94
lijke men in de onderhavige inventaris b.v. de ordening van de ingekomen en
de minuten van uitgaande stukken, onderverdeeld naar bijzondere onderwerpen
en geborgen in genummerde dossiers (vgl. de nrs, 664-683). Als bijlage tot de
inventaris ware wellicht een lijst van predikanten, welke de gemeente over de
jaren 1791-1952 gediend hebben, niet te versmaden geweest.
G, STADERMANN
Dr. wS. Unger. Catalogus van de historisch-topografische atlas van het
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Vierde deel, Portretten en
Personalia. Middelburg, 1957. IV 156 blz.
Met het thans verschenen vierde deel van de Catalogus van de historisch-
topografische atlas van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen heeft
dr. Linger de catalogisering van de Zelandia Illustrata voltooid. De oude be
schrijving dezer verzameling, vervaardigd door mr. M. F. Lantsheer en F.
Nagtglas, blijft als „schatkamer van wetenswaardigheden" van belang; de uit
gebreide verzameling kan echter thans aan de hand van een moderne catalogus
worden geraadpleegd. De vier delen behandelen achtereenvolgens: I. Gedrukte
kaartenen plattegronden; II. Topografische prenten en tekeningen; III. Historie
en leven; IV. Portretten en Personalia. Dit vierde deel omvat drie rubrieken,
nl. I. Portretten; II. Grafzerken en grafmonumenten en III. Varia. De eerste
rubriek is nog onderverdeeld in A. Portretten van regerende vorsten en B. Por
tretten van particuliere personen. Dr. Linger heeft bij de indeling van zijn
catalogus het systeem van de oude en nog altijd hun waarde behouden heb
bende portret-catalogi van Frederik Muller en J. F. van Someren gevolgd,
waarbij de portretten van vorstelijke personen in chronologische volgorde zijn
opgenomen, terwijl voor de portretten der particuliere personen de alfabetische
rangschikking is gekozen. Opgenomen zijn portretten van personen die in Zee
land zijn geboren, of die in enig opzicht voor dit gewest van betekenis zijn
geweest. Daarbij heeft dr. Unger zich niet beperkt tot originele portretten in
tekening of prent; uitgaande van de stelling, dat in een verzameling als de
Zelandia Illustrata in de eerste plaats rekening moet worden gehouden met
het documentaire belang van een portret, zijn ook reproducties van elders aan
wezige geschilderde of gegraveerde portretten opgenomen. Al dit materiaal is
nauwkeurig en met zorg bewerkt en tot een overzichtelijk geheel samenge
voegd, waarbij bovendien uitvoerige indices het raadplegen van de catalogus
vergemakkelijken.
Wanneer men zich wel eens1 met het ordenen en beschrijven van een por
tretten-verzameling heeft beziggehouden, kent men de eigenaardige moeilijk
heden, welke zich bij dit werk kunnen voordoen, en het spreekt vanzelf dat
de vragen, waarvoor de bewerker zich hierbij gesteld ziet, niet steeds op de
zelfde wijze zullen worden opgelost. Men kan dan ook met dr. Unger van
mening verschillen omtrent de plaats, waarop verschillende personen in de
catalogus zijn vermeld. Een iets ruimer gebruik van verwijzinqen zou wel
wenselijk zijn geweest. Zo zijn b.v. Philips Willem en Johan Willem Frisa
onder de particuliere personen vermeld, omdat zij niet over Zeeland hebben
geregeerd. Op grond van de eenmaal aangenomen indeling van de catalogus
volkomen terecht, maar temidden van de andere Oranjes ware hier een ver
wijzing naar de rubriek particuliere portretten wel op haar plaats geweest.
Ook is het de vraag, of het in een catalogus als deze nodig is zich te houden
95
aan het voor indices op archiefstukken gegeven voorschrift de met een C
beginnende namen onder de K op te nemen, wanneer de C als K wordt uit
gesproken. In dit geval ware het waarschijnlijk juister geweest deze namen
onder de C te rangschikken in al die gevallen, waarin de schrijfwijze vaststaat.
De vermelding van het grafmonument van De Ruyter en van enkele hem
toebehoord hebbende voorwerpen in rubriek I B (nos. 780-783) is niet geheel
consequent, daar deze feitelijk in de rubrieken II en III thuishoren, doch zal
wel geen aanleiding tot misverstand geven.
Deze enkele opmerkingen doen aan de feitelijke waarde van het werk niets
af en men mag er dr. Unger dankbaar voor zijn, dat hij gelegenheid heeft
gevonden met de publikatie van dit vierde deel zijn arbeid aan de Zelandia
Illustrata te voltooien. Waar juist in de tegenwoordige tijd de vraag naar
illustratief materiaal, zowel bij wetenschappelijke werken als ook bij het onder
wijs, sterk is toegenomen, is het een gelukkige omstandigheid dat de historisch-
topografische atlas van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen
thans aan de hand van de nieuwe catalogus zoveel gemakkelijker dan vroeger
te raadplegen is.
N. A. H. CROL
W ij ontvingen:
Lijst van aanwinsten van het jaar 1956 van het Algemeen Rijksarchief van
België, aanvulling in stencilvorm van de publikatie (1937) van „Het Belgisch
Staatsarchief van 1930 tot 1936"; beknopte opgaven van de perioden 1937-
1944 en 1944-1955 zullen volgen. Het betreft de aanwinsten zowel van het
A.R.A. te Brussel als van de rijksarchieven in de acht provinciën, alsmede van
het Oorlogsarchief.
Jean Favier. Les archives, nr. 805 der bekende reeks: „Que sais-je" (1959),
een aantrekkelijk overzicht van verleden, heden en toekomst van het archief
wezen in zakformaat van de hand van een der conservatoren der Archives
nationales te Parijs. Het opent met een beschouwing over „Le fonds d'archives"
die ook ons „im Umbruch der Zeiten" wat te zeggen heeft, en behandelt achter
eenvolgens de geschiedenis der archieven, de archivistiek (met nadruk op de
„formation des archives contemporaines") en een overzicht van de voornaamste
Europese archiefdepots, waarbij worde opgemerkt dat de verhoudingen t.a.v.
ons land ietwat scheef zijn getrokken1). Op bijzonderheden, hoewel zeer het
overdenken waard, kunnen wij niet ingaan, maar deze uitnemende definitie
mogen wij onze leden niet onthouden: Les archives sont l'ensemble des docu
ments regus ou constitués par une personne physique ou morale, ou par un
organisme public ou privé, resultant de leur activité organisé en con-
séquence de celle-ci et conservé en vue d'une utilisation éventuelle" (p. 5).
Ook de laatste alinea van de inleiding zij ieder onzer ter overweging gegeven.
1Dat de gemeentearchieven „particulièrement intéressantes" zijn te „Amsterdam,
La Haye, Rotterdam et Utrecht" zal niemand t.a.v. eerste en laatste ontkennen,
maar er zijn heel wat belangrijker gemeentearchieven wat betreft de inhoud!)
dan de beide andere. Ook de opgave van de inhoud der rijksarchieven in de pro
vincies zouden w ij anders stellen.