NOGMAALS HET VERNIETIGINGSPROBLEEM NAAR AANLEIDING VAN HET RAPPORT VAN DE BRITSE COMMISSIE -ON DEPARMENTAL RECORDS" 102 De bestrijding van insekten en schimmelvorming in archiefstukken wordt in het buitenland veelvuldig toegepast. Vooral van vochtige bewaarplaatsen af komstige archieven kunnen een besmettingshaard vormen en zodoende ge zonde archieven bedreigen. Men behandelt deze stukken, indien de toestand waarin ze verkeren het toe laat, wel in een ammoniakbad1)Zeer slechte papieren en perkamenten plaatst men in een oventje waarin, onder grote hitte, formaline tot verdamping wordt gebracht. Ook werd een luchtdicht afgedekte aquariumbak voor deze doel einden gebruikt. Moge het bovenstaande duidelijk maken dat, om tot een volkomen verant woord archiefherstel te geraken, het nodig is in gezamenlijk overleg: le. een goede technische voorlichting te verzorgen; 2e. de vele verschillende werkwijzen te beperken tot enkele goede; 3e. door deze eenvormigheid ongunstige materiaalinvloeden uit te schakelen; 4e. met medewerking van technisch-wetenschappelijke deskundigen eventueel nodige chemische stoffen en behandelingswijzen op hun juiste waarde te testen. 5e. algemeen bruikbare methoden te ontwikkelen en stoffen te zoeken voor het overplakken, het lijmen en het ontsmetten. J. WILLEMSEN Door de steeds intensiever bemoeiing van de overheid met het gehele maat schappelijk leven is het probleem van haar te bewaren en te vernietigen archief stukken de laatste decennia steeds meer in het centrum van de belangstelling van archivarissen en beheerders van moderne overheidsarchieven komen te staan. Aan de ene kant zien wij de uitwassen van ondeskundige vernietiging, waardoor vele waardevolle gegevens zijn verloren gegaan, aan de andere kant een te grote angst voor vernietiging, waardoor belangrijk materiaal verdrinkt in de massa van onbelangijke stukken waarin niemand, noch de historicus, noch de moderne administratie, ooit belang zal stellen. Een goed beheerder van een modern- of oud-archief zal tussen deze beide klippen van bewaren en vernietigen moeten doorzeilen. In ons land is het vernietigingsprobleem door Ebell, Graswinckel, Mommers, Bloemen, Fockema Andxeae en Van der Gouw van verschillende zijden be licht in het Ned. Archievenblad, en bovendien door verschillende personen in de vergaderingen van de Vereniging van Archivarissen aangesneden. Ebell is geschrokken doordat er vernietiging van belangrijke archiefstukken had plaats gevonden en zegt, dat de administratie niet altijd de meest bevoegde en meest geschikte autoriteit is om de blijvende waarde van enig archiefstuk te beoordelen (Ned. Archievenblad 1928/29, blz. 175—177). Dat gold waar- Alsv., 45e band (1939), blz. 307 e.v., en 49e band (1954), blz. 163 e.v. 103 schijnlijk meer voor vroegere tijden, toen de beheerders van dynamische stuk ken niet capabel waren deze zaak te beoordelen. Dit is belangrijk gewijzigd sinds het dossierstelsel bij de meeste overheidslichamen is ingevoerd. De overheid heeft veelal personeel in dienst genomen, dat voldoende bekwaam is voor het vormen van juiste dossiers en het maken van een behoorlijke zaak- omschrijving. Bovendien wordt bij de opleiding gewezen op de wettelijke voor schriften aangaande deze materie1). Zowel Fockema Andreae (Archieven blad 1947/48, blz. 43—45) als Graswinckel (lezing voor de Permanente Com missie op 22-II-'54) wijzen op het belang van een goede dossiervorming bij het opmaken van een vernietigingslijst en zij zijn van mening dat men moet af gaan op „formele criteria", waarbij de onderwerpsaanduiding buiten op het dossier voldoende moet zijn om bewaren of vernietigen te kunnen beoordelen. Toch zal dit in de praktijk niet steeds mogelijk zijn, of men zou van alle be langrijke zaken een te bewaren en een te vernietigen map moeten aanleggen, wat tijdens de dynamische periode de nodige gevaren voor de administratie zou opleveren. Wat de gemoederen over het algemeen het meest bezig houdt is de kwestie van het historisch criterium, dat bij de beheerders der moderne archieven niet in veilige handen zou zijn. Graswinckel heeft gezegd, dat dit historisch criterium niet in bepaalde regels is vast te leggen, en ik ben het hiermede geheel eens. Voor de historie kan op een gegeven tijdstip zowel het algemene, principiële als het incidentele, op het moment zuiver administratieve, van belang zijn. Het zal van de belangstelling van de historicus afhangen wat hij als voor de ge schiedenis belangrijk beschouwt. Ook Bloemen in zijn artikel in het Archieven blad (1946/47, blz. 112—119) gaat hierop uitvoerig in en haalt daarbij ver schillende geschiedfilosofen aan. Volgens hem moet de archivaris naar een ander criterium zoeken; hij heeft dit echter niet gevonden en geeft dus geen oplossing. Het ministerie van Justitie heeft zelf een vernietigingscommissie onder het bureau Registratie ingesteld, die vernietigingslijsten heeft samengesteld, waarin rekening is gehouden met de belangen der administratie, maar waarbij ook wel degelijk is gelet op de waarde voor de toekomst. Bij het ministerie van Buitenlandse Zaken is een doctor in de geschiedenis onder het Hoofd Post- en archiefzaken met het archiefdiploma der 2e klasse de adviserende persoon, zodat men mag verwachten, dat hier het historisch criterium de volle aandacht verkrijgt. De heer N. J. Pabon, plv. hoofd Post- en archiefzaken van het ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting, beveelt de instelling aan van een permanente vernietigingscommissie voor elk departement en ziet het geven van adviezen door de vertegenwoordiger van het ministerie van O., K. en W. aan deze departementale commissie als een juiste oplossing (advies aan de Permanente Commissie voor Post-en archiefzaken, aug. 1954). Naar aanleiding van dit probleem komt het mij voor dat het rapport van de Britse commissie „On Departmental Records uitgebracht aan het Engelse Parlement, enkele goede ideeën bevat. Het werd in juli 1954 in opdracht van i) Ar chief wet-1918, S. 378 met wijzigingen, editie Schuurman en Jordens, No. 90; De archiefwet-1918 door prof. mr. R. Fruin, 3 stukken (1910—1929).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1956 | | pagina 6