256 gehele schriftelijke nalatenschap der elkaar opvolgende besturen der gemeente, welke tot het jaar 1946 onder het beheer van de Archiefdienst staat, voor de gemeente-administratie heeft, want jaarlijks wordt een honderdtal van derge lijke onderzoekingen door verschillende gemeentelijke autoriteiten aan de be heerder van dit archief opgedragen. Dat daarbij vaak ook zeer grote financiële belangen op het spel staan is o.a. gebleken toen in 1935 de Archiefdienst er na lang speuren in slaagde om, bij de daarvoor ingestelde commissie van juristen, de bewijzen op tafel te leggen welke aantoonden dat het Koninklijk Paleis op de Dam, sedert zijn ingebruik neming als zodanig, steeds eigendom der gemeente was gebleven. Amsterdam kon toen op grond daarvan bij de uiteindelijke overdracht van het gebouw aan het Rijk, aanspraak maken op een vergoeding van 10 miljoen gulden. Een voorbeeld uit de naoorlogse tijd tenslotte is het grote bedrag aan oor logsschade dat door het Rijk aan de hoofdstad is vergoed voor de door de Duitse bezetters opgeblazen havenwerken, kranen, kademuren e.d. Alle ver eiste gegevens voor een zo hoog mogelijke uitkering konden, na uitvoerige nasporingen, door de Archiefdienst worden geleverd. Uit deze eclatante voorbeelden moge blijken dat een goed geoutilleerde archiefdienst geen luxe is doch een bedrijf dat zijn geld opbrengt. Maar dit practisch nut der archiefstukken, m.a.w. de zuiver administratieve waarde ervan, vermindert natuurlijk met het verstrijken der jaren. Nog slechts zelden zullen stukken welke ouder zijn dan een eeuw voor administratieve doeleinden worden gebezigd. Deze „verouderde" stukken, als ik ze zo mag noemen, verkrijgen dan echter voor een geheel ander doel een nieuwe waarde n.l. voor het historisch onderzoek. In vrijwel alle gemeenten zal dit slechts de zuiver plaatselijke geschiedenis ten goede komen, alleen voor Amsterdam ligt de zaak volkomen anders door de hoofdrol welke deze stad in politiek, sociaal en economisch opzicht, niet slechts in de Republiek doch ook in de gehele wereld van de 17e en 18e eeuw heeft gespeeld. Amsterdam was destijds caput mundi. Wat het Witte Huis te Washington voor de huidige wereld betekent, dat was het Raadhuis van Amsterdam voor de toenmaals bekende wereld. Niet slechts de beslissing over oorlog of vrede berustte hier doch ook de goederenprijzen, de vrachten en de wisselkoersen welke in die wereld golden werden te Amsterdam, de generale stapelmarkt van West-Europa, vastgesteld. Deze bijzondere positie van de stad leidde er zelfs toe dat burgemeesteren over belangrijke staatszaken rechtstreekse correspondentie met de Gezanten der Republiek in het buitenland voerden. In het archief ziet men dit weer spiegeld in de 13 strekkende meter lange, doch zelden geraadpleegde, serie diplomatieke missiven als bestanddeel van het burgemeestersarchief. De vroedschap vormde de vertegenwoordiging van de burgerij en is dus enigszins te vergelijken met de huidige gemeenteraad. In het algemeen brachten burgemeesteren er de belangrijke kwesties zoals de algemene landspolitiek in deliberatie. Daarom zijn een zeer voorname doch vrijwel nog onbewerkte bron voor de geschiedenis van de Republiek de 82 delen Resolutiën van de Vroed schap. Ik kan in dit verband wijzen op het in 1955 verschenen werk van dr. van Hoboken getiteld: „Witte de With in Brazilië 1648/9", waarin hij een eerherstel van Witte de With's gestie in Brazilië heeft bewerkt o.a. op grond 257 van deze Vroedschapsresoluties welke aan de schrijver een volkomen nieuw inzicht gaven in de houding van Amsterdam ten opzichte van het Braziliaanse vraagstuk. De grote belangstelling welke buitenlandse reizigers oudtijds in ons land steeds voor de Amsterdamse instellingen ter bestrijding van armoede en misdaad en ter verzorging van de misdeelde jeugd en de vondelingen aan de dag legden wijst erop, dat onze stad in sociaal opzicht van meer verlichte denkbeelden dan de elders gangbare blijk gaf, gelijk ook de archieven dier instellingen bewijzen. Voor de geschiedenis van handel en scheepvaart van ons land gedurende de 18e eeuw zijn de 9000 vonnissen in averij-grosse van de Kamer van Assu rantie en Averij van bijzonder grote waarde. Ze zijn echter alleen nog maar gebruikt met betrekking tot het Oostzeegebied. Een nog veel uitgebreider materiaal dat bovendien niet alleen voor de vader landse doch ook voor de Europese economische geschiedenis van uitzonderlijk groot belang is dat zijn de protocollen van de hoofdstedelijke notarissen. De 20.000 delen waaruit dit fonds bestaat bevatten 5 miljoen akten lopende van 1578-1842. Sinds kort vóór de laatste wereldoorlog zijn, door aanwijzingen in hun eigen archieven, buitenlandse geleerden niet slechts uit alle Westeuropese landen doch ook uit Finland, Polen en Hongarije ja zelfs uit Amerika, Brazilië en Zuid-Afrika op het spoor gekomen van het feit dat zich een ongelofelijk rijk en veelzijdig documentatiemateriaal in de notariële protocollen van Amster dam bevindt. Men hore bijvoorbeeld hetgeen prof. Clapham van de Universiteit van Cambridge schrijft ter inleiding van het uitermate belangwekkende boek van Charles Wilson Anglo-Dutch commerce and finance in the 18th century" dat in 1941 is verschenen: ,-Mr Wilson has opened up a fresh section of the Dutch archives, those of the notaries. We have in England no extact equivalent of the notarial collections of the Continent which in recent years have supplied European economic historians with some of their most valuable material. All the more reason why we should explore these continental depots where their contents concern us, as those of Amsterdam assuredly do." Gedurig neemt dan ook dientengevolge het bezoek van buitenlandse ge leerden die jaarlijks gedurende enkele maanden ten Archieve hier ter stede komen werken toe, waardoor reeds talrijke buitenlandse publicaties, vrijwel uitsluitend op Amsterdamse gegevens berustend, het licht hebben gezien. Niet alleen echter de economische geschiedenis van de Republiek en van de wereld in vroeger eeuwen ligt in deze notariële protocollen verborgen. Ook voor de literatuurgeschiedenis, de kerkgeschiedenis en de kunstgeschiedenis van ons land zijn zij een onuitputtelijke bron. Ik moge als voorbeelden daarvan de in 1949 door dr. Höweler bijeenver zamelde onbekende akten betreffende onze 18e eeuwse schrijfsters Betje Wolff en Aagje Deken memoreren, alsmede die door prof. van Dillen over de Re monstrantse en Contra Remonstrantse twisten tijdens en na het 12-jarig bestand, een der meest belangrijke tijdperken uit onze geschiedenis, en die door Vaz Dias over de wijsgeer Spinoza vóór diens uitbanning uit de Joodse gemeenschap, om de bekende Künstler-inventare van dr. Bredius niet te vergeten. Bovendien zal eerstdaags als een uitgave van de Archiefdienst, in verband met de Henry

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1960 | | pagina 41