47
HET ONTWERP ARCHIEFWET-1957
46
miniaturen en wapens verlucht, waren hier te zien: vaandels, scheepsmodellen,
stalen fluweel en brokaat, maten (o.a. een schepel) en gewichten, zeevaartinstru
menten en matrijzen. Bijzonder interessant waren enige zeekaarten; P. Visconti,
Middellandse-Zeebekken, 1311 (cat. nr. 137); Freducci, Europa-Afrika-Azië,
16de eeuw (nr. 139), op perkament, waarin het model van het geitje nog dui
delijk herkenbaar was; en vooral I. Russo, gekleurde kaart van de Atlantische
Oceaan tot aan de Zee van Azof, 1520 (nr. 141, afgebeeld in cat.), waarop
de Europese koningen (Frankrijk, Spanje, Polen. Hongarije) en de Keizer zijn
afgebeeld met de kroon op het hoofd, op hun troon gezeten, maar de Gxan
Turcho en de Afrikaanse vorsten in tenten in een landschap met palmen. Naast
wissels uit de 14de tot 16e eeuwen de eerste wissel op gedrukt formulier, 1650
(nr. 293). Merkwaardig was een register uit 1726, welks 60 cm dikke snede
was versierd met twee wapens. De Collettoria di Utrecht uit de Camera apos-
tolica, 1457, afgebeeld in de catalogus, viel ter tentoonstelling niet op.
Teruggekeerd in het lieve Vaderland, waar noch de kerken, noch de straat
naambordjes van wit marmer zijn, begrijpt de Nederlandse archivaris toch iets
van de drang naar het lichtlevende Italië, welke sedert het begin van onze
jaartelling bij tal van noorderlingen is waargenomen. E. C. M. PRINS
Over de bijeenkomst der Assemblée bericht men ons:
Onmiddellijk voorafgaande aan de opening van het congres had de vergadering
plaats van de Assemblée Constituante van de Internationale Archiefraad. Deze
vergadering, die wegens tijdgebrek moest worden voortgezet op de laatste dag
van het congres na de filmvertoning, was maar matig bezocht en door het niet-
functioneren van de geluidsinstallatie zij werd gehouden in de zaal van het
congres moeilijk te volgen. Als nieuwe leden van het bestuur werden gekozen:
graaf R. Filangieri de Candida Gonzaga, voorzitter, R. H. Bahmer (V. S.), secre
taris-generaal, G. Vaucher (Zwit.), tweede secretaris, J. Jimenez Rueda (Mex.),
vice-voorzitter voor het westelijk halfrond, D. L. Evans (Engl.), vice-voorzitter
voor het oostelijk halfrond, J. E. Martinez Ferrando (Sp.), F. Nicolini (Ital.), Et.
Sabbe (België) en W. Winkler (D. Bondsrep.). Tot honorair vice-voorzitter werden
benoemd: Sir Hilary Jenkinson, Charles Samaran en Solon Buck, terwijl aan de
aftredende voorzitter Jhr. dr. Graswinckel het honorair voorzitterschap werd ver
leend. Het voorstel van het Comité Exécutif het volgende congres over vier jaar
in Stockholm te houden in verband met het daar in 1960 beraamde internationale
congres van historici werd na enige bedenkingen daartegen van de Nederlandse
afgevaardigde H. Hardenberg aangenomen. De verslagen van de voorzitter, de
penningmeester en een aantal commissies werden in dank aangehoord. Een voor
stel van de vertegenwoordigster van de UNESCO, mevrouw D. Ravage, waarvan
de strekking was het verkrijgen van fotocopieën en microfilms van archiefstukken
te vergemakkelijken, leidde tot de instelling van een commissie ad hoe. Deze
commissie stelde een rapport samen, dat op de voortgezette vergadering van de
Assemblée met enkele redactionele wijzigingen werd goedgekeurd. Van Russische
zijde werd om toelating van afgevaardigden van de Chinese Volksrepubliek ge
vraagd. Chinese archivarissen zullen als individueel lid kunnen worden toegelaten.
