90 De inhoud is in twee opzichten 'belangrijk. In de eerste plaats kan hier de vorming van het domaniaal bezit van een Cistercienserabdij op de voet worden gevolgd. Van de 16de eeuw af zijn de geldrekeningen aanwezig, ongetwijfeld een goed basismateriaal voor een studie van de agrarische geschiedenis. Ook zal voor de Belgische genealogie veel aan dit werk kunnen worden ontleend. In de inleiding vinden wij uitvoerige beschouwingen over de systematiek van de inventaris. Getracht is daarbij zoveel mogelijk aansluiting bij de Nederlandse Handleiding te vinden. De inventaris van P. A. Meilink van het archief van de abdij van Egmond strekt daarbij tot hooggeprezen model en wordt gecon trasteerd met een minder bevredigende Oostenrijkse inventaris van 1938. De grote moeilijkheid overigens een moeilijkheid, waarop ook de maker van de inventaris van Citeaux is gestuit (Richard) is, dat in de tijd dat het archief nog leefde de Cisterciensers enige keren van systeem zijn veranderd in verband met de wijziging van het exploitatiesysteem. Tot in de loop van de 13de eeuw is geordend per grangia, daarna per parochie. In de 16de eeuw werd weer de exploitatie-eenheid als uitgangspunt genomen, maar nu uitgaande van de verpachting. De Cisterciensers hadden zelf steeds grote belangstelling voor hun archieven en in vele gevallen kunnen de oorspronkelijke classificaties nog uit dorsale let ters en cijfers worden afgeleid. Tenslotte heeft het Generaal Kapittel van 1601 een vrij compleet systeem voor de archiefordening ontwikkeld. Deze inventaris sluit aan bij het ordeningssysteem van het eind van de middel eeuwen: I Generalia (personalia, privileges, betrekkingen met de Heilige Stoel, betrekkingen met andere abdijen), II Algemene gegevens betreffende de admi nistratie, III Gegevens betreffende bijzondere administratiën. Dit systeem sluit vrij nauw aan bij de denkbeelden, die bij de Cisterciensers in de loop van de 17de eeuw waren ontwikkeld. Tenslotte moeten wij er nog op wijzen, dat slechts een gedeelte van het archief van de abdij, die in 1797 ophield te bestaan, hier is behandeld. Het archief werd verspreid en een zeer belangrijk deel berust thans in de archieven van het aartsbisdom Mechelen. Ook moet men erop verdacht zijn, dat alle kaarten overgebracht zijn naar de „Section des Cartes et Plans'" van het Alge meen Rijksarchief. Het eerste is zeer te betreuren, maar doet aan de waarde van deze inventaris niet af. I. H. VAN EEGHEN Gaston Beterams. Antwerpse Schepenarchieven, bewaard op het Rijksarchief te Antwerpen 1300-1794. Uitgave: Min. van Openb. Onderwijs. Algemeen Rijksarchief Brussel. 1959. In het Rijksarchief te Antwerpen bevinden zich 2400 charters, die van 1300 af geheel het Ancien Régime bestrijken. Het is een vrij willekeurige ver zameling. Vandaar dat het bij de bewerking ervan onmogelijk bleek op deze stukken het herkomstbeginsel toe te passen. Alle stukken zijn afkomstig van één instantie, n.l. de Antwerpse schepenen. Daarom worden ze bij elkaar ge houden. Een inventaris was hier niet op zijn plaats, een regestenuitgave des te beter. Aangezien het bij regesten gaat om feiten, is op grond daarvan door de 91 bewerker een indeling toegepast, die van praktische waarde is. Het gevolg is, dat de stukken in vijf groepen uiteen vallen, n.l. 1. echte schepenbrieven; 2. oorkonden uitgaande van de stad Antwerpen: 3. acten betreffende verschillende families; 4. acten betreffende huizen in Antwerpen; 5. enkele oorkonden van diverse oorsprong. Mede dank zij een zeer goede klapper op deze 2400 regesten, is door het nauwgezette vorserswerk van de samensteller aan vele historici een goede dienst bewezen. Tot dusver bevond ieder die deze stukken wilde raadplegen zich voor een mer a boire. De adjunct-conservator heeft ze door deze bewer king toegankelijker gemaakt. Dat is niet alleen voor Antwerpen van belang, maar ook voor West Brabant. Als men deze regesten stuk voor stuk doorneemt, blijkt geregeld de nauwe relatie tussen Antwerpen en West Brabant. Verschil lende familienamen zijn niet alleen dezelfde, maar er is ook een typische over eenkomst in de namen van straten, huizen en gronden. West Brabant maakt eveneens het voorwerp uit van verschillende schepentransacties. Ossendrecht, Woensdrecht, Hoogerheide, Zevenbergen, Roosendaal en Bergen op Zoom worden vermeld. Het aantal vergissingen dat is gemaakt, blijkt uiterst klein. Bijv. nr. 425 en 473 hebben het zegel van dezelfde persoon, die van Spaengnen moet heten. Ondanks de goede Nederlandse woordkeus, is het dialectische woord „vertoef" voor „uitstel genomen. Bepaald onverstaanbaar is alleen de tekst van nr. 1712. Een heel enkele keer schijnt de bewerker de betekenis ontgaan; Loubsveer of het veer Ten Tolhuyse (nr. 1334) lijkt mij het veer op Iersekeroord, Lobbe- kensveer. We geven deze opmerkingen slechts als bewijs, dat we het monnikenwerk van dr. B. met aandacht hebben doorgenomen, waardoor we bevestigen kunnen, hetgeen hij in zijn inleiding zegt: Men krijgt door deze regesten 'n kijkje op de handelswereld, de handelspractijken, het winstbejag van de kooplui; op de zorgen van Karei V, terwijl toponymie en de anthroponymie evenzeer aan hun trekken komen als de schilderkunst. C. SLOOTMANS W ij ontvingen: J. Taal, De Goudse kloosters in de middeleeuwen (Nijm. proefschrift). Hil versum 1960. Dr. J. Marechal, Inventaris van het Archief der Proosdij van Sint-Donaas te Brugge. Brussel 1960. Marcello del Piazzo, Signoria, Dieci di Balia, Otto di Pratica. Legazioni e commissarie, missive e responsive. Roma 1960. Herbert Buck, Zur Geschichte der Produktivkrafte und Produktionsverhalt- nisse in Preussen 1810-1933. Spezialinventar des Bestandes Preussisches Minis- terium fiir Handel und Gewerbe, Band 2. Berlin 1960. E- W. Lindgard, Records of the collector of customs Puget Sound District. Preliminary inventories nr. 122. Washington 1960.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1960 | | pagina 20