154
Nu het werk voltooid is, worden de nog beschikbare exemplaren tegen de
volgende prijzen te koop aangeboden: 250 fr. voor Deel IT en III; 400 fr. voor
I en IV; 450 fr. voor V en 500 fr. voor de overige. Alle delen zijn afzonderlijk
te krijgen, behalve Deel I, waarvan het minste exemplaren beschikbaar blijven.
Het hele werk ineens genomen kost 3.500 fr. Men bestelle het rechtstreeks
bij het Archief van de Kapucijnen te Antwerpen, Korte Winkelstraat 1 te
Antwerpen. In de handel is het niet verkrijgbaar.
J. v. H. tot W.
M. P. de Bruin, De kust van Walcheren, Z.n. en p. en z.j. [N.V. Boek
drukkerij en binderij J. C. en W. Altorffer, Middelburg, 1956], 64 blz., 1-36 afb.
In het Archief, uitgegeven door het Zeeuwsch Genootschap der Weten
schappen van 1912 publiceerde de heer C. de Waard, commies aan het rijks
archief in Zeeland en archivaris van de polder Walcheren, een artikel: De
rand van het eiland Walcheren in 1546, waarin hij, met een wel wat summiere
inleiding, het verslag bekend maakte van een „visitaetie ende metinge van
Walcheren rontomme gedaen" door Arent Janszoon Boom „als een van de
dijckgraven des eylants van Walcheren", nl. van de Zuidwatering. Plannen
zijn daarna beraamd deze lijn door te trekken, maar daarvan is nooit ge
komen. Thans echter verscheen van de hand van hem, die nu beide functies
bekleedt, het werk waarvan de titel hier boven staat. In die 45 jaar is onze
kennis van Walcheren zeer uitgebreid. Uit het museum Plantijn kwam een
panorama1) te voorschijn, niet veel later vervaardigd, dat de voorstelling, die
men zich aan de hand van Boom's memorie had gemaakt, bevestigde en aan
vulde. De resultaten van de bodemkartering (Vlam, Bennema en Van der
Meer), van het oudheidkundig bodemonderzoek en voortgezette bestudering
van kaarten e.a. bronnen wijzigden het beeld, dat men zich van de historische
geografie van het eiland had gemaakt. Het is dan ook begrijpelijk dat onze
collega De Bruin zich aangordde hiervan een nieuw verslag te geven. Zijn
boekje is ruim en aantrekkelijk geïllustreerd; gewezen moge worden op de
uitnemende reproduktie van de belangrijkste delen van het panorama boven
genoemd, op de kaarten van Andries Vierling uit het Kon. Huisarchief, de
kaarten der duinen van L. Wadde (1612) en G. de Feyter (1791), de kaarten
van Chr. Bernards e.a. Zou het echter geen aanbeveling hebben verdiend een
bekwaam kaarttekenaar een historische kaart van het eiland te doen ver
vaardigen waarop ook zij, die met de situatie minder bekend zijn, a.h.w. met
een oogopslag van het verloop der veranderingen in de kust konden volgen?
De titel van het werk zou zodoende ook meer ten volle tot zijn recht gekomen
zijn, dan nu het geval is. Want eensdeels geeft het meer, anderdeels minder
dan deze doet verwachten. Minder omdat de behandeling der kust ook op
vele andere manieren mogelijk is ik hoor het de geografen weer zeggen:
echt het werk van een archivaris! en in overzichtelijkheid te kort schiet,
i) Over de auteur hiervan bestaat geen overeenstemming. De heer Arie Delen,
verbonden aan Plantijn, noemde mij destijds H. Cock als auteur (zie Archief
Z.Gen. 1928 p. IV), en dr. G. C. Labouchère deed mij later de suggestie aan de
hand, dat althans het „pentekening" gedeelte van Melchisedech van Hoorn zou
kunnen zijn. Door Denucé (De loop van de Schelde p. 21) en Jan van Beylen
(catalogus tentoonstelling Antwerpens Gouden Eeuw 1955) wordt het aan Antoon
van Wijngaerde toegeschreven. Er zijn echter duidelijk twee handen te onderkennen.
