48 49 2. Ieder is, behoudens de in het vorige lid bedoelde beperkingen, bevoegd de in dat lid bedoelde archiefbescheiden kosteloos te raadplegen en daarvan of daar uit afbeeldingen, afschriften of uittreksels te maken of op zijn kosten te doen maken. 3. Omtrent de uitlening van archiefbescheiden, welke in de archiefbewaar plaatsen berusten, stellen Wij bij algemene maatregel van bestuur regelen vast. 4. Omtrent de wijze, waarop de in het eerste lid bedoelde openbaarheid en de in het tweede lid bedoelde bevoegdheid kunnen worden beperkt, stellen Wij bij algemene maatregel van bestuur regelen vast. Art. 8. 1. De beheerders van de archiefbewaarplaatsen zijn bevoegd tot het opmaken en afgeven van afschriften van of met overgenomen gedeelten gelijk luidende uittreksels uit de aldaar bewaard wordende archiefbescheiden. 2. Wanneer een beheerder is een in de artikelen 25 of 31 bedoelde secretaris of een in art. 31 bedoeld bestuurslid, moeten door hem opgemaakte afschriften van of uittreksels uit archiefbescheiden, dagtekenende van vóór 1700, om als af schrift of uittreksel, bedoeld in het vorige lid, te kunnen gelden, voor „gezien" worden getekend door de rijksarchivaris in de hoofdplaats van de provincie of een hem vervangend hoger of middelbaar archiefambtenaar in de zin van art. 9. Dit voorschrift geldt niet indien de beheerder zelf voldoet aan de krachtens art. 9 gestelde eisen, mits hiervan op het afschrift of uittreksel door de beheerder uitdrukkelijk melding wordt gemaakt. Art. 9. Omtrent de opleiding tot en het verkrijgen van de hoedanigheid van hoger en middelbaar archiefambtenaar bij de archiefbewaarplaatsen stellen Wij bij algemene maatregel van bestuur regelen vast. Art. 10. 1. Er is een Archiefraad, welke tot taak heeft Onze Minister desge vraagd of uit eigen beweging van voorlichting te dienen in zaken, welke op het archiefwezen betrekking hebben. Hij verricht voorts de werkzaamheden, hem door Ons of door Onze Minister opgedragen. 2. Wij benoemen en ontslaan de leden van de Archiefraad. De benoeming ge schiedt voor een door Ons te bepalen tijdvak: het lidmaatschap eindigt bij het be reiken van de zeventigjarige leeftijd. De algemene rijksarchivaris is ambtshalve lid van deze raad. Wij wijzen een van de leden tot voorzitter aan. 3. Wij benoemen en ontslaan een secretaris, die lid van de Archiefraad kan zijn. 4. Wij regelen bij algemene maatregel van bestuur de werkwijze van de Ar chiefraad. Onze Minister geeft voorschriften omtrent hetgeen verder regeling behoeft. HOOFDSTUK II Archiefbescheiden van het rijk Art. 11. Er is onder de bevelen van Onze Minister een rijksarchiefdienst, aan het hoofd waarvan staat een hoger archiefambtenaar in de zin van art. 9. Deze draagt de titel van algemene rijksarchivaris. Art. 12. 1. Te 's-Gravenhage is gevestigd de algemene rijksarchi,efbewaarplaats. De algemene rijksarchivaris is daarvan de beheerder. 2. In de hoofdplaats van elke provincie is gevestigd een rijksarchiefbewaar plaats. Een hoger archiefambtenaar in de zin van art. 9 is daarvan de beheerder. Hij draagt de titel van rijksarchivaris. 3. Wij behouden Ons de bevoegdheid voor behalve de in het eerste en tweede lid genoemde andere rijksarchiefbewaarplaatsen te vestigen. 4. De algemene rijksarchiefbewaarplaats kan door Ons tevens worden aange wezen als rijksarchiefbewaarplaats voor de provincie Zuid-Holland. Art. 13. 1. De algemene rijksarchiefbewaarplaats is bestemd tot bewaring van de archiefbescheiden der overheidsorganen, waarvan de functies zich over het gehele rijk hebben uitgestrekt of uitstrekken. 2. De rijksarchiefbewaarplaats in de hoofdplaats van een provincie is bestemd tot bewaring van de archiefbescheiden der provinciale overheidsorganen, daar onder begrepen de voormalige provinciale en departementale besturen. Voorts is de rijksarchiefbewaarplaats in de hoofdplaats van een provincie bestemd tot be waring van de archiefbescheiden van de in die provincie gevestigde rijksorganen, waarvan de functies zich niet over het gehele rijk hebben uitgestrekt of uitstrekken. 