2 3 VERSLAG DER EEN EN TACHTIGSTE ALGEMENE VERGADERING gehouden te Utrecht in hotel Noord-Brabant op 27 januari 1961. De voorzitter, dr. G. W. A. Panhuysen, opent om 1.45 uur de vergadering die door 62 leden wordt bijgewoond. De notulen van de 79e algemene leden vergadering d.d. 10 juni 1960, afgedrukt in N.A.B. 64e jrg. (1960) 2e afl. p. 53 e.v. en van de 80e buitengewone ledenvergadering d.d. 6 juli 1960, afge drukt in N.A.B. 64e jrg. (1960), 3e afl. p. 100 e.v. worden goedgekeurd. Op verzoek van de heer mr. Aa wordt nog eens uitdrukkelijk vastgesteld dat de notulen der 79e algemene vergadering de authentieke uitleg der statuten- en reglementsartikelen bevatten. Voor het jaarverslag van de voorzitter zie pag. 5. De penningmeester geeft zijn rekening en verantwoording. Bij ontstentenis van beide leden der kascommissie, wordt door de secretaris het door hen opgestelde rapport voorgelezen. De penningmeester wordt gedechargeerd. Aan de orde is een bestuursvoorstel tot instelling van een commissie tot bestudering van de mogelijkheden van een registratie van niet-publiekrechtelijke archieven (familie-archieven, bedrijfs-archieven, archieven van organisaties enz.). De voorzitter brengt de studiedagen 1960 in herinnering, toen de familie-archieven gedurende twee dagen aan de orde kwamen. Spr. is van mening dat het niet bij deze dagen moet blijven. Naar het inzicht van het bestuur is het voorstel tot instelling ener commissie de logische consequentie. Voorlopig gaat het slechts om de mogelijkheid om tot een registratie te komen. Het is niet de bedoeling dat de problemen die zich daarbij zouden kunnen voordoen thans reeds aan de orde komen. De commissie zal tot taak krijgen hierover een praeadvies aan de vereniging uit te brengen. Indien de vergadering met het voorstel accoord gaat, zou het bestuur als leden der commissie voor willen stellen de heren mr. A. P. van Schilfgaarde en drs. A. van der Poest Clement. Dr. Groeneveld zou de basis der commissie breder opgesteld willen zien door er een bedrijfs- archivaris bij te betrekken, waar toch in het voorstel de bedrijfsarchieven ge noemd worden. De voorzitter geeft te kennen dat deze zijn vermeld omdat bedrijfsarchieven vaak verbonden zijn met familie-archieven. Dit soort bedrijfs archieven is betrokken bij het werk der commissie. Hierbij is niet zozeer gedacht aan de archieven der moderne bedrijven. Overigens is dit een probleem waar over de commissie zich zal moeten uitspreken. Spr. stelt voor het inzicht der commissie af te wachten die ook, zo zij dat nodig acht voorstellen tot uit breiding van de commissie aan de vergadering kan voorleggen. De heer Groeneveld doet een voorstel de opdracht aan de commissie enigszins anders te redigeren n.l. familie-archieven en daarmee samenhangende bedrijfsarchieven. Terwijl de voorzitter opmerkt dat het bestuur zich hiermede wel kan verenigen, blijkt mr. Schaap van mening te zijn dat de taak der commissie teveel wordt afge bakend. De voorzitter zou het advies der commissie willen afwachten. Mr. Aa heeft drie vragen te stellen. Vallen persoonlijke archieven buiten de werkzaam heden der commissie? Zijn de archieven van vakverenigingen en politieke organi saties bij het voorstel betrokken? Waar ligt de grens bij het in het voorstel gebruikte woord „publiekrechtelijk"? De voorzitter geeft ten antwoord dat z.i. persoonlijke archieven hierbij betrokken zijn. In het voorstel wordt over archie ven van organisaties gesproken. Het antwoord op de derde vraag zou spr. aan de commissie over willen laten. Dr. Unger legt nog eens de nadruk op de banden tussen bedrijfsarchieven en