95 94 uiteen van de overheidsarchieven voor de bestuursinstellingen, waarvan zij af komstig zijn, en als bronnen voor de geschiedenis van ons vaderland, in het bijzonder t.a.v. de archieven uit de 19e en 20e eeuw, en wees tenslotte op de wenselijkheid van een nauw contact en onderling overleg tussen de beheerders van de naar de archiefbewaarplaatsen overgebrachte archieven en de beheer ders der lopende archieven. Na deze beide inleidingen ontspon zich een levendige gedachtenwisseling, waaraan o.a. onze leden Ten Kate en Van Hommerich deel namen. Eerst genoemde behandelde bepaaldelijk de kwestie van de inschrijving der stukken. Drs. Van Hommerich vroeg naar de verhouding van dynamische en statische archieven. N.a.v. laatstgenoemd onderwerp wees de heer Noordenbos op de wenselijkheid voor de administratie de archieven langere tijd onder zich te houden. Afstoting is z.i. moeilijk uniform te bepalen; een afgedane „zaak" kan later opnieuw aan de orde komen. Bepaling van een vaste termijn acht hij onwenselijk; men realisere zich goed dat aan overbrenging der archieven open baarheid verbonden is. Ieder geval dient dus z.i. afzonderlijk te worden bezien. Dr. Panhuysen merkte op, dat 14 der Handleiding hiervoor aanwijzingen geeft; hij acht tijdige overbrenging in verband met de mogelijkheid van ver waarlozing der archieven toch wel wenselijk. De heer H. Vlug, voorzitter der S.O.D., dankte in het bijzonder dr. Pan huysen, die grote activiteit heeft ontwikkeld, nieuwe problemen heeft gesteld en nieuwe lijnen heeft uitgestippeld. Hij gaf uiting aan de levendige belang stelling van de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten voor de problemen der nieuwe archieven en was overtuigd dat voortdurende samenwerking met grote waardering over en weer van ieders werk zeer nodig is. Na de gemeenschappelijke koffiemaaltijd leidde dr. C. Groeneveld „Vorming en beheer van de archieven van particuliere bedrijven, ondernemingen, ver enigingen e.d. instellingen" in, de bedrijfsarchieven karakteriserend als onder delen van bedrijven en als archieven, en de consequenties hiervan voor de bedrijfsarchivaris schetsend. Hij wees op de veelzijdigheid der functies, die hem kunnen worden opgedragen, vooral in de niet-grote bedrijven, waar geen specialisten kunnen woren aangesteld. Prof. dr. I. J. Brugmans behandelde vervolgens de „Historische betekenis van de archieven van particuliere be drijven, overgedragen aan het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief", opgericht in 1914 en gevestigd te 's-Gravenhage. Dit verzamelt archieven, die worden aangeboden of die dreigen verloren te gaan; het bezit thans bijna 200 archieven van ondernemingen tot een gezamenlijke lengte van 5 km. Hun bewaring dient de belangen zowel van het bedrijfsleven als van de historische wetenschap; het E. H. A. wordt meer en meer gebruikt als informatiebureau door het buitenland. In Frankrijk belasten de officiële archieven zich met de bewaring, doch prof. B. vindt de toestand hier te lande beter. Ook over deze inleidingen ontwikkelde zich een uitvoerige discussie. Dr. Van Hoboken wees n.a.v. de inleiding van prof. Brugmans er op, dat rijks- en gemeente-archieven reeds vóór 1914 bedrijfsarchieven opnamen en vroeg, welk criterium hierbij moet gelden; de kwestie is bijzonder moeilijk, doch wij moeten komen tot een gentlemans agreement ten dezen aanzien. Prof. B. ant woordde dat de stichting van het E. H. A. gegrond was op de waarneming, dat de beheerders der officiële archieven hierin tekort schoten. Bovendien hebben eigenaars der archieven hierover hun eigen ideeën. Twee argumenten pleiten voor centralisatie in 'het E. H. A.: 1) is zij van belang vooral voor buiten landse geleerden, die komen met algemene vragen, uit meerdere archieven te beantwoorden; 2) hebben deze archieven niet zo'n geografisch bepaalde sfeer als die van provincie en gemeente. Het Philips Concern b.v. heeft een zo uit gestrekte sfeer, dat het archief behoort in een centraal depot, niet in dat der gemeente Eindhoven. Dat kan zijn het Algemeen Rijksarchief, maar evenzeer het E. H. Archief. Inleider acht het goed bewaard zijn primair. Met deze inleiding, door de voorzitter „het hoogtepunt van deze dag" ge noemd, was het programma afgewerkt. Dr. Panhuysen stelde onder algemene instemming de volgende conclusies voor: 1Een goed bestuur is voor een bestuursinstelling, hetzij van de Overheid, hetzij van particuliere aard, niet mogelijk zonder een goede administratie; een goede administratie is niet mogelijk zonder een welgeordend en goed beheerd archief der lopende zaken; daarmede is het primair belang dezer lopende ar chieven aangetoond. 2) Deze archieven behouden, ook nadat zij hun directe actuele betekenis voor deze bestuursinstellingen verloren hebben, voor een groot deel een blij vende waarde, a) als bewijsstukken van rechten en verplichtingen, b) als bron nen voor informatie in het algemeen en voor de geschiedenis van ons land in de meest uitgebreide zin. 3) Zowel aan de ordening en het beheer der lopende archieven als aan het behoud, de inventarisatie en het beheer der oudere archieven behoort daar om èn door de bestuursinstellingen der Overheid èn door de bestuursinstellingen van particuliere aard grote zorg te worden besteed. 4) Een nauw contact en onderling overleg tussen de beheerders van de lopende en van de oudere archieven is ten zeerste gewenst in het belang van het archiefwezen in Nederland. Na te hebben geconstateerd dat het ongetwijfeld nuttig zal zijn in de toe komst contactdagen als deze te herhalen, waarbij meer speciale actuele kwesties in behandeling zouden kunnen worden gebracht, sloot de voorzitter precies op het voorgenomen uur deze welgeslaagde eerste Archiefdag. Jaarvergadering. Deze zal, o.o.v., worden gehouden op 8 sept. a.s. te Kampen. Vernietigingscommissie. In de subcommissie ter bestudering van het Engelse vernietigingsrapport van de Interdepartementale commissie voor post- en ar chiefzaken zijn door het bestuur tot lid aangewezen mr. J. W. Groesbeek en drs. P. Scherft. Nieuw lidAls lid is door het bestuur aangenomen de heer H. F. D. Oxenaar (II), hoofd van het archief der Kon. Landmacht.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1956 | | pagina 2