Ten tweede hoopt men het begrip voor de betrekkelijkheid in het historisch
gebeuren aan de leerlingen bij te brengen, en ten derde: enige smaak voor bronnen
kritiek en historisch onderzoek. Het besef van verschillen met onze eigen tijd, naast
overeenkomsten, is ten slotte een niet onbelangrijk winstpunt, dat bij dit onder
richt behaald kan worden. Men maakt ook gebruik van geselecteerde documenten
die de burgerzin kunnen bevorderen, b.v. een aantal teksten over de gruwelen van
de oorlog, het ontstaan en de organisatie van de gemeenten, etc. De leerlingen
praten thuis over de archieven, de belangstelling van de ouders wordt zodoende
ook gewekt, en dit kan leiden tot deponering van familie-archieven e.d.!
Ook docenten in andere vakken dan de geschiedenis kunnen profijt trekken van
archiefstukken bij het onderwijs; talen en aardrijkskunde b.v. Een en ander geeft
de leerlingen ook de smaak voor het verzamelen en bewaren; familiepapieren of
verzamelingen over een bepaald onderwerp kunnen voor latere onderzoekers van
belang zijn. Heel belangrijk is ook, dat het respect voor het document op zichzelf
gewekt wordt. Al te vaak is het voorgekomen dat zelfs ontwikkelde lieden waarde
volle papieren vernietigden.
De leerlingen tot plm. 13 jaar worden meestal in groepen van 1215 langs
vitrines met stukken geleid, waarbij de leraar commentaar geeft. De oudere leer
lingen zitten om de reeds genoemde grote tafel, discussiëren over de stukken en
kunnen vragen stellen.
Publicaties van documenten zijn ook voor een groter publiek bestemd. Er zijn
publicaties van de archieven, van onderwijsinstellingen en van het Ministerie van
Onderwijs. Uitgaven voor het L.O. worden o.m. verzorgd door het Centre National
Pédagogique. Bij tentoonstellingen is vooral de catalogus belangrijk, omdat die
blijvend is. Men heeft met suces tentoonstellingen gehouden die als thema een al
gemeen bekende historische of legendarische figuur hadden. Allerlei beeldend
materiaal als prenten, affiches, kaarten e.d. is voor tentoonstellingen natuurlijk
bijzonder bruikbaar. Subsidies voor dergelijk werk zijn dat is de ervaring in
Frankrijk met enige eloquentie wel los te krijgen. Men moet echter klein be
ginnen. De overheid toont momenteel veel begrip voor dit werk. De inspecteurs
bij het onderwijs zijn er allen zeer mee ingenomen, en moedigen het aan waar zij
kunnen. In 1953 is in België een colloquium van archivarissen en leraren gehouden,
waar men zich zeer enthousiast betoonde voor deze projecten. Het Ministerie van
Onderwijs in Frankrijk heeft nu een afdeling die zich speciaal met dit werk bezig
houdt, evenals het Instituut National de Pédagogie, waaronder weer Centres
Régionals de Pédagogie staan die publicaties verzorgen.
De leerlingen zijn overal zeer geïnteresseerd, ook en misschien vooral
degenen, die over het algemeen in de klas minder goed opletten en meekomen.
Goede proefwerken en werkstukken, ook van deze leerlingen, zijn het zichtbare
resultaat.
In Parijs bezoeken 30.000 leerlingen het Musée de l'Histoire de France. Maar
er zijn in deze stad 300.000 middelbare scholieren! Er valt dus voor archivarissen
en onderwijskrachten nog heel wat te verrichten.
[98]
'De educatieve taak van de Belgische archieven'
door prof. dr. Et. Sabbe, Algemeen Rijksarchivaris van België, te Brussel),
(samenvatting van de voordracht)
Bij het uitvoeren van de educatieve taak imiteren de Belgische archivarissen hun
Franse collega's, die in deze het goede voorbeeld geven. Toen spr. in november 1955
Algemeen Rijksarchivaris werd, leek het een moeilijke zaak: hier en daar bevonden
zich enkele stoffige toonkasten, op het Algemeen Rijksarchief te Brussel was een
donker kot, dat men weids betitelde met 'Musée des Archives Générales du
Royaume'. Nu leeft men in verhuizingen, men moet overal nieuw bouwen, en die
bouwgeschiedenis is een reële kruisweg. Het duister hol op het A.R.A. werd af
gebroken. En zoals het altijd gaat: zodra het was afgebroken, kwam er navraag:
waar is het museum? Vervolgens kwamen er klachten over de afschaffing. Een en
ander duurde tot 1961, toen spr. op het idee kwam het hulpdepot te Anderlecht
waar de restanten van het oorlogsarchief 1914-1918 werden bewaard te
ledigen en tot Museum van het Algemeen Rijksarchief te maken. In de volksmond
heet dit 'het Vlaamse huis van Anderlecht', een simili-16e-eeuws bouwwerk dat in
1917 door de senator Van de Peereboom aan de Belgische Staat vermaakt werd.
In dit museum is nu een permanente tentoonstelling van documenten betreffende
de geschiedenis van België ingericht, een dwarsdoorsnede, van de geschiedenis
met bijzondere aandacht voor bepaalde onderwerpen als de lijfeigenschap, de
gemeentelijke vrijheden, de grondwettelijke privileges etc. De tentoonstelling be
gint met oude oorkonden. Dat is pakkend voor de jeugd. De oudste oorkonde
van Lodewijk de Vrome, uit 819 is vals; dat confronteert de leerlingen meteen
met de moeilijkheden waarmee de historicus te kampen heeft. Ook het tijdvak
1814-1830 is voorgesteld, waarbij het accent is gelegd op het goede werk van
Willem I. Er zijn ook afzonderlijke afdelingen over de geschiedenis van de land
bouw, van de kunst etc. Jaarlijks trekt het Museum plm. 4000 leerlingen en plm.
1000 volwassenen. Er is een goedkope catalogus in offsetdruk met overvloedige
illustratie. Men beschikt over een machine waarmee men in een uur tijd 3000
catalogi kan drukken.
De Minister van Nationale Opvoeding wilde leraren aan het Museum verbinden,
maar de heer Sabbe heeft dit geweigerd. De leraren zijn meestal alles op het gebied
van de hulpwetenschappen vergeten, terwijl het A.R.A. beschikt over een vijftien
tal archivarissen, die ieder 2-5 jaar leraar zijn geweest. Het archief krijgt 250.000
frank subsidie voor de educatieve dienst en eenzelfde bedrag voor het vervaardigen
van zegelafgietsels, die veel aftrek vinden. De kostprijs van een afgietsel is 3,85
frank, de verkoopsprijs is 5 frank. De medewerkers van de heer Sabbe wilden
hiervoor 20 frank vragen, hetgeen hem geen goede politiek leek.
Er zijn in het Museum ook zalen voor tijdelijke tentoonstellingen. In 1962 is
gedurende 3 maanden een herdenkingstentoonstelling gehouden t.g.v. het eeuw
feest van de geboorte van Henri Pirenne. Men kon hier o.m. de briefwisseling
tussen S. Muller Fzn. en Pirenne zien. De tentoonstelling had ook een morele
[99]