82 GEWIJZIGD ONTWERP VAN WET 83 maakte voorbehoud, geen behoefte. Artikel 25, lid 3. Zoals reeds in de memorie van toelichting is opgemerkt, bedoelt dit lid slechts de huidige toe stand te bestendigen. Voor het op leggen van een meer stringente rege ling acht de ondergetekende geen ter men aanwezig, omdat hem niet is ge bleken, dat de bestaande voorschriften tot bezwaren aanleiding hebben gege ven. Overeenkomstig de gemaakte op merking zijn de woorden „wijzen aan" vervangen door: bepalen. Artikel 31, lid 4. Ook hier zijn de woorden „wijzenaan" vervangen door: bepalen. Artikel 32, lid 1. De ondergeteken de ziet geen bezwaar in handhaving van de in artikel 22 van de Archief wet 1918 neergelegde speciale samen- werkingsregeling, ook al wijkt deze af van artikel 30, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen. De woorden „met inachtneming van bij het reglement der instelling gestelde regelen" betekenen slechts, dat de waterschappen, indien regelen gesteld zijn, deze in acht moeten nemen. Artikel 32, lid 2. De redactie is in overeenstemming met die van artikel 6, eerste lid, van de Wet gemeen schappelijke regelingen. Artikel 37, lid 2. De woorden „zo veel mogelijk" zijn opgenomen, om dat de hier bedoelde voorzieningen uiteraard niet geheel en al gelijk zul len zijn aan de voorschriften voor provincie en gemeente, doch wel hier op behoren te worden afgestemd. Artikel 41. De ondergetekende merkt op, dat in het ontwerp de in deling van het artikel in alinea's on juist is geschied. Omdat het hier een wijziging van de wet op het Notaris ambt betreft en deze wet geen ge nummerde alinea's kent, is numme ring achterwege gebleven. De woorden „voor zover deze" zijn veranderd in: welke. De staatssecretaris van onderwijs, kunsten en wetenschappen, RÉNE HÖPPENER. HOOFDSTUK I Algemene bepalingen Artikel 1. 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet be paalde wordt verstaan onder a. Onze minister: Onze minister van onderwijs, kunsten en weten schappen; b. archiefbescheiden: 1°. bescheiden door de overheids organen ontvangen of opgemaakt en naar hun aard bestemd daaronder te berusten; 2°. bescheiden met overeenkom stige bestemming, ontvangen of opge maakt door instellingen of personen, wier rechten of functies op enig over heidsorgaan zijn overgegaan; 3°. bescheiden, welke ingevolge overeenkomsten met of beschikkingen van instellingen of personen dan wel uit anderen hoofde in de archiefbe waarplaatsen zijn opgenomen om daar te berusten; 4°. fotografische reprodukties, wel ke bij of krachtens de wet in de plaats zijn gesteld van de onder 1°, 2° of 3° bedoelde archiefbescheiden; c. archiefbewaarplaatsen: de in de artikelen 12, 14, 24, 30 en 32 bedoelde archiefbewaarplaatsen. 2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wor den onder overheidsorganen mede begrepen: a. hun functionarissen, de over heidsdiensten, -bedrijven en -instel lingen en hun functionarissen; b. overheidsorganen, welke voor of na de totstandkoming van deze wet zijn of zullen worden opgeheven. Artikel 2. 1. De overheidsorga nen zijn verplicht de onder hen be rustende archiefbescheiden in goede en geordende staat te bewaren. 2. Omtrent de bevoegdheid tot vernietiging, vervreemding en inbe waringgeving van archiefbescheiden stellen Wij regelen vast bij algemene maatregel van bestuur. Artikel 3. Indien archiefbescheiden ten onrechte berusten onder een an der overheidsorgaan dan dat waar onder zij behoren te berusten, dragen de betrokken overheidsorganen zorg, dat die bescheiden te bestemder plaat se geraken. Artikel 4. Ieder die archiefbe scheiden, welke behoren te berusten onder een overheidsorgaan, anders dan met toestemming van het over heidsorgaan onder zich heeft, is ver plicht deze af te geven hetzij aan dit overheidsorgaan, hetzij aan de alge mene rijksarchivaris. Artikel 5. 