104
moeten houden en ons daarom moeten onthouden van aanwijzingen
De heer Van der Gouw vindt dat de Staatssecretaris moet uitmaken wat
hij wil indienen. Deze vergadering moet er niet over discussiëren of de Eerste
Kamer al of met gelijk heeft Spreker stelt voor in het telegram te stellen
„het ontwerp-archiefwet, al dan niet gewijzigd". De voorzitter wil dit wel
overnemen. Het voorstel van dr. Woltring, dat intussen op schrift is gesteld
kan bij hem geen genade vinden. Mr. Hardenberg heeft bezwaar tegen de
uitdrukking „rechtszekerheid der Nederlandse burgers". Spreker stelt voor
in plaats hiervan te stellen het algemeen belang van de Nederlandse qe-
meenschap en om in de laatste alinea de woorden „algemeen belang" te ver
vangen door „terwille van de belangen die hierbij op het spel staan". De
voorzitter heeft tegen deze wijzigingen geen bezwaar. Nog enige leden komen
met voorstellen tot kleine veranderingen. De voorzitter, van mening, dat de
tekst met verder veranderd mag worden, brengt het voorstel met de over
genomen wijzigingen in stemming. Het wordt door de vergadering bij acclamatie
aanvaard. De tekst luidt dus als volgt:
De vereniging van Archivarissen in Nederland in buitengewone vergadering
bijeen op 6 juli 1960;
heeft met grote teleurstelling kennis genomen van het feit, dat de Eerste
Kamer der Staten-Generaal het ontwerp-Archiefwet 1959 heeft verworpen;
is van oordeel, dat hierdoor een zware slag is toegebracht aan het archief
wezen in Nederland en daarmee tegelijkertijd aan het algemeen belang
der Nederlandse gemeenschap, waarvoor zorgvuldig bewaarde, goed qe-
or ende en wettelijk streng beveiligde archieven van de wetgevende,
besturende en rechtsprekende organen van de Overheid onontbeerlijk zijn-
verzoekt Uwe Excellentie met verschuldigde eerbied terwille van de
e angen die hierbij op het spel staan, te willen zoeken naar een modus
ie het mogelijk maakt het ontwerp-archiefwet, al dan niet gewijzdqd zo
spoedig mogelijk opnieuw bij de Staten-Generaal in te dienen en zodoende
te bevorderen, dat deze wet alsnog binnen korte tijd tot stand komt.
De voorzitter meent te mogen constateren dat de leden van de Vereniqinq
van Archivarissen onverdeeld zijn voor wat betreft hun inzicht in het belanq
van het tot stand komen der nieuwe Archiefwet.
De voorzitter doet voorlezing van het communiqué dat aan de pers verstrekt
zal worden.
Dr. Ketner vraagt of mondelinge toelichting 'bij de Staatssecretaris mogelijk
1S'. ?e. voorftter ff toe ten departemente te informeren en roert dan een op
juli j.l. m de Volkskrant verschenen artikel aan, getiteld: „Archiefwet strandde
op twist archivarissen' Spreker is van mening te moeten protesteren tegen
een bepaalde m dit artikel voorkomende, voorstelling van zaken en wil daaren
tegen vaststellen dat de m de vereniging levende ideëen in het ontwerp qroten-
dee s verwerkt zijn en dat met van deze zijde komende adviezen steeds zo
vee mogelijk rekening is gehouden. Het bestuur heeft zich nooit te beklaqen
gehad over gebrek aan medewerking. Spreker kan niet begrijpen hoe een
ingewijde dit heeft kunnen schrijven en betreurt het bovenal dat - indien
althans dit artikel door een lid der vereniging is geschreven dit zijn meningen
met op onze eigen vergaderingen naar voren heeft gebracht. Namens het bestuur
105
veroordeelt hij een dergelijk optreden. Spreker acht het niet nodig op deze
kwestie in de pers terug te komen.
De heer Rogier vraagt dan het woord, die zegt niet de geringste moeite
te hebben om te bekennen dat hij de auteur van het gewraakte stuk is. Spreker
verklaart part noch deel te hebben aan de kop van het artikel. Wat de inhoud
betreft: niet de vereniging van Archivarissen als zodanig moet zich bekritiseerd
voelen, maar zij die doorgingen met individueel commentaar, in strijd met het
standpunt dat de vereniging had ingenomen, niet alleen ten aanzien van het
ontwerp-archiefwet, maar ook ten aanzien van daarin behandelde onderwerpen
als de moderne archieven, de inspectie en de bevoegdheden van de archivaris.
Het zijn de tegenstrijdige adviezen die de redding van het ontwerp verhinderd
hebben. Spreker heeft duidelijk willen maken hoe weinig vruchtbaar de kring
van archivarissen op deze wijze geworden is. Een juiste publiciteit had opinie
vormend kunnen werken. Spreker heeft een onafhankelijk geluid willen laten
horen, nu de oudere leden geen blijk van zelfkritiek geven. Kritiek op het
geschrevene zal aanvaard worden voorzover opportuun het artikel is
naar zijn mening niet ongepast en evenmin wil spreker de opmerking aanvaar
den dat het hem ontbrak aan esprit de corps. Ook de redactie van de Volks
krant treft geen verwijt; de vereniging zou daarentegen op moeten komen
tegen het artikel van prof. Duynstee in de Tijd van 5 juli, dat een zakelijke
bestrijding vraagt.
De voorzitter geeft uiting aan zijn waardering voor de openlijke erkenning
van het auteurschap door de heer Rogier. Het blijft echter te betreuren dat
het artikel achteraf in een krant is gébracht. Het had van waarde kunnen zijn
wanneer het in een vroeger stadium in eigen milieu was gedebiteerd.
Vervolgens vraagt de heer Van der Gouw het woord voor een uitvoerige
beschouwing over de stand van zaken in het archiefwezen (toespraak is elders
in dit blad opgenomen). De voorzitter dankt de heer Van der Gouw voor
zijn diepgaande 'beschouwingen. Hij kan niet op alle punten reageren, doch
keert zich tegen enige uitlatingen die hem in de mond zijn gelegd. Hij twijfelt
niet aan de intelligentie van de leden der Eerste Kamer, maar blijft er van
overtuigd, dat de tegenstemmers de essentiële betekenis van de wet niet vol
doende hebben beseft. Spreker geeft opnieuw uiting aan zijn overtuiging van
het belang van dit wetsontwerp om tot een betere ontwikkeling van het archief
wezen te komen. De voorzitter is het in zoverre met de vorige spreker eens,
dat wij ook zonder een nieuwe wet zullen moeten werken om vooruit te komen.
Mr. Aa verzoekt opname van de toespraak van de heer Van der Gouw
in het N.A.B. Mejuffrouw dr. Nuyens is van mening dat er weinig nieuws in
te vinden is. De heer Van der Gouw repliceert: het is nodig op de trom te
slaan. Spreker wil niet treuren op het graf der archiefwet, maar wil tot
daden komen. De vergadering betuigt haar instemming met de publikatie der
beschouwing.
Mr. Aa vraagt of het bestuur nog zal reageren op een in „de Tijd" ver
schenen artikel over het ontwerp-ardhiefwet van de hand van prof. Duynstee.
Spreker zou hierin een bewijs van activiteit zien. De heer Van der Gouw is
van mening dat men niet op al die artikelen kan ingaan. Hij stelt echter voor
de redactie aan mr. Aa op te dragen.
De heer Don is het hier niet mee eens. Naar zijn mening zou in dat geval
een reactie het standpunt der vereniging impliceren. De voorzitter is het