54 of het niet bestond. Vandaar de uitspraak van Noordenbos: zoek niet in de notulen, maar in het archief7), waarmee hij onbewust te kennen gaf, dat de notulen volgens zijn inzicht niet tot het archief behoorden. Daar er nu eenmaal zwartkijkers bestaan, die door deze simpele oplossing niet overtuigd waren, is men het in een andere richting gaan zoeken; de registers moesten verdwijnen. Voor de raadsnotulen vormde de Gemeentewet helaas een hinderpaal, maar aangezien het houden van notulen door B. en W. niet wettelijk is voorge schreven, had men t.a.v. deze vrij spel. Nog onlangs trof ik een gemeente secretaris, die mij verzekerde, dat zijn college van B. en W. in het geheel niet in die notulen geïnteresseerd was en dat men ze op zijn voorstel maar had afgeschaft. Dat dit geen uitzonderingsgeval was, bewees een andere gemeente secretaris met te zeggen, dat men de vergaderingen van dit college als een gezellig onderonsje moest zien. De gezelligheid was daar blijkbaar zo groot, dat het te veel inspanning zou kosten ook nog notulen bij te houden. Zo iets geeft geen hoge dunk van het verantwoordelijkheidsgevoel van een dergelijk bestuurscollege en dat het tenslotte maar larie is, dat de secretaris geen tijd zou hebben om de notulen van B, en W. bij te houden, bewees een naburige gemeente van gelijke omvang, waar de secretaris nog wel tijd kon vinden om dit te doen zonder daarvoor nodeloos veel papier te gebruiken. Met de raadsnotulen wist men trouwens ook wel raad door de afschriften ervan te verknippen en de uitknipsels in de betreffende dossiers te stoppen. Dat men de bevolkingsregisters door kaartsystemen is gaan vervangen, be tekende voor het stelsel geen winst, omdat deze kaartsystemen te omvangrijk zijn om ze in de dossiers te bergen. Daarentegen heeft de invoering van de machinale boekhouding het werken met boekhoudkundige registers effectvol om zeep geholpen, al blijkt het overzicht over de cijfers daarmee uit handen te zijn geglipt. Zo kunnen met de machinale boekhouding gemaakte fouten niet aanstonds worden verholpen, hetgeen onlangs aan het licht trad met de ten onrechte van de vacantietoelage voor de hogere rijksambtenaren ingehouden A.O.W. premie, waarvoor de verrekening eerst op het eind van het lopende jaar zal kunnen plaatsvinden. Een gunstiger positie dan de registers of delen nemen de kaarten en plans t.a.v. de archiefcode in, omdat deze laatste zich wel systematisch volgens een code laten ordenen. Daarom hebben zij ook als volwaardig bestanddeel van het archief erkenning gevonden. Hetzelfde geldt voor couranten- en tijdschrif tenknipsels, die zich gemakkelijk in dossiermappen laten bijvoegen. Terwijl het, althans in Nederland, voor iedere archivaris duidelijk is, dat documentatie materiaal met archiefstukken niet op een lijn is te stellen, schijnen velen dit verschil niet te kunnen begrijpen. In Duitsland, waar de gemeentelijke registratuurplannen sinds 1928 als paddestoelen uit de grond zijn gerezen, heeft men het aldus opgevat, dat zij slechts voor een bepaald gedeelte van het archief van toepassing konden zijn. De daarvoor gebruikelijke naam „Einheitsaktenplan" geeft reeds aan, dat zij alleen voor de losse stukken bedoeld waren. In de ..Richtlinien für die land- schaftliche Archivpflege", in 1947 uitgegeven door de directie van de staats archieven in Beieren, wordt de archiefverzorgers dan ook op het hart gedrukt de verschillende bestanddelen van het archief in afzonderlijke groepen onder 7) P. Noordenbos, Gemeentelijke documentatie (Alphen a. d. Rijn, 19423), blz. 139. 