1. Archiefbescheiden, welke ouder zijn dan vijftig jaar, wor den binnen een tijdvak van tien jaar naar de bij of krachtens deze wet voor de bewaring daarvan aangewezen archiefbewaarplaatsen overgebracht. 2. Omtrent de overbrenging en de bevoegdheid deze eerder te doen plaatsvinden of in bijzondere gevallen, alsmede voor zover enig wettelijk voorschrift daartoe aanleiding geeft, deze te doen opschorten, stellen Wij bij algemene maatregel van bestuur, regelen vast. Artikel 6. Omtrent de bouw, ver bouwing, inrichting en verandering van inrichting van de archiefbewaar plaatsen en de ingebruikneming van gebouwen of gedeelten van gebouwen als archiefbewaarplaats kunnen Wij bij algemene maatregel van bestuur regelen vaststellen. Artikel 7. 1. De archiefbescheiden, welke in de archiefbewaarplaatsen berusten, zijn openbaar, behoudens de beperkingen, die bij hun overbren ging of in de in artikel 1, eerste lid, bedoelde overeenkomsten en beschik kingen zijn gesteld. Omtrent de wijze waarop bovendien de openbaarheid kan worden beperkt, wanneer het algemeen belang dit dringend vereist stellen Wij bij algemene maatregel van bestuur regelen vast. 2. Ieder is, behoudens de beper kingen, welke ten aanzien van de openbaarheid zijn gesteld, bevoegd de in het vorige lid bedoelde archiefbe scheiden kosteloos te raadplegen en daarvan of daaruit afbeeldingen, af schriften of uittreksels te maken of op zijn kosten te doen maken. Om trent de wijze waarop en de gevallen waarin deze bevoegdheid kan worden beperkt, stellen Wij bij algemene maatregel van bestuur regelen vast. 3. Omtrent de uitlening van ar chiefbescheiden, welke in de archief bewaarplaatsen berusten, stellen Wij bij algemene maatregel van bestuur regelen vast. Artikel 8. 1. De beheerders van de archiefbewaarplaatsen zijn bevoegd tot het opmaken en afgeven van af schriften van of met de overgenomen gedeelten gelijkluidende uittreksels uit de aldaar berustende archiefbe scheiden. 2. Wanneer een beheerder is een in de artikelen 25 of 31 bedoelde se cretaris of een in artikel 31 bedoeld bestuurslid, moeten door hem opge maakte afschriften van of uittreksels uit archiefbescheiden, dagtekenende van vóór 1700, om als afschrift of uit treksel, bedoeld in het vorige lid, te kunnen gelden, voor „gezien" worden getekend door de rijksarchivaris in de hoofdplaats van de provincie of een hem vervangend hoger of middelbaar archiefambtenaar in de zin van artikel 9. Dit voorschrift geldt niet indien de beheerder zelf voldoet aan de krach tens artikel 9 gestelde eisen, mits hier van op het afschrift of uittreksel door de beheerder uitdrukkelijk melding wordt gemaakt. Artikel 9. Omtrent de opleiding tot en het verkrijgen van de hoedanig heid van hoger en middelbaar archief ambtenaar bij de archiefbewaarplaat sen stellen Wij bij algemene maatregel van bestuur regelen vast. Artikel 10. 1. Er is een Archief- raad, welke tot taak heeft Onze mi nister desgevraagd of uit eigen be weging van voorlichting te dienen in zaken, welke op het archiefwezen be trekking hebben. Hij verricht voorts de werkzaamheden hem door Ons of door Onze minister opgedragen. 2. Wij benoemen en ontslaan de leden van de Archiefraad. De benoe ming geschiedt voor een door Ons te bepalen tijdvak; het lidmaatschap eindigt bij het bereiken van de zeven tigjarige leeftijd. De algemene rijks archivaris is ambtshalve lid van deze raad. Wij wijzen een van de leden tot voorzitter aan. 3. Wij benoemen en ontslaan een secretaris, die lid van de Archiefraad kan zijn. 4. Wij regelen bij algemene maat regel van bestuur de werkwijze van de Archiefraad. Onze minister geeft voorschriften omtrent hetgeen verder regeling behoeft. HOOFDSTUK II Archiefbescheiden van het rijk Artikel 11. Er is onder de bevelen van Onze minister een rijksarchief dienst, aan het hoofd waarvan staat

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1959 | | pagina 14