96
ANTWOORD AAN DE HEER P. NOORDENBOS
CUM SUIS
DE BELGISCHE ARCHIEFWET
97
Enige tijd geleden schreef de heer P. Noordenbos1) naar aanleiding van een
artikel van de heer Verharen: ,,ik zou gaarne willen weten hoe een indeling
van het archief, afhankelijk gesteld van de organisatie van het bestuur er,
in grote lijnen, uit zal zien. Het is naar mijn mening niet te veel gevraagd ons2)
eens zeer duidelijk en concreet aan te geven hoe de moderne archieven ge
ordend moeten worden om een herordening te ontgaan".
Tot nu toe is op het hier geformuleerde rechtmatige verlangen van de heer
Noordenbos in het NiA.B. niet gereageerd. Dat is jammer. Op mijn desbe
treffende vraag vernam ik van de heer Verharen, dat het niet zijn bedoeling
is zijnerzijds aan het verzoek van de heer Noordenbos te voldoen. Er zou een
uiteenzetting nodig zijn, die meer plaatsruimte zou vorderen dan redelijker
wijze van de redactie van een tijdschrift kan worden verlangd. Er is voorals
nog ook geen literatuur waarnaar verwezen zou kunnen worden.
Ik heb daarom gemeend niet te mogen nalaten de heer Noordenbos c.s. er
op attent te maken, dat in de cursus, die ik aan de Rijksarchiefschool geef over
„wording en structuur van archieven", de stof zodanig wordt behandeld, dat
er een volledig antwoord zeer duidelijk en concreet in is vervat op de
vragen, die de heer Noordenbos stelt.
Indien dus op dit punt voorlichting wordt verlangd is het mogelijk deze op
eenvoudige wijze te ontvangen door deel te nemen aan de bedoelde cursus,
waartoe de uiterst bescheiden voorwaarden zijn vermeld in het prospectus
van de Rijksarchiefschool, dat door de directeur van die instelling op aanvrage
aan belangstellenden wordt toegezonden.
Het schijnt me toe, dat in het bovenstaande de weg is gewezen naar bevredi
ging van het zo voor de hand liggende verlangen, dat bij de heer Noordenbos
c.s. blijkt te bestaan.
24-IV-'56. CAREL BLOEMEN
Zoals reeds is medegedeeld is verleden jaar in België -eindelijk een
archiefwet tot stand gekomen. De onlangs afgetreden algemeen rijksarchivaris
van België, de heer C. Tihon, wijdt in ons Belgisch zustertijdschrift hieraan
een beschouwing. Hij wijst er op dat Gachard de archieven tot de Franse
Revolutie onder zijn beheer kreeg; de latere bleven bij de administratie, met
gevolg dat vrijwel alle departementale archieven 18301880, met uitzondering
van die van Buitenlandse Zaken, dat omstreeks het midden der 19e eeuw een
eigen archiefdienst organiseerde, verdwenen zijn. Onder Cuvelier werd de
verwaarlozing krachtig bestreden, maar men kan niet zeggen dat de uitgegane
circulaires naar behoren zijn uitgevoerd. Erger nog was de verwaarlozing bij
de archieven van godshuizen en gemeenten. Wel droeg art. 100 der gemeente
wet de besturen de zorg voor hun archieven op, maar de uitvoering liet veel
te wensen over. Pogingen van de archiefdienst door wettelijke maatregelen
hiertegen op te treden bleven vruchteloos. In 1952 echter namen de drie poli-
1) Ned. Archievenblad jrg. 59 (1954/55) blz. 100.
