212 Friesland en Groningen wordt heengegrepen. Cuipers, die uitgaat van de processtukken van een verdeling van gemene gronden in 1638 in Eestrum, geeft in een rijk gedocumenteerd geheel een visie op de structuur van de buurschap en het gebruik van de gronden in de Germaanse periode, waar de eigenaar van bouwland naar rato van de grootte daarvan mededeelde in de collectiviteit van de gemene weiden, hooilanden, heiden en wateren. Hoe Friesland zijn rol vertolkt heeft in de vroege handelsgeschiedenis, welke de invloed en het karakter waren van de kleine boerenrepubliekjes in het Noorden, welke aandeel zij gehad hebben bij de formatie van het staatsgezag in de middeleeuwen, de adspiraties van Bourgondië op het mysterieuze koninkrijk Friesland, het waren alle te zamen onderwerpen genoegzaam van importantie voor het groter geheel om een Fockema Andreae, Niermeyer, Gosses, Slicher van Bath en Jongkees de pen ter hand te doen nemen. Om nog een ander terrein te noemen, de hoofdkerk van Leeuwarden blijkt model te kunnen staan voor alle typen van kerkbeheer: dochterkerk van de abdij van St. Vitus in Corvey; clericale eigenkerk van de priesters in Leeu warden; geïncorporeerde kloosterkerk van het Praemonstratenzer klooster Mariëngaarde; kerk onder patronaat van het Leeuwarder stadsbestuur; kathe drale kerk van Leeuwardens bisschop in 1559 en bedehuis van de Gereformeerde Gemeente18) Van Friesland uit vallen in de 9e eeuw lijnen te trekken naar Rome, waar de Friezenkerk ligt; naar Apulië en de strijd tegen de Saracenen in 848, waar het zegel van Wonseradeel nog heugenis aan bewaart. Zelfs de oudste, door Schiaparelli uitgegeven, oorkonden van het kapittel van St. Pieter in Rome kunnen het niet stellen zonder kennis van de Germaanse kolonies in Rome, waar onder die der Friezen in de negende eeuw. Ook voor andere perioden uit de geschiedenis zouden deze voorbeelden met vele kunnen worden vermeerderd. Internationaal is de belangstelling voor de gang van zaken bij de receptie van het Romeinse recht1'-'). Entameert men de geschiedenis van Hindelopen, dan stuit men bij deze „randgemeente van Amsterdam niet alleen eerst op de Hanze, later op de houthandel van Noorwegen, maar evenzeer op de Oost- indische Compagnie'20). Het kleine eiland Ameland kent niet alleen een af wijkende landbouwstructuur, maar is internationaalrechtelijk niet zonder belang, daar dit Friese Cyprus in de tijd der Republiek zich onzijdig verklaart, hetgeen tot allerlei hoofdbrekens aanleiding geeft'21). Terra incognita is ten dele nog het voor het vaderland niet onbelangrijke hoofdstuk van de Friese Nassaus. Zelfs Amerika ligt niet buiten de gezichtseinder, omdat de Friese Staten zich als eerste uitspraken voor de toelating van Adams als gezant in 1781 en voor een vriendschaps- en handelsverdrag. Deze opsomming, weinig waardevol voor wie de eraan corresponderende literatuur niet kent, biedt, behalve de suggestie welke er wellicht van uitgaat, nog een ander perspectief. De titel van deze voordrachten spreekt over de betekenis van de archieven voor de lokale en regionale geschiedenis. Dit betekent uiteraard meer dan de inhoud van het eigen depót in de provincie en de er verder aanwezige archieven. Reimers gaf al in 1908 zijn „Friesische Papsturkunden' uit. In de reeds genoemde encyclopedie hebben wij een schematische opgave gedaan, uiteraard met onderscheid voor de verschillende tijdvakken, van de binnen- en buitenlandse archiefdepots, voor de onderzoeker van belang'2'2). Het