67 66 sterk af van het Oudhollands, het mist het ons 20 bekende vergéstreepje, evenals, bij doorzicht, de waterlijnen. Om deze redenen is het m.i. ongewenst dit bij archivalia niet passende papier te gebruiken. Daarentegen beschikken we in de goede kwaliteiten Oudhollands papier over het meest geëigende materiaal. Deze papiersoort voldoet aan dezelfde eisen die ten aanzien van het hollands normaal in het papierbesluit zijn gesteld. Er is zelfs een goede kwaliteit Oudhollands in de handel in het meest voor komende schutbladenformaat 34j^ x 44 met echte schepranden; in het midden van het dan gevouwen schutblad staat, naast het firmawatermerk, het jaartal van het aanmaken van dit papier. Na de schutbladen willen we de uitwendige bekleding van het boek aan een beschouwing onderwerpen. Over het algemeen worden als bandbekleding kalfs-, geiten-, soms schapen- of ezelsperkament en diverse leersoorten gebruikt. Allereerst dient de vraag beantwoord te worden of men zover moet gaan om kalfs- of geitenperkamenten banden ook met kalfs- of geitenperkament te herstellen of dat iedere perka mentsoort gebruikt kan worden. Daar het niet doenlijk is alle, soms kostbare perkamentsoorten in voorraad te hebben is het n.m.m. geoorloofd een wille keurige soort te gebruiken. Op deze plaats zou ik willen bepleiten, daar waar de oude perkamenten rug, ogenschijnlijk licht, gescheurd of beschadigd is, deze toch geheel door een nieuwe te vervangen, daar de ervaring leert dat opnieuw gebruikt oud perkament op de scharnierpunten (knepen) spoedig scheurt en doorbreekt. Oude perkamentplatten, eventueel aangevuld, kunnen daarentegen altijd op nieuw gebruikt worden. Ontbreekt het platperkament dan kunnen voor band bekleding enkele geschikte marmerpapiersoorten gekozen worden, zoals bruin of beige kievitsmarmer, geel notenwortelmarmer of zelf-gemaakt stijfsel- of sprenkelmarmer.1 Perkament weerstaat onder gelijke omstandigheden beter de tand des tijds dan leer. Moet wellicht de oorzaak hiervan gezocht worden in de looiing van leer of de daarvoor gebruikte looistoffen?2) Nimmer mag men om deze re denen een herstelbare leren band vervangen door een perkamenten; eerstge noemde is toch ook een vertegenwoordiger van zijn tijd en de opvattingen van zijn maker. Het oudtijds gladgekolfde leer zal men dienen te herstellen met een goede kwaliteit eveneens gladde leersoort. Sommige huiden kalfs-, geiten- of varkens leer zijn hiervoor zeer geschikt. Met het oog op het bijkleuren in het goede patroon en de juiste tint nemen we hiervoor het beste blank leer. Recepten voor het beitsen van leer zijn bekend. Ook hier kan men, als het tenminste geen kunstboekband betreft, beter de beschadigde leren rug geheel door nieuw, bijgekleurd leer vervangen. In de weinige gevallen waarin een boek in half-leren band is gebonden zal Mr. J. P. A. W. Smit heeft reeds in het Ned. Archievenblad 1923/24, blz. 131 e.v. hierover behartenswaardige dingen gezegd. 2) Voor boekbindersleer wordt een plantaardige looiing, de zgn. runlooierij toe gepast, ook wel de „Sumak" of „Smaklooiing" genoemd. Het looien geschiedt met looizuur (tannine) welke, afhankelijk van het doel, bereid is uit de bast, bladeren, wortels, vrudhten en stengels van bomen en planten. weer een platbekleding gemaakt moeten worden met een passende marmer papiersoort. Hier dient er op gewezen te worden dat blinddruk hier te lande, meestal in kalfsleer x), in de 16e eeuw veel toegepast werd, terwijl gouddruk in de loop van de 17e eeuw meer in zwang kwam. In de 17e en 18e eeuwse archieven ontmoet men een veel voorkomend gebrek dat de archiefdelen een pover aanzien geeft. Ik doel hierbij op de vele boeken die de bekende ingetrokken V-vorm in de boekrug vertonen. De band bij deze delen is veelal ingescheurd en losgeraakt; het boek slaat voor- en achteraan slecht open, de tekst in de rug is daar nauwelijks leesbaar. De oorzaak van dit veelvuldig voorkomende verschijnsel is m.i. gelegen in het feit, dat de boeken genaaid zijn op perkamenten stroken. Perkament is, zoals men meermalen heeft kunnen constateren, sterk onderhevig aan trekken en krimpen na inwerking van vocht. De perkamenten naaistroken van boeken die te eniger tijd, direct of indirect aan vocht hebben blootgestaan, zullen gaan trekken. Het middengedeelte van deze stroken en het midden dus van de boekrug, zal, door z'n compactheid, langzamer vochtig worden, maar ook langzamer drogen dan de uiteinden van de stroken met de voor- en achtergedeelten van het boek. Tijdens het drogen worden door het krimpen der naaistroken de voor- en achterkanten naar het midden van de boekrug getrok ken. De stijve perkamentstroken trekken dus in hun oprollende vorm de katernen mee en de ons bekende ingetrokken V-vorm van de boekrug is tot stand gekomen. Al naar gelang van de omstandigheden zal dit een proces van weken of jaren kunnen zijn. Daar vochtig perkament, na droging, z'n oorspronkelijke buigzaamheid verliest, (technische ingrepen voorbehouden), krijgt de vorm van de boekrug een blijvend karakter. Dit alles wordt nog bevorderd door de omstandigheid dat onze registers slechts flauw werden rondgezet en nooit gekneept, bewerkingen die het boek z'n vorm doen behouden. Om deze euvelen na herbinding te vermijden dient men om te zien naar een solide, flexibele en minder aan trekken onderhevige materiaalsoort, die als naaistrook gebruikt kan worden. Ik meen dit gevonden te hebben in het 15 mm of bredere, grijswitte porte feuilleband, van de beste kwaliteit. Dit is een soepel en sterk weefsel dat uitstekend als naaiband kan dienen. Tenslotte twee problemen die van belang zijn om het begrip archief restauratie te bepalen. Bekend is het enkele millimeters brede perkamentstrookje dat in de boek- kneep door het platperkament geregen werd. Dit is afkomstig van de naai strook waar het ingeknipt en van afgesplitst werd en had tot doel de boekrug aan de band te verbinden. Deze minuscule strookjes verzwakken de meest kwetsbare plaats (i.e. de boekkneep) in niet geringe mate. De scharniering van de band wordt onderbroken door de insnijdingen voor de strookjes, de trekkracht in de rug van het boek heeft op de kneep een veel sterkere in vloed dan ergens anders. Daarenboven is door de staande berging dit de meest aangevatte plaats. Talrijk zijn dan ook de banden die mede door deze strookjes tot vroegtijdig verval raakten. x) Het eerst verworven boek der Leidse Universiteitsbibliotheek, de z.g.n. Poly glotten-bijbel door Prins Willem I in 1575 geschonken, is op deze wijze uitgevoerd.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1959 | | pagina 6