76 77 KRONIEK Hoewel het archief van het ministerie tot 1914 reeds was overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief en dus veilig wordt bewaard, bleek dat het voort bestaan van de archieven van de departementale diensten een zeer labiele aangelegenheid was en is. De vrees ontstond, dat de beheerders van deze archieven uit tijdsgebrek en gemis aan ruimte steeds minder zorg zouden hebben voor deze oude zaken, waardoor deze mogelijke bronnen tot onderzoek naar plaatselijke omstandigheden en situaties gevaar liepen. De aanwezigheid van deze archiefjes werd geregistreerd en er werd contact gezocht met een aantal rijksarchivarissen in de provincies (de contacten wor den geleidelijk uitgebreid) om te onderzoeken in hoeverre deze archieven inderdaad het bewaren waard zijn, wat vernietigd zou kunnen worden en hoe het restant zou moeten worden beschreven. Het ministerie stelde de arbeidstijd van deze archiefambtenaren beschikbaar terwijl de rijksarchivaris in de pro vincie verzocht werd leiding te geven aan (en toezicht te houden op) de nood zakelijke werkzaamheden. De „rayonambtenaar werd aldus als het ware „kind in huis" van het „provinciale rijksarchief"; in sommige gevallen werd het archiefje in zijn geheel naar de werkruimte op het rijksarchief overgebracht en aldaar door hem bewerkt en gereed gemaakt voor de later volgende officiële overdracht. Jam mer is het, dat dikwijls geen opslagruimte in de rijksarchiefbewaarplaatsen beschikbaar is. Overwogen wordt op van de zijde van het ministerie in elke provincies een paar „veilige plekjes te vinden waar voorlopige bewaring kan plaatsvinden. In elk géval zijn ook dan deze archieven bij de rijksarchivaris in de provincie bekend. Voor de administratie is deze gang van zaken ook aantrekkelijk omdat tege moet wordt gekomen aan het verzoek om „ruimte" waarbij men altijd wat spijtig kijkt naar al die opbergmogelijkheden die de „oude rommel", zoals men dit wat oneerbiedig pleegt te noemen, inneemt. Het is allemaal niet zo erg belangrijk zal men wellicht zeggen, maar toch is dit een voorbeeld van praktische samenwerking waarbij, naar mijn stellige overtuiging, door het persoonlijk contact, kansen liggen voor meer begrip en waardering. Het is nog een schuchter begin, maar vóór het jaar 1960 ten einde is hopen „wij van landbouw" in elke provincie elkaar te hebben leren kennen enerzijds, en samen te werken anderzijds. W. N. BERENDS, DE VERSLAGEN OVER HET JAAR 1958 De Verslagen omtrent 's Rijks oude archieven over 1958 brengen over en voor het archiefwezen weer tal van belangrijke mededelingen. Ouder gewoonte delen wij daaruit het voornaamste mede. In het algemeen gedeelte wijst de algemene rijksarchivaris op het in de kring der archivarissen gegroeide besef dat zij bij een goede vorming van de lopende overheidsarchieven een wezenlijk belang hebben aangezien zij of hun opvolgers die archieven na verloop van tijd onder hun beheer zullen krijgen om ze dienstbaar te maken aan het historisch onderzoek, Voor een dergelijke inspectie wordt een nieuw type van archivaris verlangd met ruime kennis van het levende overheidsapparaat en zijn administratiemethoden; bij de op leiding van toekomstige archiefambtenaren zal aan dit aspect een belangrijke plaats moeten worden ingeruimd. De notulen van de bijeenkomst van rijksarchivarissen brengen wederom verschillende belangrijke gezichtspunten. Twijfel werd uitgesproken over de houdbaarheid van mikroreprodukties; inzake de leesapparaten is goedkoop duurkoop gebleken. Medegedeeld werd dat in 1959 zal worden overgegaan tot aanschaffing van een laminator; een technisch ambtenaar zal moeten worden aangesteld, die in het buitenland ervaring op zal moeten doen. Gewezen werd op het brandgevaar, verbonden aan de voor laminatie gebruikte foelie, die een vrijwel constante temperatuur en vochtigheid vereist1). T.a.v. bescher ming van archieven werd medegedeeld dat het standpunt is dat deze het best ter plaatse in veiligheid gebracht kunnen worden en wordt geraden te onder zoeken wat in het kader der bedrijfszelfbescherming kan worden bereikt. Bij elk rijksarchief een voldoende beschermde kelder te bouwen is niet mogelijk. Evacuatie wordt niet beoogd; een uitzondering kan worden gemaakt voor de allerbelangrijkste stukken, die naar bestaande schuilkelders vervoerd kunnen worden. -Gevraagd werd de voor kort overgenomen archieven der hypo theekbewaarders volgens één model te doen inventariseren; dat is zeer een voudig en dus gemakkelijk uitvoerbaar. Dezelfde vraag werd gesteld t.a.v. de overgenomen registers van de B.S. De chartermeester aan het rijksarchief in Zeeland blijkt hiervoor een nieuw systeem te hebben ontworpen: i.p.v. ordening van deze bescheiden naar de arrondissementen der rechtbanken, waar zij ge deponeerd waren, is aangenomen het beginsel van rangschikking in één reeks volgens de alfabetische volgorde der gemeenten; i.p.v. inventaris in boekvorm met doorlopende nummering komt een beschrijving op fiches, die zo nodig gemakkelijk aangevuld en onbeperkt voortgezet kan worden1). T.a.v. de retroacta B.S. kan worden vermeld dat het laatste dezer inventarissen, Noord- Brabant, bijna gereed kwam; slechts de beschrijving van de retroacta van 1) Vermelding verdient de opmerking van de rijksarchivaris in Friesland (p. 92) na de mededeling, dat een aantal delen van het rechterlijk archief zijn gezaponeerd, dat m.o.o. de twijfel, welke is gerezen aangaande het nuttig effect van deze behandeling, en het nu lopende onderzoek naar een betere methode, de uitslag daarvan eerst zal moeten worden afgewacht. r) Het verslag van de rijksarchivaris in Friesland spreekt ook van het „straks bij het definitief inventariseren van het gehele archief 1811-1882 Elders is nog op de traditionele manier voortgewerkt.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1960 | | pagina 13