De archivaris van Mauritius bepleitte een nauwer contact tussen de rond de In
dische Oceaan woonachtige archivarissen.
De vergadering van dinsdag 25 september werd namens onze Vereniging bijge
woond door mej. dr. G. H. Kurtz, die van vrijdag 28 september door dr. G. W. A.
Panhuysen.
Daags vóór de opening van het congres kwam de commissie voor archieftermino
logie bijeen onder voorzitterschap van mr. H. Hardenberg. In deze vergadering
werd men het eens over de te volgen werkwijze ter voorbereiding van een inter
nationaal woordenboek van archivistische vaktermen. De commissie hoopt in 1957
opnieuw een bijeenkomst te houden.
Bij Koninklijke boodschap van 17 nov. 1956 is het volgende ontwerp van
wet, houdende een nieuwe regeling van het archiefwezen, bij de Tweede Kamer
der Staten-Generaal ingediend.
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de gewijzigde omstandigheden
op het gebied van het archiefwezen het wenselijk maken de Archiefwet 1918,
Stb. 378, door een nieuwe regeling te vervangen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
Art. 1. 1. Deze wet verstaat onder Onze Minister: Onze Minister van Onder
wijs, Kunsten en Wetenschappen.
2. Deze wet verstaat onder archiefbescheiden:
a. bescheiden door de overheidsorganen ontvangen of opgemaakt, met de be
stemming daaronder te blijven berusten;
b. bescheiden met overeenkomstige bestemming, ontvangen of opgemaakt door
instellingen en personen, wier rechten of functies op enig overheidsorgaan zijn
overgegaan;
c. bescheiden, welke ingevolge overeenkomsten met of beschikkingen van in
stellingen of personen dan wel uit anderen hoofde in de in deze wet bedoelde
archiefbewaarplaatsen zijn opgenomen met de bestemming daar te blijven berusten.
2. Deze wet begrijpt onder overheidsorganen mede:
a. hun functionarissen, de overheidsdiensten, -bedrijven en -instellingen en
hun functionarissen;
b. overheidsorganen, die voor of na de totstandkoming van deze wet zijn of
zullen worden opgeheven.
Art. 2. 1. De overheidsorganen zijn verplicht de onder hen berustende archief
bescheiden in goede en geordende staat te bewaren.
2. Omtrent de bevoegdheid tot vernietiging, vervreemding en inbewaring-
geving van archiefbescheiden stellen Wij regelen vast bij algemene maatregel van
bestuur.
Art. 3. Indien archiefbescheiden ten onrechte berusten bij een ander overheids
orgaan dan dat waaronder zij behoren te berusten, dragen de betrokken over
heidsorganen zorg, dat die bescheiden te bestemder plaatse geraken.
Art. 4. Ieder die archiefbescheiden, welke behoren te berusten onder een over
heidsorgaan, anders dan met toestemming van het overheidsorgaan onder zich
heeft, is verplicht deze af te geven hetzij aan dit overheidsorgaan, hetzij aan de
algemene rijksarchivaris.
Art. 5. 1. Tenminste eenmaal per tien jaar worden archiefbescheiden, die
ouder 'zijn dan vijftig jaar, naar de bij of krachtens deze wet daartoe aangewezen
archiefbewaarplaatsen overgebracht.
2. Omtrent de wijze, waarop de overbrenging dient plaats te vinden, en de
bevoegdheid om in bijzondere gevallen deze overbrenging te doen opschorten, stel
len Wij bij algemene maatregel van bestuur regelen vast.
Art. 6. Omtrent de bouw en inrichting van de archiefbewaarplaatsen kunnen
Wij bij algemene maatregel van bestuur regelen vaststellen.
Art. 7. 1. De archiefbescheiden, die in de archiefbewaarplaatsen berusten, zijn
openbaar, behoudens de beperkingen, welkebij hun opneming mochten zijn ge
steld en niet zijn teruggenomen of vervallen.