74 PRAKTISCHE SAMENWERKING Wetenschappelijke medewerkers: P. A. Bos; E. G. Groeneveld; mr. D. W. Kok; A. J. van der Leeuw; B. A. Sijes; A. G. Vromans. ARCHIEF VAN DE KONINKLIJKE LANDMACHT (behoort tot de Sectie Krijgsgeschiedenis van het Hoofdkwartier van de Generale Staf). Leiden. Wittepoortkazerne"Weddesteeg 2 (hoek Noordeinde), met dependance Oude Varkenmarkt 18. Hoofd van het archief: H. F. D. Oxen aar (II). Plaatsvervangend Hoofd: B. Schepman, res. majoor voor spec, diensten der Infanterie (II). Tijdelijk gedetacheerd: J. E. van Zwieten, kapitein der Kon. Luchtmacht (II). Militairen, belast met archiefwerkzaamheden: K. den Uijl, adj.-onderofficier der Infanterie; J. Th. Beentjes, wachtmeester le klasse der Veld-Artillerie. Administratieve ambtenaren. Hoofdschrijvers: H. W. C. Verhaar; D. Westerbeek. Schrijvers A: P. Krüg; M. J. J. van der Linden. Binder: A. Starre. Tijdelijke administratieve krachten: mej. J. H. Sagekuele; A. van Giffen; H. Frijlink. Het is een gewoonte geworden, dat de verzorgers van de hedentijdse ar chieven en de bewaarders der oude archieven elkaar met wat onwennige bewegingen trachten te benaderen, maar dan zo van eikaars geestelijke instelling ten opzichte van hun wederzijdse arbeidsterreinen schrikken, dat zij elkaar met een vluchtige groet voorbijlopen. Over de oorzaken van deze situatie wordt veel geschreven en gesproken, meestal op een zodanige toon, dat de toestand niet verbetert, eer minder goed wordt. Deze omstandigheid is misschien wel de oorzaak, dat het „Archievenblad" de scribenten vindt in eigen kring, terwijl het bij „Overheidsdokumentatie" niet anders is. Het kan niet ontkend worden, dat ook mijnerzijds enige terughoudendheid gevoeld wordt bij deze mijn eerste poging in het lijfblad van de Nederlandse Archivaris iets te vertellen over het ambtelijk contact dat in toenemende mate is gegroeid tussen de afdeling Registratuur van het ministerie van Landbouw en Visserij en verschillende rijksarchivarissen in de provinces. Een schroom, die voornamelijk voortkomt uit een sterk gevoeld verschil in levensgewoonten en milieu bij de dagelijkse arbeid. Een bezoek aan zon afdeling „post- en archiefzaken' zou vermoedelijk U, lezer van het Archievenblad, die in de rustige omgeving van een rijksarchief werkzaam is, evenzeer treffen. Wat mij in het bijzonder opviel bij de bezoeken 75 aan de provinciale rijksarchieven was het feit, dat het geluid van ratelende schrijfmachines ontbrak, geen af en aan lopende postbezorgers, geen haastig gevoerde telefonische informatiegesprekken, maar in de arbeid geconcentreerde lezers van oude folianten, die verspreid over grote tafels, kennelijk onderdelen vormden van een onderzoek naar gebeurtenissen in het ver verleden. En ik mag U dan ook bekennen, dat ik het prettig vond een ogenblik verlost te zijn van die papierworst, die zich elke dag weer wringt door de administratieve darm (als U mij deze beeldspraak wilt vergeven) om mij te kunnen bezig houden met een probleem dat nu eens niet ligt binnen de om heining van de registratuur en archiefvorming. Eens even vrij zijn van het voortdurend móéten vormen van dossiers, van series of reeksen alleen al omdat anders de toestromende papieren een chaos zouden veroorzaken. Maar nu terzake Het ministerie van Landbouw en Visserij stelt er prijs op, dat de administra ties van de „buitendiensten" behoorlijk zijn ingericht en kunnen beschikken over vlot raadpleegbare archieven, die de ambtenaren kunnen bijstaan bij het dagelijks werk. Het is voornamelijk het onderzoek en de voorlichting van de bevolking ten plattelande op het gebied van landbouw, veeteelt, tuinbouw en akkerbouw enz. waarmede deze buitendiensten zich bezig houden. Het is begrijpelijk dat de ambtenaren van deze dienst, meestal technici, wél belangstelling hebben voor een vlotlopende administratie, archief inbegrepen, maar in het algemeen minder aandacht schenken aan papieren hun nagelaten door ambtsvoorgangers. Hoogstens plukken zij uit bundels die zij in kasten of zolders aantreffen iets dat hun op dat moment belang in boezemt, om dat dan later weer „ergens" te deponeren. Voor het inrichten en op peil houden van de administratieve-bescheiden- depots, zoals ik nu even de archieven van deze diensten wil noemen, beschikt de afdeling registratuur in Den Haag over vier ambtenaren, die elk een aantal provincies als rayon hebben toegewezen gekregen. In de eerste plaats was (en is) hun taak te zorgen voor gelijksoortige administratieve werkmethoden bij de archiefvorming, waarbij aandacht wordt geschonken aan normalisatie in die werkwijzen, die daarvoor in aanmerking komen. Aansluiting is gezocht en gevonden bij de richtlijnen die het Besluit Post- en archiefzaken rijksadministraties 1950 (Stb. K425) geeft, zonder daarbij uit het oog te verliezen, dat elke dienst zo weer zijn eigen probleempjes heeft. Om dit werk goed te kunnen doen, hebben deze reizende archiefambtenaren zich eerst verdiept in de historie van de diensten, die zij moesten bezoeken, en voorts zich de kennis eigen gemaakt, nodig om hun huidige taak te kunnen begrijpen. Enerzijds dus kennis omtrent de vraag wat deze diensten thans doen, anderzijds begrip voor de groei welke deze diensten de laatste 50 tot 70 jaar hebben doorgemaakt. Op deze wijze werkende kwamen zij al spoedig de wat oudere archieven op het spoor, die reeds sinds jaren, als volkomen overbodig, al dan niet beschreven, ergens in een kast of op rekken waren geplaatst. Hoewel zij in eerste instantie moesten voldoen aan de opdracht om de hedendaagse administratie in te richten was hun belangstelling voor de even tuele geschiedkundige waarde van deze oudere archieven gewekt en zij aarzel den niet daaromtrent uitvoerig aan „Den Haag" te rapporteren.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1960 | | pagina 12