3. Wij behouden Ons voor te bepalen, dat archiefbescheiden van overheids- organen, waarvan de functies zich over het gehele rijk hebben uitgestrekt of uit strekken, worden bewaard in de rijksarchiefbewaarplaats in de hoofdplaats van de provincie, waarin deze overheidsorganen gevestigd zijn geweest of zijn. 4. Wij behouden Ons voor te bepalen, dat archiefbescheiden van overheids organen, waarvan de functies zich over meer dan een provincie doch niet over het gehele rijk hebben uitgestrekt of uitstrekken, worden bewaard in de alge mene rijksarchiefbewaarplaats. 5. Omtrent de bewaring in rijksarchiefbewaarplaatsen van andere dan de in het eerste en tweede lid bedoelde archiefbescheiden beslist Onze Minister. 6. In geval van vestiging van rijksarchiefbewaarplaatsen, als bedoeld in het derde lid van art. 12, wordt door Ons aangewezen welke archiefbescheiden daarin bewaard zullen worden. Hierbij kan worden afgeweken van het in het eerste en tweede lid bepaalde. Art. 14. 1. Aan het treffen van regelingen als bedoeld in de Wet gemeen schappelijke regelingen en als bedoeld in art. 32 van deze wet betreffende be waring en beheer van archiefbescheiden in een gemeenschappelijke archiefbewaar plaats kan door het rijk worden deelgenomen. 2. De deelneming van het rijk aan regelingen als bedoeld in het eerste lid ge schiedt krachtens een door Ons te nemen besluit Wij bepalen alsdan, welke archiefbescheiden van rijksorganen in de in het vorige lid bedoelde archiefbe waarplaats zullen worden bewaard. Hierbij kan worden afgeweken van het in het eerste en tweede lid van art. 13 bepaalde. 3. Een regeling, waaraan het rijk heeft deelgenomen, behoeft geen goedkeuring. Art. 15. Ten aanzien van de registers van de burgerlijke stand, die van de griffie van een arrondissementsrechtbank overgebracht zijn naar een rijksarchief bewaarplaats, is de beheerder van die bewaarplaats de bewaarder in de zin van de derde titel van het eerste boek van het Burgerlijk Wetboek en is, ten aanzien van die registers, deze beheerder, in plaats van de griffier, belast met het doen van de door de wet voorgeschreven kantmeldingen. Art. 16. De Eerste en de Twedee Kamer der Staten-Generaal en de andere Hoge Colleges van Staat dragen zorg voor hun archiefbescheiden, voor zover deze niet zijn overgebracht naar een rijksarchiefbewaarplaats. Art. 17. Onze Ministers, hoofden van departementen van algemeen bestuur, dragen zorg voor de archiefbescheiden van hun ministeries en van de onder hen ressorterende overheidsorganen, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn over gebracht naar een rijksarchiefbewaarplaats. Art. 1'8. Een algemene maatregel van bestuur regelt de wijze, waarop de in de artikelen 16 en 17 bedoelde zorg zal worden uitgeoefend. Art. 19. Onder de bevelen van Onze Minister oefent de algemene rijksarchivaris, overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen, toezicht uit op de zorg voor de archiefbescheiden van de overheidsorganen van het rijk. HOOFDSTUK III Archiefbescheiden van provinciën Art. 20. Onze commissarissen in de provinciën dragen zorg voor hun archief bescheiden, voor zover deze niet zijn overgebracht naar een rijksarchiefbewaarplaats. Art. 21. Met inachtneming van een door de provinciale staten vast te stellen regeling dragen gedeputeerde staten, behoudens het bepaalde in art. 20, zorg voor de archiefbescheiden van de provinciale overheidsorganen, voor zover deze ar chiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een rijksarchiefbewaarplaats. Art. 22. 1. Onder de bevelen van gedeputeerde staten oefent een provinciale inspecteur, overeenkomstig een door de provinciale staten vast te stellen regeling, toezicht uit op de zorg voor de archiefbescheiden van de provinciale overheids organen, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een rijks archiefbewaarplaats. 2. De provinciale inspecteur, die de hoedanigheid van hoger archiefambtenaar in de zin van art. 9 dient te hebben, wordt door de provinciale staten benoemd, geschorst en ontslagen.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1957 | | pagina 5