105 104 Hare Majesteit door de Kanselier van de Schatkist uitgebracht „om regelingen voor het bewaren van archieven van regeringsbureaus te herzien etc. De commissie gaat uit van de stelling, dat „het maken van geschikte rege lingen voor het bewaren van archiefstukken een onontkoombare plicht van de regering van een geciviliseerde staat is". Haar voorstellen zijn zo ingericht dat rekening wordt gehouden met de uiteenlopende toestanden op de verschil lende departementen. De behoeften van de lopende administratie zullen voorrang hebben boven de regelingen, die zullen worden gemaakt voor het opbergen van archiefstukken. Het resultaat van haar aanbevelingen moet zijn dat er voor wordt gezorgd, „dat de archieven van alle regeringsbureaus regelmatig naar het Public Record Office worden overgebracht", terwijl deze archieven 50 jaar na hun ontstaan openbaar zullen worden. De selectie voor de te be waren archieven zal moeten geschieden op een „administratief uitvoerbare wijze". In hoofdstuk 1 van haar rapport geeft de commissie een uitvoerig historisch overzicht van de wetten van 1838.1898 betreffende het bewaren en ver nietigen van overheidsarchieven. Evenals in Nederland worden vernietigings- lijsten opgemaakt, waarin „geen stukken van wettelijke, historische, genealo gische of oudheidkundige betekenis of nut mogen worden opgenomen". De samenstelling der lijsten is meestal slecht geweest, niet alleen, omdat men geen deskundig personeel aantrok voor deze werkzaamheden, maar ook omdat de lijsten alleen met de administratieve behoeften van het betrokken departement rekening hielden en aan de inspectie-ambtenaren van het Public Record Depart ment werd overgelaten te beslissen welk soort documenten op historische gronden niet op de lijsten mochten worden geplaatst. In deel III doet de commissie voorstellen voor een nieuwe werkwijze. Zij stelt voor, ten einde tot een regeling te komen die praktisch uitvoerbaar zal zijn, aan de inspectie-ambtenaar van het departement op te dragen na een ter mijn van 5 en na een termijn van 25 jaren een onderzoek in te stellen naar te vernietigen stukken. Wanneer nl. 5 jaar, nadat het stuk niet meer geacht wordt tot het dynamisch archief te behoren, aan de inspectie-ambtenaar van het de partement de vraag zal worden voorgelegd: zal het departement dit stuk nog nodig hebben voor eigen gebruik?, dan is bij de beantwoording hiervan tevens het historisch criterium voldoende gewaarborgd 59), mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: 1°. de vraag moet worden gesteld zo spoedig mogelijk nadat de stukken niet meer dynamisch zijn, maximaal na 5 jaar. 2°. met „voor eigen gebruik" moet men ook rekening houden met de moge lijkheid, dat het stuk nodig kan zijn als voorbeeld of als bewijs, waaruit de bevoegdheid blijkt, waarmede een departement een speciale functie uitoefent, alsmede wanneer blijkt hoe de organisatie is geweest, etc. 3°. speciale regelingen moeten worden gemaakt voor „stukken betreffende speciale onderwerpen". Het effect van deze voorstellen moet èn de kwaliteit van het te bewaren verhogen èn verzekeren, dat het Public Record Office dit materiaal regelmatig ontvangt. Als axioma geldt dat de beslissing, welke papieren een departement moet bewaren „voor eigen gebruik op het departement", alleen genomen kan worden door het departement zelf. Dit is een belangrijke afwijking van de bepalingen van de Public Record Office-wet van 1877 64). Dit z.g.n. „eerste onder zoek" moet onder de verantwoordelijkheid van een hoofdambtenaar van het departement staan. De directe verantwoordelijkheid voor de behandeling van de papieren van een departement en voor de uitvoering van de nieuwe wijze van onderzoek moet in één hand liggen 66). De commissie adviseert op ieder departement een „Departmental Record Officer" aan te wijzen, die ver antwoordelijk is onder de „Director of Establishments" voor alle papieren van zijn departement.De taak van deze Departmental Record Officer is gelijk aan de taak, die op enkele Engelse departmenten door de „Chief Registrar" wordt uigeoefend, maar in een hogere rang dan deze meestal heeft 67). De verantwoordelijkheid voor een bevredigende werkwijze zal bij het depar tement zelf moeten liggen. Een eerste vereiste is de lopende gang van zaken op de Britse departementen te vereenvoudigen. Dit kan alleen indien de registratuur-bureaus over „voldoende personeel van gemiddelde bekwaamheid" beschikken en er behoorlijke promotiekansen zijn voor dit personeel. „Als de departementen meer aandacht zouden besteden aan het registratiewerk, zouden zij zelf hiervan voordeel hebben en de kwaliteit van de archieven van het P.R.O. worden verbeterd." Een belangrijk ding is een nauwkeurige omschrijving van een zakendossier. Alleen standaard-type dossiers, waarvan de inhoud van jaar tot jaar gelijk blijft, moeten geclassificeerd worden voor vernietiging. Deze classificatie moet overeenkomen met de classificatie, gebruikt bij de registratie van de dossiers, wanneer ze dynamisch zijn 84). De andere dossiers moeten afzonderlijk onderzocht worden op te vernietigen stukken. De departmental Record Officer moet beslissen welke dossiers op de vernietigingslijst worden geplaatst, en er moet een geregelde controle plaats hebben of de te vernietigen stukken apart worden gezet. Ook het tweede onderzoek, 25 jaar nadat een stuk niet meer dynamisch is, moet in eerste instantie door het departement zelf, en wel door de departmental Record Officer, worden gedaan, in samenwerking met het Public Record De partment. Het advies van de commissie is de leiding van het Public Record Department van de Master of the Rolls over te dragen aan een minister. De voornaamste taak van het Public Record Department is het beheren van het P.R.O. als plaats waar de openbare archieven worden opgeborgen. Het Public Record Department moet verantwoordelijk worden gesteld voor het „coördineren van de door de departementen te maken regelen voor het selecteren en overbrengen van hun archieven voor permanente bewaring 130). Voor de uitvoering hier van zou „een ambtenaar moeten worden aangesteld, belast met het toezicht op de archieven voordat deze worden overgebracht naar het Public Record Office", een z.g.n. administratieve ambtenaar 131). Deze moet een des kundig ambtenaar van hoge rang zijn. Ter assistentie van hem zouden enkele inspectie-ambtenaren moeten worden aangesteld 132). Deze inspectie-amb tenaren zouden er op toe moeten zien, dat het Eerste Onderzoek op tijd geschiedt. Zij zouden de departements-archivaris kunnen adviseren over de vernietigingslijst e.a. aangelegenheden 133). De commissie adviseert het P.R.D. een leidraad uit te geven van richtlijnen

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1956 | | pagina 7