'Expériences frangaises en matière de la mission éducative des archives' door de heer M. Baudot, Inspecteur-Général des Archives de France, te Parijs), (samenvatting in vertaling van de voordracht) Bij de rede van de heer van Riel is al gebleken, dat er wel overeenstemming be staat over de 4 taken, die het archiefwezen te vervullen heeft 1) de archieven behoren het geheugen van de administratie te zijn; 2) zij vormen het arsenaal voor de verdediging van de rechten van de gemeenschap en van individuen; 3) zij vor men de belangrijkste bron voor de historiografie; 4) zij kunnen een belangrijk hulpmiddel zijn bij het geschiedenisonderwijs en bij het ontwikkelen van de bur gerzin van het volk in zijn geheel. De samenwerking tussen archiefwezen en on derwijs is iets van de laatste tijd. Gedurende de afgelopen twintig jaar zijn de werkzaamheden geleidelijk op gang gekomen, terwijl deze taak heden ten dage de aandacht van een groot aantal archivarissen heeft. Want nu, meer dan ooit, heeft de mens behoefte aan waarachtigheid. (Dit blijkt uit allerlei reportages, fotoseries e.d.). De geschiedenis heeft geen enkele zeggingskracht indien zij beperkt blijft tot jaartallen, tot droge feiten zonder achtergrond. Aan het originele docu ment in onopgesmukte vorm kan men een werkelijke instructieve waarde toe kennen. Het beleven van de geschiedenis, het besef van de onophoudelijke ontwik keling is voorbehouden aan hen die kennisnemen van archiefstukken die een waar heidsgetrouw beeld geven. Wij hebben er te Parijs het bewijs van kunnen zien toen de Directeur-Général des Archives de France, M. Charles Braibant, enige jaren geleden besloot, twee keer per week een kwartier van de middag te wijden aan een korte lezing met demonstratie van archiefstukken voor jongen mensen uit allerlei kringen (vnl. handwerkslieden en arbeiders) die in de omgeving van de Archives de France werkten. Deze lezingen werden geregeld door een 2030 tal personen bezocht. Tijdens de Franse revolutie is de instructieve waarde van de archiefstukken trouwens al ingezien. In de wet van 7 Messidor an II verdedigt de Nationale Conventie het belang van de archieven voor het onderwijs. In deze periode is ook het eerste archiefdepot in Frankrijk opgericht. Het Musée de l'Histoire de France is evenwel ontstaan op initiatief van een Engelsman, die in 1833 afgietsels van in de Archives Nationales aanwezige zegels vervaardigde. Hij schonk de afgietsels aan deze instelling onder voorwaarde dat ze tentoongesteld zouden worden; dit was het begin van het Museum. In 1846 is hier een afzonderlijke ruimte voor ingericht. De directeur van de Archives Natio nales voegde bij de zegelverzameling ook enkele belangrijke documenten. In 1867 is ten slotte het Musée des Archives Nationales geopend. In de departementen was intussen op dit gebied eveneens iets gaande, maar het vinden van de nodige expositieruimte was èn is probleem no. 1. Het museum werd destijds nauwelijks bezocht; bij het onderwijs dacht men er nog niet aan. Omstreeks 1900 waren er enkele archiefdepots die een tentoonstelling organiseerden (wanneer zij tenminste over de nodige ruimte beschikten). Zo kwamen er enkele musea, o.m. in Chartres in een kapel bij de kathedraal. Publicatie van documenten mede ten behoeve van het onderwijs bleef lange tijd fragmentarisch. Aulard en Jaurès hebben [96] goed werk gedaan op dit gebied, speciaal m.b.t. de Franse revolutie. De groep 'Annales' met o.m. Lucien Febvre gaf de stoot tot de studie van het archiefstuk. Tijdens de laatste wereldoorlog begon de regering de regionale geschiedbeoefening en het onderwijs in deze richting te stimuleren. Dit sloeg aan bij de jeugd. Na de oorlog heeft men het onderwijs in de regionale geschiedenis bij het M.O. inge voerd. De jongere leerlingen blijken het meest gevoelig voor de geheel eigen waarde van het archiefstuk als bron. J. de Font Réaux schreef een Handleiding voor het beoefenen van de regionale geschiedenis. Op instigatie van de heren Ch. Braibant en Gustave Monod Directeur voor het M.O. bij het Ministerie van Onderwijs kwam de 'service éducatif' tot stand. Men begon in Parijs op de Archives Nationa les. De archivarissen zoeken de geschikte stukken, terwijl een aantal leraren, die hier wekelijks 23 uur aan wijden, deze stukken voor de leerlingen toelichten. Nu zijn er ook verscheidene docenten op deze wijze in de provincie werkzaam. Wan neer de docenten dit niet kunnen doen, wordt het door een archivaris verricht. De leraren zijn veelal overbelast, en 23 van dergelijke lesuren vereisen veel voorbereiding. Die tijd voor de voorbereiding wordt niet betaald. Daarnaast kent men de bezoeken aan archiefdepots, waarbij het noodzakelijk commentaar door de archivaris wordt gegeven. Deze bezoeken zijn in het programma van de kweek scholen opgenomen. Dit is ook daarom van belang voor hun latere werk, omdat de functie van gemeentesecretaris (die de zorg voor het archief heeft!) in kleine gemeenten veelal door de onderwijzer wordt vervuld. De tentoonstellingen van archiefmateriaal zijn voor een breder publiek bestemd. In de nieuwe archiefgebouwen heeft men zowel een tentoonstellingszaal als een ruimte voor het houden van lezingen etc. Voor het onderwijs plaats men hier bij voorkeur een grote tafel waaraan plm. 20 leerlingen kunnen zitten. Men kan zo doende zonder veel moeite archiefstukken tonen en evt. ter bezichtiging door geven. De materiële toestand van een stuk kan hierbij een bezwaar vormen; toch is deze methode te prefereren boven het projecteren van dia's o.i.d., omdat de schokwerking bij het zien van het originele document belangrijk is. Zonodig kan men de stukken in een plastic hoes vertonen en doorgeven. Hetzelfde bezwaar t.a.v. de verminderde schokwerking rijst bij het soms noodzakelijke transscriberen en vertalen. Deze en dergelijke activiteiten worden voornamelijk ontwikkeld in de hoofd plaatsen van de departementen. Dit is wel onrechtvaardig tegenover de kleinere steden. Indien hier een gemeentearchivaris aanwezig is, kan hij deze educatieve taak met behulp van de geschiedenisleraren verrichten. De leerlingen buiten de hoofdplaatsen kunnen verder bereikt worden met de z.g. pochettes: mapjes met reproducties, voorzien van een commentaar ten be hoeve van de leraar, voor wie dit ten slotte ook nieuw is. Wat wil men met deze 'service éducatif' nu eigenlijk bereiken? Ten eerste hoopt men er de kennis van het verleden mee te verbreden en te verdiepen. In het bij zonder de locale geschiedenis wordt toegelicht, dit slaat n.l. het beste aan. Maar wanneer deze methode tot enig inzicht wil leiden, moet wel het verband met de nationale en algemene geschiedenis worden gelegd. [97]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1964 | | pagina 11