104
105
Ik heb nu met hem afgesproken, dat hij mij de rubrieken, waarin hij zijn archief
verdeeld heeft, met de onderverdeelingen enz. zal opgeven (een twee- a driehonderd
vakken), die ik dan overzien zal en toetsen aan het uitvoerige systeem van Zaal
berg, dat thans vastgesteld is (het was dit N.B. nog niet eens toen hij het ons
ongezien wou laten goedkeuren!)8) en waarvan ik hem toezending gevraagd heb.
Eerst dan kan de eventueele omwerking van het Meppelsche systeem volgen. Ik
zou U nu willen vragen, om dit schema dan eens met mij te willen herzien, en
ook om, wanneer de orde veranderd zal zijn, op weg naar de Groningsche inspectie,
het Meppelsche archief eens te willen gaan zien. Ik vind dit niet. alleen nuttig,
maar ook noodig. Vooreerst omdat gij bij nadenken toch wel zult begrijpen, dat
het gewicht van uw ambt het onvermijdelijk maakt, voor belangrijke zaken uw
instemming te hebben; ik heb dit bezwaar voor mij van den aanvang gevoeld, en
ik voel het nog.
Maar ook om een andere reden. Het heeft mij niet gespeten en het spijt mij nog
niet, dat mijne stellingen verleden zomer niet glad aangenomen zijn0); want ik
voelde zelf en ik voel nog, dat wij onze aanbeveling aan een systeem van archief
ordening (vooral aan een nieuw, dat nog niet beproefd is) niet lichtvaardig moeten
geven het oponthoud der overweging was en is mij dus, nu het volgens Van
Gelder's amendement10) slechts uitstel bedoelt, eerder welkom. Maar ik blijf vinden,
dat het dien weg uit moet en dat wij, zoals Van Gelder zeer juist opmerkte, de
organisatie der nieuwe archieven moeten ter hand nemen, indien wij niet onder
den voet geloopen willen worden. Gij hebt, zeer terecht, verlangd de praktijk van
het door mij voorgestelde stelsel te zien, voordat gij beslistet. Welnu, gij zult het
dus kunnen zien, de vraag is alleen of Meppel (met ruim 10.000) en Vlaardingen
(met ruim 23.000 inwoners) U groot genoeg voorkomen om te oordelen. Ik begrijp
zeer goed, dat het archief eener groote stad (Rotterdam b.v.) heel andere eischen
stelt dan dat van een kleine, en dat zich bij de organisatie van zulk een groot
archief onvoorziene moeilijkheden kunnen voordoen, die bij kleinen niet in het oog
vallen. Ik meen echter, dat het juist en goed is, om met den opzet van een klein
archief te beginnen, omdat men met de theorie, met het systeem behoort te be
ginnen, dat in een kleine stad veel beter te overzien is dan in een groote. De
uitwerking van het systeem voor eene groote stad is alleen eene questie van uit
voering en praktijk. Natuurlijk moet nu b.v. allereerst het schema, dat de Mep-
pelaar mij nu zenden zal, uitgebreid worden; misschien kan ik daarvoor wel
materiaal krijgen van de secretarie hier, en wellicht ook zal mijn onderhoud met
den griffier daarvoor kunnen helpen. Het komt mij trouwens voor, dat w ij dit
systeem eigenlijk niet definitief moeten vaststellen; maar dat het zal moeten ge
schieden door eene (door ons aan te wijzen) commissie, b.v. van drie of vier
gemeentesecretarissen of hoofdambtenaren.
Het komt mij voor, dat wij aldus de zaak in de hand moeten nemen en het werk
van Zaalberg, die dit nu gedaan heeft, verbeteren. Het is geene kleinigheid, een
groot belang voor onze Vereeniging; het is eigenlijk geen heel prettig belang, maar
er is niets aan te doen. Ik wil dus het systeem in hoofdzaken uitwerken, het dezen
zomer geponeerde nog verbeteren (waartoe ons overleg reeds eenige aanleiding
heeft gegeven). En dan hoop ik, dat de Vereeniging het zal willen aanbevelen en
dat wij aldus propaganda zullen kunnen maken voor de noodzakelijkheid van de
aanstelling van archivarissen voor de nieuwe archieven. Dit is het groote
belang, dat wij moeten bepleiten en waarop alles aankomt; maar voordat wij
daartoe kunnen komen, moeten wij, door de vaststelling van een systeem, als het
ware eene instructie voor den nieuwen ambtenaar gereed maken. Ik wensch, dat
gij mij daarbij helpen zult: het ligt ook wel op uwen weg want de Algemeene
rijksarchivaris dient te weten, wat hij in dezen wil.
In één opzicht loopt het ons mede. Het spreekt vanzelf, dat wij allen, zooals wij
zijn liefhebbers van oude dingen en daarin vastgegroeid, ons niet kunnen en willen
aanmelden voor het ordenen van nieuwe archieven, wij moeten daarvoor menschen
hebben, die daarin lust hebben en in de praktijk ervaren zijn. Dit heb ik dadelijk
begrepen, en het verheugt mij dus zeer, dat ik al zulk een individu heb. Onze
s) In de jaarvergadering van 8 juli 1915 te Arnhem (N.A.B. 1915/16 blz. 8).
