190 Zijn bekroning vond dit alles in de stichting van het Centrale archief, voor lopig nog verenigd met het staatsarchief in Rome. Het is gevestigd in de nieuwe wijk ten z. van die stad; er kunnen 150 km archief in worden onder gebracht, genoeg voor de eerstvolgende eeuw! Ren wet van 1952 bracht de overbrenging van de notariële archieven naar de staatsarchieven. Het rijks archiefwezen is sinds 1874 ondergeschikt aan het ministerie van Binnenlandse Zaken; van dat jaar dateert ook de Hoge Archiefraad (Consiglio per gli archivi). Daar ontstaan de dekreten en wetten betreffende het archiefwezen; door zijn samenstelling komen ook de eisen der wetenschap tot hun recht. In nov. 1944 werd de Raad opgeheven en de zorg voor het archiefwezen aan Emilio Re als commissaris-generaal opgedragen; jan. 1947 werd de Consiglio superiore degli Archivi di Stato weer ingesteld. Voorzitter is de minister of staatssecretaris van B.Z.; de raad bestaat verder uit hoge departementsambte naren, vertegenwoordigers van wetenschappelijke instellingen en 7 archivis- tisch deskundigen (doch, tegen hun wens, geen fungerende archivarissen, daar de Raad over hun bevordering zeggenschap heeft)Volgt een uiteenzetting over de in Italië zo ingewikkelde regeling van het personeel, waarvoor wij be langstellenden naar het artikel mogen verwijzen. Alleen deze twee cijfers; in 1875 waren aan de 17 staatsarchieven 277 functionarissen werkzaam; het aantal der archieven heeft zich vervijfvoudigd, het aantal van het personeel echter met 466 nog niet het dubbele bereikt Belangrijk is ook in Italië het toezicht, dat op de niet-staatsarchieven wordt uitgeoefend. In het v.m. konink rijk Napels werd dit reeds in 1818 wettelijk geregeld; het bovengenoemde de kreet van 1874 deelde Italië in tien soprintendenze (inspecties) in, maar in de praktijk bleek dit onuitvoerbaar en werd deze taak aan de rijksarchivarissen opgedragen. In 1902 en 1911 werden opnieuw voorschriften gegeven, doch eerst de archiefwet-1939 bracht belangrijke verbetering. Nu werden negen in specties ingesteld, waarvan echter nog slechts vier werden bezet; de overige werden door de rijksarchivarissen vervuld. De inspectie strekt zich uit over de „halbstaatliche" instellingen en openbare hulp- en welvaartsinrichtingen, over de archieven der publiekrechtelijke credietinstellingen en vakverenigingen, en de private archieven (wat is ons ontwerp-1957 hiervan nog ver verwijderd!). Twee belangrijke categorieën ontbreken: de kerkelijke en de notariële archieven. De eerste vallen onder het toezicht van het Vaticaan dat, zoals de oorlogs jaren hebben bewezen, ingeval van nood tot effectieve beschermingsmaat regelen in staat is. Het wetenschappelijke onderzoek echter klaagde dat deze schatkamers slechts moeilijk of zelfs geheel niet toegankelijk zijn; gebrek aan ruimte, personeel en inventarisering was hiervan de oorzaak. Op de Italiaanse archiefdag van 1951 kwam dit ter sprake. Intussen is verbetering ingetreden; de Paus heeft een permanente commissie voor de kerkelijke archieven in het leven geroepen onder leiding van de cardinale archivista en de prefect der Vaticaanse bibliotheek; lid der commissie is o.a. dr. G. Batelli. Het staatstoezicht op de archieven is uitnemend geregeld. Bovengenoemde „halbstaatliche" en publiekrechtelijke instellingen zijn verplicht voor hun ar chieven te zorgen; provinciale hoofdsteden boven 50000 inwoners en gemeen ten, die waardevol archiefgoed bezitten, moeten „archiefsecties" voor de ar chivalia van vóór 1870 inrichten en een deskundig ambtenaar met het beheer belasten. Niets mag worden vernietigd zonder ministeriële