55 te brengen. De eerste groep omvat de oorkonden, waarvoor een zuiver chro nologische volgorde wordt aangeprezen. De tweede groep wordt gevormd door de delen, die naar hun zakelijke inhoud weer in ondergroepen worden verdeeld. Bv. Ratsprotokolle, Gerichtsprotokolle, Kopialbiicher, Urbar-, Grund- und Lehenbiicher, Steuerbücher, Kataster-, Bürgerbiicher en dergelijke. Hoewel hierbij niet zoals bij ons onderscheid wordt gemaakt tussen oud- en nieuw- archief, zou er in beginsel niets tegen zijn om dat hier te lande ook toe te passen, aangezien de toekenning van een codenummer aan de delen, zoals door Zaalberg is aanbevolen, geen enkel praktisch voordeel biedt, daar de delen toch niet bij de dossiers bewaard worden. In de derde groep vinden alle soor ten van rekeningen een plaats, waar zij naar de soort tot series verenigd wor den en in de series in chronologische volgorde geplaatst. In de vierde groep worden de losse stukken bijeengebracht, voor de ordening waarvan enkele in druk verschenen gemeentelijke registratuurplannen worden aanbevolen. Daarnaast wordt voor archieven van kleine gemeenten een schema van een rubriekenstelsel gegeven, dat 14 rubrieken telt. Vóór de invoering van de Code der Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn dergelijke rubriekenstelsels ook in ons land ontwikkeld, o.a. het stelsel Gouverneur en het Bloemendaalse stelsel. Om de onderbrenging van de losse stukken in de bewuste 14 rubrieken te vergemakkelijken is aan het schema een alfabetische lijst van trefwoorden toegevoegd met vermelding van het cijfer of de cijfers van de rubriek of ru brieken, waar zij thuis horen. Indien twee of meer cijfers zijn aangegeven, beslist de inhoud van het stuk over de onderbrenging in de ene of de andere rubriek. Zo kunnen stukken over veerrechten al naar gelang van hun inhoud onder rubriek V (Vermögenswesen der einzelnen Bürger) of onder rubriek XI (Vermogen der Gemeinde) gebracht worden. Als aanhangsel op de rubrieken- lijst worden de gedeponeerde stukken onder de noemer „Zuwachsbestande aussergemeindlicher Herkunft" bijeengebracht. Tenslotte worden in een vijfde groep de kaarten, plans en afbeeldingen verenigd in topografische volgorde. Elk van de vijf groepen wordt met een aanvangsletter aangeduid, terwijl de stukken binnen iedere groep bovendien van een doorlopende nummering wor den voorzien. Bij de losse stukken, de groep A, kan deze zo nodig door een decimale nummering worden vervangen. Terwijl uit de zoeven besproken Richtlinien" dus enerzijds blijkt, dat het registratuurplan alleen bedoeld is voor de losse stukken, bevestigen zij aan de andere kant, dat een ordeningsschema voor alle stukken van een gemeente archief de vraag niet onbeantwoord kan laten, welke groep stukken vanwege hun uiterlijke of innerlijke gelijkvormigheid tot series verenigd kunnen worden en welke groep stukken op grond van hun zakelijke inhoud voor bundeling in dossiers in aanmerking komen. De gemeentelijke archiefcode, in opdracht van dc Vereniging van Nederlandse Gemeenten ontworpen, heeft deze cardinale vraag niet opgelost, maar het met de toepassing ervan nauw verbonden be ginsel van de zaaksgewijze ordening heeft niettemin de bedoeling gehad de serievorming uit te sluiten. Ik wil nu overgaan tot het tweede aspect van de vernieuwingen, die door de invoering van de bewuste code teweeg zijn gebracht en die geleid hebben tot een gans andere indeling van het archief. Door zijn kennis van de Hand leiding en zijn praktische ervaring in het ordenen van archieven zou de archi varis geneigd zijn bij het opstellen van een dergelijk plan af te gaan op de

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1957 | | pagina 32