KRONIEK
88
VERSLAG VAN HET RIJKSINSTITUUT VOOR OORLOGSDOCUMENTATIE
Het verslag over 1957 vermeldt dat in dit jaar volle aandacht is besteed aan
de toekomst van het Instituut. In 1955 was bepaald dat de werkzaamheden
per 1 jan. 1961 voltooid zouden moeten zijn. Reeds in 1956 was het duidelijk
dat deze termijn te kort was; uitgaande van het beginsel dat aan het reeds,
tot een minimum gereduceerde programma van publikaties niet verder getornd
zou worden, werd op het einde van 1957 aan de minister een nota over de
afwikkeling van het Instituut aangeboden. De vraag of het reeds nu mogelijk
was een aanzienlijk deel der verzamelde collecties aan het A.R.A. over te
dragen werd ontkennend beantwoord; het leek aanbevelenswaardig het ver
zamelen van collecties documentatiemateriaal zoveel mogelijk te beperken
Gewezen werd op de verstrekte adviezen in aangelegenheden, waarbij voor
de Staat der Nederlanden financiële belangen waren betrokken, vele malen
groter dan het totale bedrag dat de arbeid van het Instituut sedert de op
richting tot aan de liquidatie zou kunnen vergen. De onderhanden publikaties
voltooien zou eerst in 1964 kunnen geschieden; voor de jaren 1961-1964 zou
- onder voorbehoud - nog f 965.000 nodig zijn. Het directorium gaf de
minister daarom in overweging het besluit over de liquidatie per 1 jan. 1961
in te trekken en het werkplan in beginsel goed te keuren tot die datum; wat;
nadien wenselijk en mogelijk was zou beter in de tweede helft van 1959 onder
zocht kunnen worden.
Het voorstel een wetenschappelijk onderzoek te doen instellen naar het
beleid der regering inzake Nederlandsch Indië in de periode van het einde van
de tweede wereldoorlog tot aan de souvereiniteitsoverdracht, waarover de Rijks
commissie voor Vad. Geschiedenis een gunstig advies had uitgebracht, achtte
de minister in de huidige omstandigheden niet mogelijk. Prof. dr. C. D. J.
Brandt voltooide een eerste versie van een ms. betreffende de oprichting van
de Nederlandsche Unie; prof. dr. I. Brugmans stelde een verhandeling op:
,,De Duitsers in Nederland, 1933-10 mei 1940", in hoofdzaak gebaseerd op
stukken uit het archief van het Auswartiges Amt. Dr. J. C. H. de Pater
voltooide een uitvoerige verhandeling „De Nederlandsch-Duitsche Vereeniging
en de Deutsch-Niederlandische Gesellschaft".
De aanwinsten in de categorie archieven waren talrijker dan het vorige jaar,
doch betreffen vrijwel steeds aanvullingen van reeds aanwezige archieven.
Vermelding verdienen fotokopieën van archiefstukken1) van het Gericht des
Marinebefehlshabers in den Niederlanden en originele archivalia van de
Zwitsersche Weg A. - Aan de materiële toestand van de verzamelingen werd
veel aandacht besteed. De beschrijving ondervond vertraging; toch kwamen in
1957 er 54 inventarissen, regestenlijsten en verdere hulpmiddelen in stencilvorm
gereed, in totaal 1784 blz. omvattend. Thans is deze t.a.v. het grootste deel
der verzamelingen gereed; gewerkt wordt nog aan enkele, relatief zeer belang
rijke, onderdelen (archief N.S.B.. Ned. Landstand e.a.).
De directeur dr. L. de Jong zette de voorbereiding van de Geschiedenis van
Het verslag spreekt van „archiefstukken in foto co pie vorm", formulering, die
w ij kwalijk kunnen appreciëren.
89
Nederland in de Tweede Wereldoorlog voort; goede vorderingen werden ge
maakt bij de samenstelling van het deel illustraties en facsimile's. Met de
publikatie Briefwisseling van mr. M. M. Rost van Tonningen 1 door mevr.
E. Fraenkel-Verkade is aanmerkelijke voortgang gemaakt. Gewerkt werd aan
„Brieven en bescheiden betreffende Nederland uit de archieven der S.S.", door
dr. A. E. Cohen, en „Bescheiden betreffende de Duitse strafrechtspraak tijdens
de bezetting", door mr. J. R. de Groot. In voorbereiding zijn een aantal mono
grafieën, waarvoor wij belangstellenden naar het verslag mogen verwijzen.
BUITENLANDSE ARCHIVISTISCHE LITERATUUR
I
Band 54 (1958) van de Archivalische Zeitschrift opent met een artikel van
Wolf-Heino Struck: Archiv und Verwaltung der Magdeburger Dompröpste
Adolf, Magnus und Georg, Fürsten von Anhalt (1488-1553). Volgen vijf
bijdragen over actuële archiefproblemen: prof. dr. H. O. Meisner o.a. be
handelt „Allgemeine archivische Schriftgutkunde und Fragen der Archivwissen-
schaft"; vervolgens drie voordrachten, gehouden op de 35e Duitse Archivtag
in sept. 1957: van dr. W. Rohr, Zur Problematik des modernen Aktenwesens,
met Korreferat van de archivaris van Frankfort dr. H. Meinert: Zur Proble
matik des modernen Archivwissens aus der Sicht eines Stadtarchivars, en een
uitgebreide verhandeling van dr. F. Zimmermann: Wesen und Ermittlung des
Archivwertes. Zur Therorie einer archivalischen Wertlehre. Van prof. dr.
G. W. Santé een belangrijk artikel; Behörden-Akten-Archive. Alte Taktik
und neue Strategie. Zij alle lenen zich slecht voor een weergave, doch mogen
belangstellenden warm zijn aanbevolen.
Het bekende boek van Schellenberg over moderne archieven, ook in ons
blad (jrg. 1957/58 p. 127 vlg.) afzonderlijk behandeld, wordt door dr. G. Win
ter uiteraard zeer waarderend mede aldus besproken; hij constateert,
dat „die allgemeine Verwandtschaft der Lehrmeinungen deutscher und amerika-
nischer Archivare auf der Hand liegt". Hij bepleit een vertaling in het Duits,
te meer waar dit werk, anders dan onze Handleiding, die „Ansichten und Vor-
schriften enthielt, die ganz aus niederlandischen Verhaltnissen erwachsen wa
ren und die abweichenden archivalischen Grundlagen in anderen Staaten gar
nicht ins Auge fasste", zich „von vornherein an einen internationalen Leser-
kreis" wendt en, hoewel de Amerikaanse verhoudingen in het middelpunt stel
lend, daarnaast Engelse en Europese ontwikkelingen mede weergeeft.
De „inspecteur-général des Archives de France" Marcel Baudot behandelt
„Die Entwicklung des Archivbaus in Frankreich", versierd met vier fraaie af
beeldingen van de nieuwe archiefgebouwen in Aurillac (dep. Cantal) en
Mezières (dep. Ardennes). De afstoting van vrij recente archiefbestanddelen
door de departementale besturen tengevolge van hun groei heeft in de laatste
jaren tot stichting van afzonderlijke archiefdepots geleid en wordt voor andere
departementen voorgenomen. Schr. vermeldt enige belangrijke gegevens en
behartenswaardige wenken. Het belangrijkste is, over voldoende ruimte voor
uitbreiding te beschikken. Sinds 1853 werden pijlers van gietijzer gebruikt,