84 De voordracht, welke de heer Van der Poest Clement op onze voorjaars vergadering gehouden heeft over ,,De functie, in het bijzonder de wetenschap pelijke functie, van de archivaris in de samenleving" en de motie, welke dr. Van de Ven naar aanleiding daarvan indiende, hebben aanleiding gegeven tot een gezamenlijk overleg tussen de besturen van onze beide afdelingen, dat vruchtbaar is geweest en bestendigd zal worden. Onder punt 8 van de agenda dezer vergadering zullen hierover bijzonderheden worden meegedeeld. Het Archievenblad is, evenals verleden jaar, in de vergrote omvang van 160 bladzijden in vier afleveringen verschenen. Zoals U reeds vernam, zal de omvang van de komende jaargang uitzonderlijk groot worden, doordat de voordrachten van de Studiedagen hierin gepubliceerd zullen worden. Dit is mogelijk geworden door de steun van de algemene rijksarchivaris, die wij daarvoor zeer erkentelijk zijn. Met dit al groeit ook de zorg, die de redacteur dr. linger met zoveel bijzondere en gestadige toewijding aan de uitgave van het blad besteedt. Wij zijn hem voor zijn vele arbeid en moeiten dan ook van harte dankbaar. Ook wil ik bij deze gelegenheid uitdrukking geven van onze grote waardering aan het adres van al degenen, die hun medewerking aan het Archievenblad verlenen en zodoende de voortgang en ontwikkeling van de archiefwetenschap in ons land bevorderen. Ditzelfde Archievenblad heeft ons, zoals steeds, ook nu weer geregeld op de hoogte gebracht van de benoemingen en mutaties in ons corps, die in de loop van dit jaar vrij talrijk waren. Tot allen, die ergens in het Nederlandse archiefwezen hun intrede deden of die op enigerlei wijze bevorderd werden, richten wij hier onze hartelijke gelukwensen; deze gaan ook uit naar de heren Van der Gouw en Ribberink, die slaagden voor het doctoraal examen resp. in de geschiedenis en in de rechtswetenschap, en naar mej. E. Nuyens, die te Nijmegen promoveerde tot doctor in de letteren en wijsbegerte. Ook in de loop van dit verslagjaar hebben wij tot ons leedwezen twee van onze leden door de dood verloren: dr. P. A. Meilink, die een lange en vrucht bare loopbaan in ons archiefwezen had afgelegd, en de heer J. Loeff, wiens loopbaan naar menselijk inzicht gesproken al te vroeg werd afgebroken. Negen nieuwe leden zijn tot onze Vereniging toegetreden; zij telt per 1 sep tember 208 leden. Moge met de groei van dit aantal ook de vruchtbare activi teit van onze Vereniging bestendigd worden en waar nodig door onze gezamen lijke krachtsinspanning tot verdere uitgroei geraken. VERSLAG VAN DE COMMISSIE VOOR MODERNE ARCHIEVEN Mijnheer de Voorzitter, Ook in het derde jaar van haar werkzaamheid is de samenstelling van de Commissie voor de Moderne Archieven ongewijzigd gebleven. Zij bestaat uit de leden mej. M. W. Jurriaans. de heren dr. W. J. Formsma, mr. K. Schaap en E. L. van Loo, mej. L. J. Ruys, secretaris, en spreker als voorzitter. De Commissie heeft haar arbeid in het verslagjaar hoofdzakelijk gericht op de door haar gehouden enquête betreffende de bruikbaarheid van de zaaks- gewijze ordening volgens het stelsel van de Vereniging van Ned. Gemeenten, gezien uit het oogpunt van de archivaris-beheerder van een oud-archief. Ver gaderd werd op 7 dec. 1956, 7 maart, 16 mei en 20 sept, 1957. 85 In de vergadering van 7 dec. 1956 moest de bespreking van het rapport van mr. Schaap over bovenvermelde enquête worden uitgesteld wegens ziekte van de rapporteur. Behandeld werden enkele ingekomen brieven van het be stuur als antwoord op door de Commissie gedane suggesties en mededelingen en de betere mogelijkheid tot samenwerking met de nieuw samengestelde com missie voor de handleiding, waarvan dr. Formsma mede deel uit maakt. Voorts besprak dr. Formsma zijn opvatting van de vraag wanneer men kan spreken van een archiefstuk, zulks naar aanleiding van de definitie-Smit (N.A.B. 1948/49, blz. 33), en zijn recensie van het werkje Archivistica van de heer Van der Gouw. De vergadering van 7 maart 1957 was grotendeels gewijd aan de behande ling van het rapport van mr. Schaap over de overgedragen archieven, volgens de decimale code geordend. Hoewel men algemeen van oordeel is, dat het stelsel, mits goed toegepast, niet verwerpelijk is, worden verschillende aan merkingen en desiderata naar voren gebracht, welke in het rapport der Com missie dienen te worden neergelegd. Van het bestuur is machtiging verkregen over verschillende vraagstukken betreffende de toepassing van het stelsel con tact op te nemen met het registratuurbureau van de Vereniging van Ned. Gemeenten. Hieraan werd uitvoering gegeven toen op 16 mei 1957 de com missie een bespreking had met de heren P. F. Ruygh en W. F. K. Versteegh van genoemd bureau. Met hen werd gesproken over de inventarisatie van ge meentearchieven vóór de overbrenging naar een oud-archiefdepot, de vraag op welk tijdstip men van een archiefstuk kan gaan spreken, de kwaliteits eisen in verband met het bewaren van ingangen op de archiefordening, het bijhouden van de reeksen notulen van B. en W. en Raad en het completeren der agenda's bij wijziging van classificatie. Aan de hand van deze werkzaamheden werd door de voorzitter een concept preadvies opgesteld, dat bij de verschillende leden heeft gecirculeerd en voor zien werd van hun aanvullingen en opmerkingen. Het had in de bedoeling gelegen dit preadvies nog voor deze vergadering aan het bestuur der Ver eniging aan te bieden, doch door de vakanties en drukke werkzaamheid van verschillende leden is de commissie er niet in geslaagd dit voornemen tot uit voering te brengen. Zij hoopt echter in staat te zijn op korte termijn haar preadvies aan het bestuur te kunnen aanbieden. Wanneer dit gereed zal zijn, meent de commissie een belangrijk deel van de haar opgedragen taak tot stand te hebben gebracht. Zij gevoelt weliswaar niet de behoefte op haar, nog zeer spaarzame, lauweren te gaan rusten, maar wel om haar werkzaamheden in te perken tot die gevallen, waarin door het bestuur aan haar een concrete taak wordt opgedragen of een onderzoek naar een bepaald vraagstuk wordt ver langd, of wanneer de werkzaamheden van de commissie voor de Handleiding of definitiecommissie zulks wenselijk zouden maken. Ik moge dit verslag besluiten met een woord van bijzondere waardering voor de medewerking, welke de Commissie van verschillende zijden, en niet het minst van die van het bestuur, heeft mogen ondervinden. Een woord van waardering ook voor de leden der Commissie die steeds bereid waren uit de verste uithoeken van ons vaderland naar Den Haag te reizen en bij al hun vele werkzaamheden steeds hun onverflauwde belangstelling en daadwerkelijke arbied aan het werk der Commissie gaven.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1958 | | pagina 7