weerslag op didactisch gebied: het feit dat de beroemde geleerde Pirenne op school niet tot de besten behoorde, kon vele kinderen en ouders een hart onder de riem steken. Toen er een notariscongres in Brussel werd gehouden, kwam van die zijde de vraag naar een tentoonstelling. Het Algemeen Rijksarchief bleek dit goedkoper te kunnen doen dan de Koninklijke Bibliotheek. De catalogus kostte 8 frank, werd geleverd aan de notarissen voor 15 frank en verkocht aan het publiek voor 20 frank. Aanvankelijk kwamen er nauwelijks bezoekers; nadat een spandoek was vervaar digd haalde men de 1000. Men werkt nu aan de inrichting van rondreizende tentoonstellingen. De eerste zal gewijd zijn aan de industriële revolutie in België. Ter gelegenheid van het eeuw feest van de stad Nieuwpoort is de heer Sabbe met een aantal archiefstukken in speciaal beveiligde vitrines naar die stad gereisd en heeft daar als onderdeel van het feestprogramma een kleine tentoonstelling ingericht. Men was daar zéér enthousiast over! Bij die gelegenheid heeft spr. een aantal volksvertegenwoor digers waaronder een senator die indertijd een overtuigd tegenstander van de nieuwe archiefwet was tot evenzovele 'A.R.A.sympathisanten' kunnen bekeren, d.w.z. tot partijgangers bij de behandeling van de begroting van het Ministerie van Nationale Opvoeding. In België hebben veel overheidsinstellingen een z.g. patrimonium: een fonds waar van de gelden naar eigen believen kunnen worden aangewend. Toen spr. in 1955 Alg. Rijksarchivaris werd, bedroeg het patrimonium 47.000 frank. (Ter vergelij king: de Koninklijke Sterrewacht beschikte over 1 miljoen frank, nu geheel be steed.) Spr. hoopt het patrimonium door middel van de tentoonstellingen aan te vullen en aan zijn opvolger 3400.000 frank over te kunnen dragen. Ten slotte geeft de heer Sabbe het volgende advies aan de Nederlandse collega's: niet wachten en talmen met het opzetten van een educatieve dienst; al doende komen de fondsen er wel. (Zie boven het voorbeeld van Nieuwpoort). 'De archieven en de jeugd', door de heer F. C. J. Ketelaar, organisatie-secretaris van de Nederlandse Jeugd bond ter Bestudering van de Geschiedenis. Dames en heren, Men heeft het hoofdbestuur van de Nederlandse Jeugdbond ter Bestudering van de Geschiedenis, waarvan ik organisatie-secretaris ben, gevraagd om in het kader van het thema van deze studiedagen: de educatieve taak van de archieven, de ver langens van de jeugd ten opzichte van de archieven en de verwachtingen welke de jeugd van u, de Nederlandse archivarissen heeft, naar voren te brengen. De NJBG nu stelt zich ten doel onder de Nederlandse jeugd tussen twaalf en drieëntwintig jaar de belangstelling voor en het onderzoek van de geschiedenis te bevorderen. Onder geschiedenis rekenen wij niet alleen alle voorkomende onder delen als politieke, economische, agrarische, sociale, krijgs- en kunstgeschiedenis, om er enkele te noemen; ook de archeologie en de prehistorie, alsmede de hulp- [100] wetenschappen zoals paleografie, diplomatiek, epigrafiek, numismatiek, genealogie en heraldiek behoren tot het arbeidsterrein van de NJBG. De veertienhonderd leden die de bond na vijf jaar thans telt, omvatten niet alleen zeer veel middelbare scholieren, maar ook studenten in alle studierichtingen en jongeren, die reeds op de een of andere plaats in de maatschappij werkzaam zijn. Van deze NJBG-leden heeft slechts een zeer klein percentage de geschiedenis studie in welke vorm ook gekozen of denkt deze te zullen kiezen; bij praktisch alle leden is de geschiedenisbestudering een vorm van vrijetijdsbesteding, een hobby. Door het contact met de jongeren ben ik enigszins op de hoogte van wat onder hen lééft en wat hun verlangens zijn. Deze inleiding is dan ook gebaseerd op de praktijk, zoals wij die bij ons bondswerk ervaren. Alvorens nu, na deze introductie, te pogen een antwoord te geven op de vraag, wat de jeugd van archief en archivarissen verwacht en verlangt, zou ik graag nader ingaan op de vraag, waarom de jeugd vooral nu zulk een grote belangstelling voor de geschiedenis koestert. Hierbij kunnen naar mijn mening twee factoren onderscheiden worden: In de eerste plaats leidt de stormachtige ontwikkeling van verschillende takken van wetenschap heden ten dage tot steeds meer veranderingen in het maatschappelijk leven, veranderingen waar vooral de oudere generatie zich wel eens moeilijk kan aanpassen. Doch niet alleen de ouderen kunnen, nu gevestigde principes en op vattingen moeten wijken, deze ontwikkelingen volgen. Ook de jongeren van deze tijd missen, opgroeiend in een veranderde wereld, de vaste punten van waar af zij dit alles kunnen aanzien, missen een maatstaf voor de beoordeling van al dat nieuwe, waardoor hun het uitzicht op en het inzicht in het gebeuren ontnomen wordt. Onzekerheid over het eigentijdse is hiervan het gevolg, een onzekerheid die zich eensdeels bij vele jongeren uit in onverschilligheid, aan de andere kant kan leiden tot het zich terug trekken op terreinen waarvan de grenzen zijn vastgelegd, maar waarvan het binnenland nog mogelijkheden tot exploratie biedt. Verkenning van dit terrein maakt de weg vrij tot verkenning van het eigen innerlijk. Eén van die terreinen nu in de ware zin 're-creatie'-gebied is, mijns in ziens, de hof der geschiedenis. In de tweede plaats constateren we een vergrote belangstelling voor de alpha- wetenschappen, die in sterke mate doorwerkt op de historische interesse. Deze alpha-belangstelling moet volgens mij verklaard worden als een reactie op de grote vlucht die de natuurwetenschappen hebben genomen. Zo is het frappant te constateren dat de belangstelling voor de studie in de literaire faculteiten in Nederland de laatste jaren gestadig toeneemt, terwijl het aantal studenten in de bêta-wetenschappen veel minder snel toeneemt. Deze twee factoren zijn bepalend voor het feit dat de onmiskenbaar in de Neder landse samenleving aanwezige bêta-tendentie, niet alleen heeft geleid tot een anti- historische mentaliteit, men denke aan de recente aanvallen op het geschiedenis onderwijs, maar ook, door reactie, tot een nog steeds toenemende belangstelling voor de geschiedenis. 101

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1964 | | pagina 13