blijkt: geen van beide heren beroept zich op de ander. Let men uitsluitend op de data van publikatie de staatssecretaris hield zijn kamerrede op 15 oktober, het artikel van de heer Pan huysen verscheen in december 1959 dan zou men wel niet anders kunnen concluderen dan dat de formulering uit het brein van de staatssecretaris moet zijn gesproten en dat de heer Panhuysen daarvan gebruik heeft gemaakt zonder zijn bron te vermelden. Gelukkig wordt echter de integriteit van onze oud-voorzitter buiten alle twijfel gesteld, als men let op de datering, die aan het slot van zijn artikel te vinden is: 18 september 1959. De oplossing van het raadsel is deze, dat de heer Panhuysen, die tijdens de behandeling van het wetsontwerp een van de officieuze adviseurs van het ministerie van O. K. en W. was, zijn kopij onver wijld in doorslag aan het ministerie heeft aangeboden, waarna de staatssecretaris hem de eer heeft aangedaan er dankbaar gebruik van te maken, uiteraard zonder bronvermelding. Deze onthulling uit de dagen van de campagne pro en contra de nieuwe Archiefwet leek mij hier geboden ter voorkoming van overhaaste, on gerechtvaardigde conclusies. De vraag, wat onder zorg moet worden verstaan, moge met het bovenstaande voldoende zijn beantwoord en toegelicht. Het betoog van de staatssecretaris in de Tweede Kamer is op dit punt noch in, noch buiten de Kamer bestreden, waaruit mag worden afgeleid, dat de hier gegeven interpretatie van de begrippen zorg en beheer voortaan voor de officiële kan doorgaan. Derhalve hebben wij nu ook vaste grond onder de voeten voor de beantwoording van onze hoofdvraag: wat moet een regeling van de zorg ex artikel 23 behelzen? Het antwoord zou vrij kort kunnen zijn, ware het niet dat ook op dit punt een opduikend misverstand om rechtzetting vraagt. Wie zijn oor te luisteren legt, kan reeds de mening horen verkondigen, dat een dergelijke regeling een gedetailleerd systeem van voorschriften zou moeten bevatten, waarbij het gehele gemeentelijke archiefbestel tot in bijzonderheden zou worden gereglementeerd. Zij zou zich zowel over de lopende als de overgebrachte archieven moeten uitstrekken en dus een soort van combinatie te zien moeten geven van een besluit post- en archiefzaken en een reglement van dienst en gebruik van de archiefbewaarplaats. Een regeling volgens dit patroon zou dus volledig uitgewerkte voorschriften bevatten voor de wijze van ordening van het lopend archief, de inschrijvingsmethoden, de vernie tigingsprocedure, de toegankelijkheid van de archiefbewaarplaats, de uitlening, de rechten en plichten van de gebruikers der stukken en wat dies meer zij. Een regeling dus, die de registratoren zowel als de archiefambtenaren van de betrok ken gemeente van a tot z zou voorschrijven waaraan zij zich zouden hebben te houden. Deze opvatting omtrent de regeling van de zorg is onhoudbaar, omdat hier nu juist de begrippen zorg en beheer door elkaar worden gehaald. Wat is immers een besluit post- en archiefzaken plus een reglement voor de archiefbewaarplaats anders dan een regeling voor het beheer? Wat vindt men daarin anders dan voorschriften voor de goede bewaring, ordening, inventarisatie en raadpleging van de archieven? t 121

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1964 | | pagina 23