zijn voor 213 U geen onbekende namen: 's-Gravenhage, Utrecht, Aurich, Groningen, Munster, Rome, Dresden, Simancas, Parijs. Concluderend meen ik te mogen vaststellen, dat de onderzoekers op het voor ons afgebakende terrein niet alleen door gevoel voor synthese kunnen transcenderen van de „small facts'' naar „the universe", maar ook in de ruimte. Ook voor de archiefonderzoekers blijft er steeds een „wenkend perspectief". Men heeft het archiefonderzoek wel vergeleken bij het politieel recherchewerk. Welnu, dan is het zeker, dat de archivarissen reeds hun „Interpol" kenden vóór de zonen van Hermandad. Niet alleen het óóg van de archivaris zij derhalve gescherpt. Hij dient over een minstens zo scherp reukorgaan te beschikken. In het reukoffer toch, dat tijdens deze voordracht in deze zaal aan zijn voeten wordt gebracht, herkent zonder meer de archivaris van Friesland de zo niet in Scherpenzeel, dan toch in Stellingwerf geboren, in het Franeker matrikel ingeschreven en dezer dagen vanwege de Hudson- herdenking zo in de publieke belangstelling staande zoon van een in Dokkum om de cirkel te voltooien getogen predikant, Peter Stuyvesant. M. P. VAN BUIJTENEN x) Y. N. Ypma, Friesland Annis Domini 1940-1945, z. pl., 1953. 2) P. C. J. A. Boeles, Friesland tot de elfde eeuw, 's-Gravenhage, 1951'2, p. 449. 3) J. Huizinga, Mijn weg tot de historie, Haarlem, 1947, p. 46. 4) L. J. Rogier, Paulus Buys en Leicester, Nijmegen - Utrecht, 1948, p. 28. 3) Archiefstudiedagen 15-16 september 1959 te 's-Gravenhage. P. Polman o.f.m., Huizinga als kuituurhistoricus, Haarlem, 1946, p. 6. 7) J. Romein, Geschiedenis van de Noord-Nederlandsche geschiedschrijving in de Mid deleeuwen, Haarlem, 1932, p. 1. 8) W Eekhoff. Hulde der regeering van Leeuwarden aan Ubbo Emmius, De Vrije Fries, XI (1868), p. 344. n) D. A. Wumkes, Sibrandus Leo's abtenlevens der Friesche kloosters Mariëngaard en Lidlum, Bolsward 1929, p. XXXIX. 10) J. Huizinga, De wetenschap der geschiedenis, Haarlem, 1937, p. 12. 11) J. Huizinga, a.w., p. 16. 12) Bij de discussie vestigde collega Mr. B. van t Hoff de aandacht op de Gentse „Voorlichtingsreeks van het Oostvlaamse verbond van de kringen voor geschie denis". Het is wellicht nuttig de titels hiervan te laten volgen. Ter inleiding: werking en taak van het verbond der geschiedkundige kringen van Oostvlaaanderen, door prof. J. Dhondt. Opvatting en uitbouw van de plaatselijke geschiedenis, door E. H. J. de Wilde. Inleidende nota over de lijst der heerlijkheden van Oostvlaanderen, door dr. Jos. Denijs. Een inleiding tot de toponymie van Oostvlaanderen, door dr. M. Gysseling. De oudheidkundige kringen van het Vlaamse land en hun publicaties, door prof. J. Dhondt. Het parochiedomein der Gentse Sint-Pieterabdij tot de XlVe eeuw, door prof. L. Reyntens. Inleiding tot het oudheidkundig bodemonderzoek, door prof. S. J. de Laet. De raad van Vlaanderen (1386-1795) en zijn archief, door dr. J. Buntinx. Het vooruitschrijden van het Frans in Vlaanderen, door M. Deneckere. Bronnen voor de plaatselijke geschiedenis, door E. H. J. de Wilde. De XXe penningskohieren, een bron voor zoekers en vorsers uit Oost- en West- vlaanderen, door A. Cassiman. Machelen en zijn heren, door A. Cassiman. De vrijheerlijkheid Ertbrugge, door J. Pieters. De stichting en de vroegste geschiedenis van de Sint-Pieters- en de Sint-Baafs- abdijen te Gent. Enige taken voor plaatselijke vorsing, door prof. dr. Jan Dhondt.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1960 | | pagina 19