58 tussen de stukken heeft ook in Duitsland beroering gewekt, waar men tegen de ,,ganz oberflachlich darüberhin disponierende, jeder Verwaltungsgeschichte Hohn sprechender Anwendung der Dezimalklassifikation" geprotesteerd heeft9). Dat met de invoering van een algemeen geldend registratuurplan de individualiteit van het archief wordt belaagd, bracht ik reeds te berde. Ik kan er nog aan toevoegen, dat het begrip zaaksgewijze ordening langzamerhand totaal is veranderd als gevolg van het feit, dat het dossier een vergaarbak van allerlei soorten documenten is geworden, die met archiefstukken niets hebben uit te staan. Men kan hierover denken, zoals men wil, maar in feite heeft men slechts de keuze tussen twee mogelijkheden: op theoretische gronden alles verwerpen of wel het standpunt innemen, dat men geen tegenstander van praktische maatregelen en het voorkomen van onnodige soesa behoeft te zijn, als uit de toepassing van het stelsel behoorlijke archieven te voorschijn komen. Het is daarom niet zonder belang eens na te gaan, wat er in de praktijk voor de dag komt. Wij hebben reeds uit den treuren gehoord, dat de materiële verzorging van de gemeentearchieven door de invoering van het dossierstelsel geweldig voor uit is gegaan. Wat de lopende registratuur betreft, die netjes in stalen kasten is opgeborgen, kan men dit over het algemeen wel beamen. Zodra evenwel de dossiers naar de archiefbewaarplaats worden afgevoerd, verandert de si tuatie. Dan verliest het sprookje van de goede verzorging veel van zijn be koring. Men constateert, dat de stukken, die niet meer voor de administratie van belang zijn, met even weinig zorg worden omringd als vroeger, soms met nog minder. Een treffend voorbeeld hiervan kan men aantreffen wanneer, zoals in Zuid-Holland nog al eens het geval is, voor twee of meer gemeenten een gemeenschappelijke secretarie wordt ingericht. Als deze combinatie tot stand komt zonder de bouw van een nieuw raadhuis, waarin die gemeen schappelijke secretarie wordt ondergebracht, is de aanwezige kluis meestal te klein om ook het oud-archief van de andere gemeenten te bevatten. Men laat die dan maar aan hun lot over. Voor het lopend archief van de verschillende gemeenten wordt op advies van het registratuurbureau der Vereniging van Nederlandse Gemeenten één dossierstelsel aangelegd, waarin gelijksoortige zaken, die zowel in de ene als in de andere gemeente spelen, in hetzelfde dossier worden ondergebracht. Van de bij de afzonderlijke gemeentebesturen ingekomen stukken wordt, indien zij gelijkluidend zijn, slechts één exemplaar bewaard en het andere terstond vernietigd zonder inachtneming van de gel dende vernietigingsvoorschriften. Wel worden in de bewuste map de minuten van de uitgaande brieven bewaard van de verschillende gemeentebesturen, tenzij men zich voor de beantwoording bedient van een gemeenschappelijk antwoord. Alleen wanneer bepaalde voorschriften zich tegen deze manier van werken verzetten of daardoor de overzichtelijkheid van de stukken in gevaar komt, houdt men de stukken van de verschillende gemeenten gescheiden. Worden de gemeenschappelijke dossiers afgevoerd, dan laat men ze in dezelfde dossierzak of doos bijeen, en het hangt van de ijver van de registrator af, of de stukken daarin achteraf weer geplitst worden. Men kan dus voorzien, dat wanneer te eniger tijd voor die gemeenten weer afzonderlijke secretarieën worden ingericht of een andere combinatie van gemeenten tot stand komt, 9) H. O. Meisner, Urkunden- und Aktenlehre der Neuzeit (Leipzig, 1950), blz. 155. 59 hieruit slechts gehavende en niet behoorlijk verzorgde archieven te voorschijn zullen komen. Dat is dan alleen nog maar de buitenkant van het stelsel. Gaat men dieper op de praktijk van de zaaksgewijze ordening in, dan staat men voor nieuwe verrassingen. Hoe verhoudt de zaaksgewijze ordening zich tot de stukken, die ouder zijn dan de invoering van het registratuurstelsel? Iedere archivaris zal natuurlijk zeggen, dat men die stukken buiten beschouwing moet laten, maai de praktijk wijst anders uit. Ik zou de gemeenten niet de kost willen geven, die rustig het gehele 19de-eeuwse of een gedeelte van het 20ste-eeuwse archief volgens de Code hebben laten omwerken. Het lichten van stukken uit het archief van vóór de invoering van het stelsel en het overhevelen ervan naar de nieuwe dossiers wordt uit praktische overwegingen als iets vanzelfsprekends beschouwd. Ook ben ik tegengekomen, dat men een dossierinventaris had vervaardigd en daarin legio stukken uit het oud-archief had vermeld onder het motto, dat men ze nog wel eens dacht nodig te hebben. En wat te denken van het geval, dat in een bepaalde gemeente het dossierstelsel tien jaar lang niet goed bleek te zijn toegepast? Aangezien de herordening door het registra tuurbureau 500 gulden zou kosten, besloot men het verprutste archief maar weg te zetten en met goede moed van voren af aan te beginnen. Laat ons thans de indeling van de gemeentelijke archiefcode wat nader onder de loupe nemen. De vier hoofdverdelingen daarvan zijn: de organen in het algemeen, aangeduid met de decimaal 0, de taak van de organen, aan geduid met de decimaal 1, en verder het locaal, het regionaal en het centraal bestuur, aangeduid met de decimalen 2 tot en met 4. Met het waterschap als orgaan had men blijkbaar moeite, daarom is het in de onderverdeling van 2 (291) terecht gekomen. De voornaamste onderverdeling van de O-groep vijn de 07 en de 08, waaronder resp. het organisme in engere zin en het per soneel vallen. Diezelfde onderverdelingen keren terug in de hoofdverdelingen 2 tot en met 4. Zo moet men de verkiezingen in het algemeen onder de 07 zoeken en de gemeenteraadsverkiezingen onder de 207. Het kan aan mij liggen, maar ik kan in een dergelijke indeling niet een weerspiegeling zien van de organisatie van de archiefvormende administratie. Wat zij wel tracht, is de organisatie van de gehele overheidsadministratie daarin te persen. Dit heeft er toe geleid, dat men ging menen een voor de gehele overheidsadministratie pas send algemeen registratuurplan ontworpen te hebben. Dat men echter te hoog gegrepen heeft treedt aan het licht, wanneer we naar de onderverdelingen van de taak van de organen kijken. Deze zijn: eigendom, openbare werken, belastingen (71), openbare orde (75), openbare zedelijkheid (76), openbare gezondheid (77), openbare veiligheid (78), waterstaat (79), verkeer en ver voer (81), economische aangelegenheden (82), arbeid (83), maatschappelijke zorg (84), volksontwikkeling, -opvoeding, religie (85), landsverdediging (86), justitie (87), buitenlandse aangelegenheden en internationale verhoudingen (88). Ik geef het U te doen deze indeling toe te passen op een staatsbedrijf, waarvan de hoofdfuncties meestal zijn: inkoop, verwerking van produkten en verkoop en distributie, of op een rijksdienst als de Directie van de Noordoost polder, wier activiteit zich afspeelt op de navolgende gebieden: waterbouw kundige werken, landbouwwetenschappelijk onderzoek, oudheidkundig bodem onderzoek, ontginning en exploitatie van gronden, sociaal-economische opbouw en publiekrechtelijke organisatie. Zelfs voor een leek op het gebied van de

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1957 | | pagina 34