goedkeuring; bij verwaarlozing kan het archief op kosten der gemeente in het staatsarchief wor- 191 den bewaard. Het toezicht op de private archieven is anders geregeld. Eigenaars daarvan of van archivistisch materiaal van historische betekenis moeten hier van mededeling doen aan de prefect van de provincie. De staat heeft een voorkoopsrecht en kan, bij schenkingen, het materiaal tegen taxatieprijs ver werven; plan tot verkoop moet worden aangemeld. Uitvoer naar het buitenland is verboden; ingeval van vererving mogen de archieven niet worden verdeeld. Voor vernietiging is ministeriële goedkeuring vereist. Ongetwijfeld diepingrij pend in de private sfeer! Dr. Papritz „will es scheinen als ob einzelne Be- stimmungen mehr dem Geist einer kurzlich vergangenen Zeit entsprechen und die archivischen Menschenrechte, wie sie eine Demokratie verbürgt, beriihren oder doch berühren konnten". En het zal zeer op de praktijk aankomen. De toegankelijkheid der staatsarchieven is zeer liberaal geregeld; bestuurs- akten worden na 30 jaar, strafprocesakten na 70 jaar openbaar, private gede poneerde archivalia na 50 jaar. Archiefgoed van staats- en publiekrechtelijke besturen is onvervreembaar; ambtenaren met persoonlijke of commissoriale opdracht zijn verplicht hun akten na beëindiging hunner functie over te dra gen. Dat geldt ook voor hun erfgenamen; het droit de saisie is uitdrukkelijk vastgelegd. De notariële archieven, die in Italië zeer ver teruggaan, stonden lang onder het ministerie van justitie en werden door de notarissen bewaard; een deel ervan was echter bij de staatsarchieven in bewaring, doordat van oudsher vele steden Napels reeds in de 10e eeuw -1 duplikaten hadden. De wet van 1939 bracht alle notariële archieven van vóór 1800 naar de staatsarchieven; de wet van 1952 maakte daarvan: ouder dan 100 jaar. De opbouw van het Italiaanse archiefwezen was hiermede eerst recht voltooid. Evenals in Engeland zijn er in Italië twee organisaties, die zich met het archiefwezen bemoeien, de U(nione) N(azionale) A(mici) D(egli) A(rchivi), gesticht na Wereldoorlog II en waarvan de „Apostolo fondatore" Casanova erepresident werd in 1951. Naast deze, waartoe vooral parlementariërs en ge leerden behoren, staat de A(ssoziazione) N(azionale) Archivistica I(taliana), opgericht in 1949 als sectie der Assemblee générale des archives1). Van de publicaties op archief gebied moet vóór alles de Italiaanse archief- gids worden genoemd: Gli archivi di stato italiani, verschenen in het zware jaar 1944. Over de staat van het archiefwezen in 1952 het uitvoerige verslag: Gli archivi di Stato al 1952 (2e druk 1954). De archiefwetgeving is gebundeld in het werk La legislazione sugli archivi di stato (1954). Voor overzichten en inventarisatie der afzonderlijke staatsarchieven mogen wij naar het artikel (p. 167 vlg.) verwijzen. Met belangstelling zal men vernemen, dat men bezig is aan een handboek der archivistiek ter vervanging van het bekende, doch verouderde werk van Casanova van 1928. Wat de tijdschriften betreft, sinds 1914 verschijnt in Italië een archieven blad „Gli Archivi Italiani", dat in 1921 stopte doch in 1933 weder verscheen; als „Archivi, Archivi d'Italia e Rassegna internazionale degli Archivi" leeft het voort. De artikelen behandelen vrnl. vragen uit, niet over de archieven; de mededelingen, waarin bovengenoemde UNADA en ANAI aan het woord ko- V De „materiële belangen" onzer Italiaanse collegae worden waargenomen door het Sindicato nazionale Archivi di Stato. 2) Zie Ned. Archievenblad 1956/57, p. 154, en hierna p.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1958 | | pagina 16