2) Cursivering is van mij. (C. B.)
tieke partijen des lands het initiatief en dienden bij de Senaat een ontwerp-
archiefwet in, dat voorzag in het verplicht overbrengen der openbare archieven,
ouder dan 100 jaar, naar de rijksarchieven, terwijl voor de latere periode dit
facultatief werd gesteld. Voor vernietiging was de machtiging van de algemeen
rijksarchivaris nodig, aan wie de inspectie van alle openbare archieven werd
opgedragen. Eind november 1952 nam de Senaat het enigszins, met name t.a.v.
de gemeente-archieven, gewijzigde ontwerp aan, maar eerst in 1954 kwam het
in de Kamer van Afgevaardigden aan de orde, die het ontwerp in juni 1955
aanvaardde. De wet werd 12 augustus 1955 in de Moniteur gepubliceerd.
In hoofdtrekken bevat deze archiefwet de volgende bepalingen: overbrenging
van de administratie van rijksinstellingen en provincies ouder dan 100 jaar
is verplicht; voor die van gemeenten en openbare instellingen is deze facultatief.
Eveneens facultatief is de overbrenging van alle archieven, minder dan 100
jaar oud, en van die van particulieren. Voor vernietiging van archivalia is
machtiging van de algemeen rijksarchivaris nodig, aan wie de inspectie op alle
rijks-, provinciale, en gemeentearchieven is opgedragen. Zij is noch omvang
rijk noch bijzonder revolutionair, althans naar onze maatstaven gemeten (en
dan met uitzondering van het bepaalde t.a.v. de gemeenten). Haar Nederlandse
tekst vol ge hieronder. W. S. UNGER
Art. 1. Bescheiden, meer dan 100 jaar oud, bewaard door de rechtbanken der
rechterlijke macht, de Raad van State, de rijksbesturen en de provincies worden,
behoudens regelmatige vrijstelling, in het rijksarchief neergelegd.
Bescheiden, meer dan 100 jaar oud, bewaard door de gemeenten en de openbare
instellingen kunnen in het rijksarchief worden neergelegd. Voor de archieven der
gemeenten is de neerlegging evenwel verplicht, wanneer de bepalingen van art. 100
der gemeentewet niet worden nageleefd.
Bescheiden, minder dan 100 jaar oud, die geen nut meer hebben voor de admini
stratie, kunnen in het rijksarchief worden neergelegd op verzoek van de openbare
overheden aan wie zij toebehoren.
Archieven van bijzondere personen of van private verenigingen kunnen, op ver
zoek van de betrokkenen, insgelijks naar het rijksarchief worden overgebracht.
De Koning bepaalt de modaliteiten van neerlegging en overbrenging en de voor
waarden, waaronder de in lid 1 van dit artikel bedoelde overheden van neerlegging
van hun archieven worden vrijgesteld.
Art. 2. De in het rijksarchief geplaatste archiefstukken mogen met worden ver
nietigd zonder toestemming van de verantwoordelijke overheid of van de private
persoon, die de overbrenging verricht heeft.
Art. 3. De ingevolge het eerste artikel, lid 1, in het rijksarchief neergelegde
stukken zijn openbaar. Een reglement van orde, vastgesteld door de minister van
Openbaar Onderwijs, bepaalt de regelen volgens welke zij aan navorsers ter inzage
kunnen verstrekt worden.
De expedities of uittreksels worden door de archiefbewaarders uitgereikt, door
hen ondertekend en met het zegel van de bewaarplaats bekleed; zij zijn aldus bewijs
krachtig in rechtszaken.
Art. 4. Het reglement van orde, vastgesteld als voren, bepaalt eveneens de
voorwaarden, waaronder de in het eerste artikel, leden 4 en 5, in het rijksarchief
neergelegde stukken kunnen geraadpleegd worden.
Art. 5. De overheden, bedoeld in het eerste artikel, leden 1 en 2, mogen geen
bescheiden vernietigen zonder toestemming van de algemene rijksarchivaris of
van diens gemachtigden.
Art. 6. De stukken, die bewaard worden door de in het eerste artikel, leden
1 en 2, bedoelde overheden, staan onder het toezicht van de algemene rijksarchivaris
of van diens gemachtigden.
Art. 7. Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad
is bekend gemaakt.