155
meer omdat ook het bestuur, het binnenland en het algemeen aspect van eiland/
polder ter sprake komen, tot schade van een goede compositie.
Gewezen moet worden op enkele feilen. Het register van Henricus Poppo-
nis (n. 26) citeert men naar het exemplaar in de grafelijke leenkamer, niet
naar een 18e eeuws afschrift, al is dit dan ook bewaard in het rijksarchief in
Zeeland. Kesteloo's excerpten hebben voor de (verloren) stadsrekeningen van
Middelburg ongetwijfeld nog waarde, maar munten niet door nauwkeurige
weergave uit; ik meende dat men daarvoor thans dl. 61 der R.G.P. zou ge
bruiken (n. 27, 33, 35 waar achter VI de 1 is weggevallen 43, 45, 49).
En naar goede etymologie schrijve men Zanddijk en niet: Zandijk (p. 12).
Ook had m.i. het woord: neren (p. 29 ronddraaiende waterbeweging) wel
verklaard mogen worden. Met instemming echter vermelden wij de opmerking,
al is zij niet gloednieuw, over „het keurslijf van transgressie- en regressiestadia",
waarin de bodemkundigen de waterstaatsgeschiedenis willen persen (n. 7),
en die over het verband van schapenhouderij en stellen. Men zou van een
Zeeuws historicus trouwens niet anders kunnen verwachten.
W. S. UNGER
Dr. I. H. van Eeghen, Inventaris van het familie-archief Bicker. Amster
dam, 1956. (Uitgave van de gemeentelijke archiefdienst Amsterdam).
In 1897 begon het drama met het familie-archief Bicker. Het tijdelijk depo
neren van dit archief ten gemeentearchieve van Amsterdam leidde tot een
meer permanent bruikleen. Echter werden meerdere stukken van dit archief
afgescheiden en doorgezonden naar het Algemeen Rijksarchief, de Universiteits
bibliotheek te Amsterdam, het gemeentearchief te Haarlem en tenslotte ont
ving het rijksarchief in Noord-Holland ook nog een en ander via het Alge
meen Rijksarchief.
In 1903 werd het bruikleen door de familie opgezegd. De stukken gingen
naar Jhr. W. H. Bicker en Jhr. P. H. Bicker, die het complex „broederlijk"
deelden, nl. ieder evenveel papier; van de registers kreeg ook ieder de helft.
Aan deze trieste historie kwam een happy ending doordat het archief toch
weer in bruikleen aan het Amsterdamse gemeentearchief werd gegeven.
Mej. Van Eeghen, ik mag haar wel de specialiteit in het ordenen van familie
archieven noemen, moet met dit archief heel wat te doen gehad hebben,
voordat de scheiding van de verschillende archiefjes een feit geworden was.
De zeer nauwkeurig uiteengezette werkwijze ontneemt mij zo goed als elke
kans eventuele opmerkingen te plaatsen. Ik voel het dan ook als een muggen
zifterij aan als ik de vraag stel, waarom de rubriek „Diversen (nrs. 281 e.v.)
van het archief-mr. Jan Bernd Bicker vóór de stukken betreffende „Bestuur"
(nrs. 291 e.v.) geplaatst is, maar in het archief-jhr. mr. Henric Bicker en
Wilh. J. van Hoorn na „Openbare functies" (nrs. 533 e.v.).
Binnen enkele jaren is door de uitgave van inventarissen van enige belang
rijke Amsterdamse familie-archieven een betrekkelijk klein arbeidsveld in ons
land belangrijk verruimd.
A. J. VERSPRILLE
W ij ontvingen:
Regels voor de bewerking van de bronnenpublikaties van het Rijksinstituut
voor oorlogsdocumentatie (Amsterdam, 1956, gestencild), die als uitbreiding