Vgl. N.A.B. 1914/15 blz. 190, en ibidem 1915/16 blz. 4 vlg.
10) N.A.B. 1915/16 blz. 8.
Meppelaar blijkt een enthousiast in deze richting te zijn, en zijn streven toen hij
mij schreef, was juist om een aanbevelend etiket van onze Vereeniging te krijgen,
en zich daarmede te vestigen als tweede, verbeterde editie van Zaalberg. Dat is
dus juist wat wij behoeven, mits wij hem wat in de hand houden. Hij is tot nog
toe buitengewoon volgzaam; ik verwacht ook, dat hij dit blijven zal, als w ij de
zaak in handen nemen en in de hand houden, zorgen, dat w ij de opdrachten krijgen
en hem onder ons toezicht met de uitvoering belasten.
Ik wil gaarne uwe denkbeelden over een en ander vernemen, omdat ik, zooals
ik zeide, in deze zaak wensch te handelen in voortdurend overleg met U.
Geloof mij
Uwen
S. Muller Fz.
Wil dezen bewaren: het kan nuttig zijn, hem later bij de bestuurders rond te
zenden, en dan behoef ik hem niet geheel over te schrijven.
II.
18 October
Aan Mr. Muller
W.H.
Uw schrijven over het registratuurstelsel heb ik met groote belangstelling ge
lezen. Het valt mij eenigszins moeilijk er op te antwoorden. Niet dat ook ik in
den tijd, sedert de laatste vergadering der V.v.A. verloopen, de zaak niet over
dacht heb, integendeel; maar mijne opvattingen hebben zich in geheel anderen
geest ontwikkeld dan de Uwe. Het komt mij, eerlijk gezegd, voor, dat wij in deze
aangelegenheid op den verkeerden weg zijn. Wij archivarissen krijgen de nieuwe
archieven zoowel als de oude archieven dan onder ons beheer, wanneer zij voor de
administratie in hoofdzaak althans hebben utigediend, als zij, zooals het in de
Handleiding heet, niet meer leven maar dood zijn. En wij zijn in dezelfde Hand
leiding tot de conclusie gekomen, dat wij bij onze regeling der archieven ons in
hoofdzaak te houden hebben aan de inrichting, die er door onze voorgangers de
administratieve beheerders, als ik hen zoo noemen mag, aan gegeven is, en wel
omdat wij niet anders kunnen. Als de notulen dus eens achter elkander in een deel
geschreven zijn, moeten wij die eenheid eerbiedigen, al erkennen wij ook de mo
gelijkheid, om elk raadsbesluit of elk besluit van B. en W. op een losbladig papier
te schrijven en al zouden wij dat voor de regeling van het archief misschien veel
gemakkelijker vinden. Maar de zaak wordt niet beslist door hetgeen wij wenschen,
maar naar het inzicht der administratie, van wie wij de archieven overnemen, als
zij door haar gemist kunnen worden. Die administratie beslist overeenkomstig het
geen zij voor hare doeleinden gemakkelijk vindt, en vraagt niet naar ons. Onze
vereeniging heeft, nu jaren geleden, het decimale of het registratuurstelsel in
sterke bewoordingen bestreden en het in eene motie, die ik zelf (ik moet het be
kennen) heb voorgesteld, ongeschikt verklaard11). De administratie vond het stelsel
echter wel praktisch en heeft het, trots onze tegenspraak, ingevoerd. Gij weet zelf,
hoe men te Utrecht gehandeld heeft: de administratie heeft er den gemeentearchi
varis buiten gelaten. En als de heer Zaalberg, en enkele anderen, nu den schijn
aannemen, alsof zij op ons oordeel hoogen prijs stellen, dan is dat niet anders dan
omdat zij met onzen naam als archivaris gaarne reclame willen maken voor hun
zaak. Werkelijken invloed zullen wij er nooit op uitoefenen. En dat is ook vol
komen begrijpelijk. Want de administratie, niet de archivaris, heeft te beoordeelen,
hoe zij hare stukken bewaren wil. De taak van den archivaris begint pas, als zij
de stukken aflevert. Het gevolg is, dat een archivaris als zoodanig weinig met de
ordening van een nieuw archief te doen heeft; hij heeft eenvoudig de er in aan
gebrachte orde te handhaven of c.q. te herstellen12). Wat bij een oud archief dik-
lx) Op de jaarvergadering van 5 juli 1907 te Kampen (N.A.B. 1907/08 blz. 6).
12) Hier volgde de zin, die Fruin echter schrapte: „Datzelfde heeft hij bij een
oud archief ook te doen: maar daar zal dikwijls de oude orde, zoo die al bestaan
heeft, zoo verstoord zijn, dat die niet meer te herstellen is. Bij een nieuw archief
daarentegen zal de oorspronkelijke orde, als die verstoord is, in elk geval veel
gemakkelijker te herstellen zijn".