familie-archieven. Spr. wijst op een enquête, voor enige jaren op verzoek van het Ned. Econ. Hist. Archief door de Kamers van Koophandel gehouden. De vergadering gaat zonder stemming accoord met het voorstel tot instelling der commissie, met de door dr. Groeneveld voorge stelde redactiewijziging en de benoeming van de heren Van Schilfgaarde en Van der Poest Clement tot leden. De voorzitter deelt vervolgens mede dat een delegatie bestaande uit de voorziter der vereniging, de voorzitters der beide afdelingen en dr. Van Hoboken, ondervoorzitter, ter audiëntie zal gaan bij de Staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, om de positie der archiefambtenaren te bespreken. In samenwerking met de afdelingsbesturen is een memorandum opgesteld dat bij deze bespreking als leidraad zal dienen. Voordat nu het volgende punt verkiezing van een nieuwe voorzitter aan de orde komt, vraagt dr Van Hoboken het woord. De ondervoorzitter richt zich tot de scheidende voorzitter dr. Panhuysen, met een terugblik op diens meer dan zeven jaar lange ambtsperiode. Spr. brengt het programma in herinnering dat dr. Pan huysen in zijn jaaroverzicht van 1955 heeft uiteengezet. Waneer dit programma op het ogenblik niet volledig is verwezenlijkt, aldus dr. Van Hoboken, dan is dat een gevolg geweest van tegenslag of tegenwerking, maar niet van gebrek aan toewijding en energie. Spr. zegt er van overtuigd te zijn dat velen met dr. Panhuysen de teleurstelling delen over het feit dat de nieuwe archiefwet en de nieuwe „Handleiding" niet onder diens voorzitterschap tot stand zijn gekomen. Dr. Van Hoboken memoreert de door de voorzitter geponeerde drie stellingen over de verhouding van de archivaris tot de lopende archieven, die in 1956 door deze vergadering werden aangenomen en die voor de verheldering en de daarmee samenhangende problemen van groot belang zijn geweest; de op initiatief van de voorzitter sedert 1956 jaarlijks georganiseerde studiedagen, waarbij spr. in het bijzonder wilde wijzen op die van 1957, tijdens welke dr. Panhuysen een belangrijke voordracht over de herziening der handleiding en oorsprong van het herkomstbeginsel gehouden heeft; de vruchtbare samen werking met het ministerie van O. K. en W. inzake het ontwerp-archiefwet; de medewerking aan het komende archiefbesluit; de bij de Tweede en Eerste Kamer gevoerde aktie i.v.m. de behandeling van het ontwerp-archiefwet; het initiatief tot het verzenden van een telegram aan de Staatssecretaris na de verwerping van het ontwerp door de Eerste Kamer. De verbetering van de materiële positie van de archiefambtenaar had steeds zijn volle aandacht, zo gaat de ondervoorzitter verder, die ten slotte nog opmerkt dat tijdens dit voorzitterschap een algehele herziening van Statuten en Reglement der ver eniging is tot stand gekomen. Spr. dankt, namens de vereniging, de voorzitter voor de vele en belangrijke aktiviteiten in het belang der vereniging verricht en geeft uiting aan zijn grote waardering over de uitmuntende wijze waarop dr. Panhuysen de vergadering altijd heeft weten te leiden. De vereniging, aldus dr. Van Hoboken, verliest met dr. Panhuysen een voorzitter van zeer uitnemende kwaliteiten. De voorzitter dankt dr. Van Hoboken en de vergadering en gaat over tot de keuze van een nieuwe voorzitter, terwijl dr. Formsma, de bestuurscandidaat, de vergadering verlaat. Nadat is vastgesteld dat geen tegencandidaten zijn gesteld en de vergadering heeft afgezien van schriftelijke stemming, wordt dr. W. J. Formsma, Rijksarchivaris in de provincie Groningen, bij acclamatie

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1961 | | pagina 5