63 62 prefectuur, of met de telkens gewijzigde interne bestuursorganisatie, en ver volgens in ieder tijdvak de oorspronkelijke orde hersteld, zoals de Handleiding feitelijk voorschrijft, maar daarentegen de vorm, waarin het archief historisch gegroeid was, geëerbiedigd. Ik deed dit uit praktische overwegingen en was mij er destijds niet van bewust, dat ik dezelfde weg koos als die, welke bij de restauratie van monumenten de voorkeur had verkregen. In plaats van het enge restauratiebeginsel toe te passen ben ik conserverend te werk gegaan1). Ook voor de archieven van de 19de-eeuwse ministeries schijnt mij dit de meest aan te bevelen methode te zijn. De oorspronkelijke orde van deze ar chieven werd bepaald door een K. B. van 4 september 1823, dat de rang schikking van de stukken in chronologische orde naar hun dagtekening en nummer in de algemene agenda's voorschreef en uitdrukkelijk de ordening vol gens de in de stukken behandelde onderwerpen uitsloot2). Hun toegankelijk heid berustte op het nauwkeurig bijhouden van indices en klappers. Daar het terugzoeken van de stukken met een beperkt aantal ambtenaren veel opont houd veroorzaakte, vooral als daarbij ook de wijze van indiceren te wensen overliet, is men in de loop van de 19de eeuw er toe overgegaan om stukken over een bepaalde zaak tot een dossier te verenigen en buiten de chronolo gische serie te plaatsen, of wel stukken over bepaalde onderwerpen uit de algemene serie te lichten en daarvan rubrieken te vormen. Door deze maat regelen werd dus de oorspronkelijke orde van het archief verstoord. Zelfs in de algemene serie week men daar dikwijls van af, wanneer stukken betreffende een lang lopende zaak onder verschillende agendanummers waren ingeschreven. Bij het lichten van de voorafgaande stukken borg men deze na gebruik niet op het oorspronkelijke nummer, maar op het nieuwe agendanummer op. Wel iswaar legde men meestal een verwijsbriefje op hun oude plaats, maar dit belette niet, dat door zo te handelen de oorspronkelijke orde van het archief werd verstoord. De praktijk heeft geleerd, dat indien zo'n archief door de administratie aan de archivaris wordt overgedragen, het meestal niet doenlijk is op zulke afwijkingen van de oorspronkelijke orde terug te komen. De vorm, die het archief heeft ontvangen tijdens de periode, dat de administratie er mee werkte, zal men moeten handhaven. Hoe meer men erover nadenkt, hoe moei lijker het wordt de plaats, die ieder stuk bij de vorming van een archief in de rangschikking ten opzichte van andere stukken ontvangt, als een definitieve bestemming te zien. Doet men dit echter niet, dan geeft men ook de mogelijk heid prijs de stukken terug te vinden met behulp van de toegangen, die ver wijzen naar hun oorspronkelijke plaats. Een sprekend voorbeeld van hoe men daarbij van kwaad tot erger kan ver vallen levert de inventaris van de archieven der rijkswaterstaat in Zeeland, bewerkt door de heer M. P. de Bruine en die bij zijn verschijnen in 1953 nog al wat stof heeft doen opwaaien3). Op het archief van de rijkswaterstaats dienst in Zeeland paste de hoofdingenieur P. van Diggelen bij de vorming r) H. Hardenberg en F. Nuyens, Inventaris der archieven van het arrondisse ment Maastricht en van het departement van de Nedermaas (17941814) ('s-Gra- venhage, 1946), blz. XCV-C. 2) Afgedrukt in J. L. van der Gouw, Inleiding tot de archivistiek (Zwolle, 1955), blz. 86. 3) C. Bloemen, Inventarisatie van gecodificeerde archiefbestanddelen (Ned. Ar chievenblad LIX, 1954/55, blz. 1624). een dossierstelsel toe, dat hij in 1815 voor zijn administratie had ingevoerd, toen hij nog hoofdingenieur was in het voormalig Staats-Vlaanderen. Dit stelsel berustte op een soort onderwerpencode, waarvan de onderwerpen door een combinatie van letters en cijfers werden aangeduid. Voor ieder onderwerp werd jaarlijks een dossier aangelegd, dat voorzien van het daarbij passende symbool zijn rangorde ontleende aan een gedeeltelijk alfabetische, gedeeltelijk numerieke volgorde. Daarnaast werden chronologische agenda's en systematische indices op de ingekomen en verzonden stukken gehouden. Het aldus opgezette dossierstelsel, dat in 1825 werd ingevoerd en onder zijn opvolgers bleef gehandhaafd, omvatte echter niet alle stukken. Een deel van de correspondentie, talrijke staten, rapporten, bestekken en een groot aantal financiële stukken werden om onopgehelderde redenen buiten het stelsel ge houden. Wat bij deze stand van zaken het nut van de systematische indices kan zijn geweest, ontgaat mij derhalve. De agenda's hebben blijkbaar alleen gediend als bewijs, dat bepaalde stukken waren ingekomen of verzonden, en niet om het opzoeken van de stukken te vergemakkelijken. Voor het laatste had men immers de code. In het archief over de voorafgaande periode 1800- 1824 viel weinig systeem te ontdekken. Vandaar, dat de bewerker daarvoor een geografische indeling koos. Ten aanzien van het gecodificeerde archief respecteerde hij niettemin zoveel mogelijk de oorspronkelijke orde. Dat op deze wijze een zeer onoverzichtelijke inventaris ontstond, zal niemand ver wonderen. Om dit euvel enigszins te verhelpen, is bij het gecodificeerde ge deelte op de linker bladzijde de inventarisbeschrijving en op de rechter blad zijde de bewuste code afgedrukt. Dit neemt echter niet weg, dat de inventaris voor de gebruiker moeilijk te hanteren blijft. Men constateert hier, dat de overigens zeer bekwame archivaris het slachtoffer van het restauratiebeginsel is geworden en beter had gedaan het op een soepeler wijze toe te passen. Vraagt men zich af, wat hij had kunnen doen, dan blijkt het voor de hand te liggen om de bestanddelen van het archief intact te laten, maar daarbij tot een andere groepering van de dossiers over te gaan. Zonder het archief geweld aan te doen, had hij alle jaarsgewijs gevormde dossiers over hetzelfde onderwerp bijeen kunnen brengen en in de beschrijving van het inventaris nummer het betreffende onderwerp voluit vermelden. De gebruiker had dan met één oogopslag kunnen zien, waar hij aan toe was. Als een correctie van niet-principiële aard op de oude orde lijkt mij dit in het onderhavige geval de aangewezen oplossing. Moeilijker wordt de beslissing, of het de voorkeur verdiende de hergroepeerde dossiers bijeen te laten in een afzonderlijke af deling van de inventaris dan wel ze bij de overige stukken van bijzondere aard te plaatsen volgens een geografische of andere systematische indeling. In het eerste geval was meer de aanvankelijke structuur van het archief be naderd, maar aangezien deze reeds bij de aanvang het gebrek vertoonde op twee gedachten te hinken, valt het min of meer academisch belang van het herstel van de oude orde weg tegenover de praktische overweging, dat men door toepassing van de andere methode de gebruiker van de inventaris het zoeken op verschillende plaatsen had kunnen besparen. In zulke gevallen verlieze men nimmer uit het oog, dat de ordening van een archief nooit in een soort l'art pour l'art moet ontaarden en alleen bedoeld is om de raad pleging ervan te vergemakkelijken. De toegankelijkheid van een archief kan in sommige gevallen het best worden bereikt, als men de oorspronkelijke orde

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1959 | | pagina 4