72 73 der staatsarchivalia van grote betekenis geworden. Uit het begin dezer eeuw er zijn natuurlijk, sporadisch, oudere voorbeelden, als het Fuggerarchief e.a. dateren dan de echte „privatwirtschaftliche" archieven van grootbedrijven als Krupp, Siemens-Schuckert (,,mit einer guten provenienzmassigen Durch- ordnung"), de zgn. D-Banken. In 1905 werd in Keulen het ,,Archiv für rhei- nisch-westfalische Wirtschaftsgeschichte" gesticht; in 1913 werd daar de eer ste „Wirtschaftarchivtag" gehouden. Maar de massa van het bedrijfsarchief materiaal bleef in niet-archivistische handen. De intense bemoeienis met het economische leven gedurende Wereldoorlog I brengt weer een grote hoeveel heid neerslag van economische aard in de overheidsarchieven men denke aan ons N.O.T. archief maar ook privaat-economisch „Archivgut" kwam binnen. Ook de opvating der archivarissen begon zich onder invloed hiervan te wijzigen; op de Duitse archiefdag van 1928 werd tegen de tot dan geldende nadruk in opleiding en belangstelling t.a.v. middeleeuws oorkondenmateriaal door E. Müsebeck geopponeerd en uitbreiding der historische wetenschap be pleit. ,,Das weite Gebiet der Nationalökonomie mit der Wirtschaftsgeschichte, dem Bank- und Börsenwesen, der Soziologie, der Geschichte der Technik und des Verkehrs gehören zu den Gebieten, die der wissenschaftliche Beamte eines modernen Aktenarchivs unter allen Umstanden beherrschen musz"1). Wereld oorlog II bracht voor Duitsland grote vernietiging van belangrijk sociaal- economisch materiaal door bombardementen en plundering: „vacuum an va cuum, so zeignet sich auf weite Strecken das Kriegs- und Krisengeschiittelte 20 Jahrhundert vorerst in den Archiven ab". De laatste tien jaren tonen weer een ander beeld; in de communistische landen althans is door de nationalisering op grote schaal het economisch archiefmateriaal in grote omvang naar de over heidsarchieven toegevloeid of zijn de bedrijfsarchieven ,,im eigenen Hause" onder toezicht gesteld. Het traditionele dualisme hier staats-, daar privaat- economisch archiefgoed is daar grotendeels verdwenen. Aan de Bundes Republik is deze ontwikkeling voorbijgegaan; de bedrijven, staatsinmenging ook t.a.v. hun archieven vrezend, hebben echter hier en daar „überbetriebliche regionale Wirtschaftsarchive" gevormd. De aflevering wordt besloten met een uitvoerige rubriek boekbesprekingen en een tijdschriftenoverzicht waarin wel ieder onzer wat van zijn gading kan aantreffen. The American Archivist 1956 afl. 1 bevat vrnl. artikelen van specifiek Amerikaans belang, maar die toch ook een algemene kant hebben, o.a. over een proces over „the Clark Papers aantekeningen te velde, opgemaakt door kapitein William Clark gedurende de Lewis-and-Clark-expeditie van 1803- 1806, in 1953 bij toeval te voorschijn gekomen. Het artikel van Ben F. Gre gory: Growing Pains of a Records Management Program brengt ons in ken nis met de Amerikaanse problemen t.a.v. de moderne administratie. -N.a.v. een archiefreis naar Australië en Europa geeft T. R. Schellenberg enkele be schouwingen „Applying American Archival Experience Abroad": de archief kwesties en -eisen in het oude Europa zijn gans andere dan in Amerika, waar de archivisten „are concerned with new principles and practices that are pe- x) In deze richting is zelfs al een handboek verschenen, nl. Erich Neuss, Akten- kunde der Wirtschaft, Teil I; Kapitalistische Wirtschaft (1954). Zie de bespreking van W. Leesch in deze A.Z. p. 244. Wij komen hierop nader terug. culiary applicable to modern archives". Robert W. Lovett bespreekt „Some Changes in the Handling of Business Records at Baker Library". Deze ver zamelt sinds het midden der jaren '20 bedrijfsarchivalia van New England textiel-, scheepvaart- en spoorwegondernemingen. Van de boekbesprekingen trof ons de behandeling van het eerste deel van een serie publikaties van het Bundesarchiv der Duitse Bondsrepubliek, welke ten doel heeft de Duitse archiefverzamelingen, die oorlog en bezetting over leefd hebben, beter bekend te maken. Dit deel is aan „Schriftliche Nachlasse" van vooraanstaande Duitse personen, meest uit de eerste helft dezer eeuw, gewijd. Ook enkele artikelen in afl. 2.: Historical Manuscripts as Archives (Lester J. Cappon), en; The Archivist's Role in Records Management (Robert A. Shiff) hebben een meer specifiek Amerikaanse inslag, en ook de mededelingen van Robert H. Land: Defence of Archives against Human Foes zijn, gelukkig, voor ons wel niet van toepassing. Het gaat over „the direct construction or abuse of documents (wether knowingly or innocently performed) by human beings": verwaarlozing, verkeerd beheer, diefstal door beambten (Schr. citeert ,,a sad case" in de Library of Congress uit 1897!), misbruiken tot diefstal toe van bezoekers. Maatregelen ter voorkoming daarvan worden aangegeven. Afl. 3 opent met de toespraak, gehouden door W. G. Leiand ter gelegen heid van de onthulling der plakette van John Franklin Jameson (geb. 1859) aan het gebouw der National Archives, van wier organisatie hij de grote pro motor is geweest. Hij was de stichter der American Historical Review in 1895, volgens Gabriel Monod, redacteur der beroemde Revue Historique, het beste van alle historische tijdschriften. Voor ons van belang is met name zijn mono grafie over Willem Usselinx, de bekende promotor der W.I.C. Over de mogelijkheden van onderzoek ten behoeve van de Amerikaanse geschiedenis in de archieven van het Franse ministerie van Buitenlandse Zaken doet A. P. Nasatir een mededeling. -„Film Records Management" wordt door Hermine M. Baumhofer behandeld, „Building a Records Filing System for New York State schools" door H. C. Crocket en K. L. Brock. „Catalo ging rules in the Departmental Records Branch" worden door Ken Munden gegeven in afl. 4. Een aardige bijdrage over een periode van berging van archivalia geeft V. Gondos jr.: The Era of the Woodruff File, handelend over het in 1868 aan E. W. Woodruff en G. C. Green verleende patent hiervoor (met afbeeldingen). Bijzondere aandacht vragen wij voor het artikel van Canada's archiefchef A. M. Willms: Canada's New Records Centre. Foto's van in- en uitwendig geven een goede indruk van dit zeer doelmatige gebouw, ter plaatse bekend, gelijk het hoort, als „the building without any windows" (niet in de bureaux (aan de voorzijde) natuurlijk, maar bij het depot daar achter). Ons tot troost: sinds 1897 maakte men hiervoor plannen Met belangstelling zal men vernemen dat de bekende Amerikaanse laminator W. J. Barrow de publikatie voorbereidt van een boek over de door hem ge volgde methode van conservering van archivalia.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1957 | | pagina 17