98
rechtenstudie. Tijdens de Eerste Wereldoorlog moest hij evenwel als reserve
officier de studie geruime tijd onderbreken. Na in 1919 te Leiden tot doctor
in de rechtswetenschappen te zijn gepromoveerd, werd hij begin 1920 volontair
op het Algemeen Rijksarchief in Den Haag, waar juist de eerste Archiefschool
werd geopend en waar hij door zijn buitengewone werkkracht dadelijk de
aandacht trok. Een jaar later deed hij zijn archiefexamen, waarna hij onmid
dellijk als chartermeester bij het rijksarchief te Zwolle werd aangesteld. Daar
bleef hij drie jaren en werd toen in gelijke rang naar het rijksarchief te Arnhem
overgeplaatst. Zijn Arnhemse jaren onder de bekwame leiding van Jhr. Mr.
A. H. Martens van Sevenhoven zijn voor zijn verdere vorming van onschatbare
waarde geweest. Aan de voortreffelijke archiefinventarissen uit de Arnhemse
school heeft hij ijverig meegeholpen. Ook vond hij er de tijd om verschillende
historische studies te publiceren. Nog uit zijn Zwolse tijd dateert de relatie
met de Nederlandse Oudheidkundige Bond, waarvan hij meer dan 25 jaren
het secretariaat vervulde. Deze functie gaf hem gelegenheid zijn zin voor het
99
smaakvolle en het schone uit te leven en tegelijk nuttige banden tussen de
archiefwereld, het museumwezen en de monumentenzorg te leggen.
In 1933 keerde Graswinckel naar het Algemeen Rijksarchief terug om er
als rijksarchivaris met het beheer van de Tweede Afdeling belast te worden.
Terwijl hij zich tevoren voornamelijk had gespecialiseerd op middeleeuwse
archieven, opende zich nu voor hem een geheel nieuw arbeidsveld. Aanvankelijk
kostte de omschakeling hem enige moeite en was het voor hem een verademing
zich met een uitgave als die van de Nederlandse kloosterzegels vóór 1600 te
kunnen bezighouden, maar allengs kregen de moderne archieven hem ook te
pakken. Met zijn voordracht, in 1940 voor onze vereniging gehouden, over
vernietiging van archieven verrichtte hij op dit gebied zelfs baanbrekend werk.
Gedurende de Duitse bezetting had hij een werkzaam aandeel in de overbren
ging van archiefstukken uit het kustgebied naar de daarvoor bestemde bomvrije
bergplaatsen. Op het juiste moment met vakantieverlof in Noord-Brabant ver
toevend, maakte hij in oktober 1944 de bevrijding van het Zuiden mee om
daarna als reserve-majoor te worden ingedeeld bij het militair gezag te Breda.
Toen in 1945 ook het Noorden van ons land was bevrijd, was hij een tijdlang
militair commissaris van het district Utrecht-West. Na hervatting van zijn
archiefwerkzaamheden volgde hij met ingang van 1 januari 1946 Mr. R. Bijlsma
op als algemeen rijksarchivaris. Intussen was hij in militair verband tevens
werkzaam bij het Commissariaat-Generaal tot behartiging van de Nederlandse
Economische Belangen in Duitsland, waarheen hij herhaaldelijk reizen maakte
voor de recuperatie van door de bezetters weggevoerde archieven en bibliothe
ken en waar hij ondermeer in aanraking kwam met Amerikaanse archivarissen.
Geplaatst aan het hoofd van de rijksarchiefdienst, die het slachtoffer was
geworden deels van de vooroorlogse bezuinigingswoede, deels van de ont
wrichting tijdens de Tweede Wereldoorlog, en geruggesteund door vele nieuwe
ervaringen, die zijn blik hadden verruimd, heeft hij aan het weer op gang
brengen van die dienst uitstekend leiding gegeven. Het rijksarchivarissencorps
werd vernieuwd en het ambt van rijksarchivaris in Drenthe hersteld. Het sinds
1933 gestaakte drukken van archiefinventarissen op zijn voorstel hervat. Ook
werd door hem nagegaan, welke leegstaande gebouwen voorlopig voor even
tuele uitbreiding van bergruimte geschikt zouden zijn, in afwachting van de
noodzakelijke vernieuwing van de op vele plaatsen te klein geworden archief
depots. Na moeizame onderhandelingen leidde dit in 1951 tot de gedeeltelijke
inrichting van een bunker te Schaarsbergen als hulpbewaarplaats van het Al
gemeen Rijksarchief, waardoor de ontruiming van enkele geheel onvoldoende
tijdelijke bergplaatsen ten uitvoer kon worden gebracht. Naast plannen tot
wijziging en aanvulling van de Archiefwet had de verbetering van de opleiding
van het wetenschappelijk archiefpersoneel zijn aandacht. Meermalen stelde hij
succesvolle pogingen in het werk om afgedwaalde archiefstukken voor de
rijksarchieven terug te ontvangen, waarvan de terugkeer van de Gelderse
charters uit München een van de meest spectaculaire was. Anderzijds overtuigd
van het nut de archieven meer in de publieke belangstelling te plaatsen, wist
hij het uitlenen van archiefstukken naar tentoonstellingen zowel in binnenlandse
als buitenlandse musea te stimuleren. Aan het inrichten van verschillende van
die tentoonstelingen nam hij persoonlijk deel en hoezeer hij een feeling had
voor het smaakvol presenteren van archivalia, bewees o.a. het grote succes
van de herdenkingstentoonstelling in 1952 ter gelegenheid van het 150-jarig