TER RECTIFICATIE
ORGANISCH GEHEEL:
DEFINITIE OF BEELDSPRAAK?
122
Ir een redactioneel bericht op blz. 120 van deze jaargang worden aan het
verslag van het Ned. Economisch-Historisch Archief over 1956 enkele mede
delingen ontleend met betrekking tot het familie-archief Ter Meulen, over
welks bestemming een meningsverschil heeft bestaan, dat thans gelukkig is op
gelost. Dit bericht bevat o.a. de uit het verslag overgenomen opmerking, dat
de gemeentearchivaris van Amsterdam zou hebben gesteld dat dit familie- en
bedrijfsarchief een organisch geheel vormt. Nu deze opmerking aldus in het
Archievenblad wereldkundig is gemaakt, stel ik er prijs op te verklaren, dat
zij een onjuistheid bevat. Ik heb nl. in de bedoelde kwestie nimmer gesteld, dat
het familie-archief Ter Meulen een organisch geheel zou vormen. Wel heb ik
het standpunt gehuldigd en ik doe dit nog steeds dat dit archief een
geheel vormt, maar het gebruik van het veelomstreden adjectief .organisch"
heb ik in dit verband strikt vermeden. Afgezien immers van de spraakverwar
ring, waartoe de term „organisch geheel" in onze kringen aanleiding heeft
gegeven en die tot omzichtighed in het gebruik daarvan maant, zal het toch
bij niemand onzer ooit zijn opgekomen een familie-archief aldus te kwalificeren.
Op de verdere mérites van de kwestie, waarover het bericht spreekt, ga ik
thans niet in; het was slechts mijn bedoeling een misverstand, dat het bedoelde
bericht (overigens geheel te goeder trouw) heeft kunnen wekken, weg te
nemen.
W. F. H. OLDEWELT
LEIDEN IN LAST, OF DE NOODZAAK VAN TIJDIGE OVERBRENGING
VAN ARCHIVALIA WEDEROM BEWEZEN
Begin april van dit jaar waren in de dagbladen griezelige verhalen te lezen over
de toestanden van de riolering aan de Langebrug en omgeving te Leiden. De Tele
graaf en De Volkskrant, resp. van 1 en 2 april j.l., vertelden, de een in wat meer,
de ander in wat minder geuren en kleuren, over de onhoudbare situatie, waarin
de aanwonenden zijn gekomen door herziening van de riolering. Als een der voor
naamste oorzaken wordt het feit beschouwd, dat door de brand van het Leidse
stadhuis in 1929 alle „tekeningen en schetsen", waarmede men de bestekken met
bijbehorende tekeningen bedoelt, zijn verloren gegaan.
Inderdaad zijn in 1929 de op de secretarie aanwezige archieven en gedrukt mate
riaal van de diverse afdelingen door de vlammen verteerd, vanzelfsprekend ook
die van de dienst van Gemeentewerken. Echter: redacties van Telegraaf en Volks
krant, niet al te somber. Er zijn nogal wat oude bestekken en bouwkundige teke
ningen in de bibliotheek over Leiden en Omgeving van het gemeentearchief aan
wezig, maar en hier zit het kneepje vóór 1929 heeft men lang niet altijd
alle bestekken e.d. naar het gemeentearchief gezonden, waardoor hiaten zijn ont
staan, die de gemeente Leiden wel eens aanzienlijke bedragen kunnen kosten van
daag de dag, gezien de situatie aan de Langebrug en omgeving.
Het geval-Langebrug is een schreeuwende reclame daarvoor, dat de gemeentelijke
diensten en bedrijven hun niet meer dynamische archieven tijdig naar het gemeen
telijk archiefdepot afstoten en zorgen, dat al hun drukwerken een plaats in de
bibliotheek van deze instelling krijgen.
A. J. VERSPRILLE
123
Over weinig punten in onze Handleiding is in de laatste jaren zoveel be
roering ontstaan als over 2 die leert, dat een archief een organisch geheel is.
Het is nu tien jaar geleden dat mr. Fockema Andreae voor het eerst de houd
baarheid van deze „mystieke" paragraaf in twijfel trok1), en sedert dien is
de discussie hierover niet verstomd. Nadat mr. J. P. V/. A. Smit zich aan de
zijde van Fockema Andreae had geschaard'2), hoorden wij de zeer positieve
uitspraak van jhr. Graswinckel, dat 2 voor iedere archivaris en voor elk
archief het baken is, waarop de koers kan worden bepaald3), en de verzuchting
van dr. Moll, dat de archivarissen zich erbij hebben neer te leggen dat de
zaaksgewijze ordening met deze paragraaf in strijd zou zijn4)Hierop reageerde
dr. Formsma met een „non liquet" door te constateren, dat er over de theorie
en de strekking van 2 geen communis opinio meer bestond en de toepassing
ervan niet zonder moeilijkheden was5). Een soortgelijk geluid liet de heer Van
der Gouw horen, waar hij een opsomming van de verschillende opvattingen
met betrekking tot het omstreden leerstuk besloot met de opmerking, dat al
deze opvattingen juist zijn een wijze opmerking, die tot de overpeinzing
leidt, dat ook juistheid een betrekkelijk begrip is6)En terwijl aldus in onze
eigen kring de twijfelzucht veld won, zag men merkwaardigerwijze in de
registratuurwereld kampioenen oprijzen, die de aangevochten stelling van 2
tot een beginsel verhieven en dit „organisch beginsel" van de ondergang
trachtten te redden door het nieuw leven in te blazen. Zo wilden de heren
Pabon en Bakker ons doen geloven, dat 2 de ordening van het archief vol
gens de organisatie van het bestuur beoogde7), waarop de heer Dinkgreve, die
deze interpretatie terecht verwierp, daarvoor in de plaats stelde, dat men een
archief alleen een organisch geheel kan blijven noemen, als men ervan uitgaat,
dat het zelf een orgaan is8). Daarentegen werd de opvatting van de heren
Pabon en Bakker weer gedeeld door de heer Bloemen, die, met de Handleiding
als richtsnoer, het „organisch beginsel" in de door hen bedoelde zin op de
registratuur toepasselijk achtte9). Inmiddels meent men in kringen van bedrijf s-
archivarissen goed werk te doen door 2 bij 1 in te vlechten en te gaan
spreken van een archief als „het organisch groeiende of volgroeide geheel"10),
terwijl toch mr. Smit reeds had betoogd dat het geen nut had het organisch
karakter in de definitie van een archief op te nemen11). Tenslotte kregen wij
in onze binnenlandse onenigheid nog buitenlandse inmenging te slikken: Bren-
neke kwam ons verwijten, dat wij „den Organismusbegriff rein biologisch auf-
fassen"12).
i) N.A.B. 1947/48, blz. 136. 2) N.A.B. 1948/49, blz. 34.
3) N.A.B. 1950/51, blz. 109. 4) N.A.B. 1950/51, blz. 102. 5) N.A.B. 1952/53, blz. 28.
J. L. van der Gouw, Inleiding tot de archivistiek (1955), blz. 57.
D Overheidsdocumentatie 1955, blz. 296. 8) ld., 1956, blz. 70.
9) C. Bloemen. Handleiding voor de inrichting en beheer van de registratuur
(1957), blz. 19.
10) Dit wordt aldus gedoceerd op de cursus voor bedrijfsarchivarissen, uitgaande
van het N.I.D.E.R. en de Ned. Ver. v. Bibliothecarissen (mededeling van de hr.
M. J. Dreese).
ii) N.A.B. 1948/49, blz. 34. 12) A. Brenneke, Archivkunde (1953), blz. 85.