44 45 De heer Fasel verklaart, dat het hem niet duidelijk is hoe een archivaris, wanneer hij dan niet competent is om over bepaalde stelsels te oordelen, wel een behoorlijk advies zal kunnen uitbrengen en een effectvolle inspectie zal kunnen doen. De voorzitter antwoordt, dat, zonder zich met de keuze van een stelsel van ordening in te laten, de archivaris nuttig werk kan doen door de administratie in velerlei kwesties bij te staan. De heer Ortmans merkt op, dat hij zulke adviezen waardeloos acht. Wan neer de archivaris slechts toe mag zien of de mappen wel netjes geplaatst zijn en hier en daar een kleine correctie mag aanbrengen, zonder op de vorming van het archief zelf enige invloed uit te oefenen, is er weinig reden tot enthousiasme. De heer Tops vraagt welke bezwaren er bestaan tegen zijn suggestie be treffende de vernietiging. De voorzitter antwoordt, dat aan deze z.i. belang rijke kwestie te zijner tijd alle aandacht zal worden besteed. Mr. Van t Hoff verklaart, dat te weinig leden naar zijn mening competent zijn over deze belangrijke problemen te oordelen. Hij acht het gewenst, dat de archivaris invloed heeft op de administratie waar de archieven worden ge vormd, die hij later zal moeten overnemen. Bij de totstandkoming van de Hand leiding en de Archiefwet was een uitspraak van de leden gewenst. Echter, evenmin als de uitspraken over de registratuurstelsels door de Vereniging en Fruin enig nut hebben gehad, zal een stemming over het prae-advies enig effect sorteren, omdat niemand zich er door gebonden zal voelen. Hij vraagt zich af, waarom wij ons op een bepaald standpunt zouden vastleggen. Dr. Groeneveld meent, dat hij slechts weinig behoeft toe te voegen aan het door hem in de vorige vergadering reeds opgemerkte (zie hiervóór p. 7 en 8) en aan de argumentatie in zijn uitvoerige commentaar op het prae- advies-Panhuysen. Hij wil dan ook met enige opmerkingen volstaan. Primair sprekend als bedrijfsarchivaris, constateert hij dat de enige, die eveneens de bedrijfsarchieven heeft aangeroerd, de heer Hendriks is, die het, blijkens zijn ingezonden stuk, niet met hem eens schijnt te zijn. Ook de heer H. merkt echter op, dat de bedrijven, waar als beheerder van het „lopend" archief als mede van het „oud"-archief slechts één functionaris optreedt, ongetwijfeld de grootste groep vormen, en dat is nu juist de kern van wat spr. heeft be toogd. Dat de heer H. in een der weinige zeer grote bedrijven werkt, die een uitzondering vormen, doet niet ter zake. Spr. onthoudt zich ook nu liever van uitspraken over de overheidsarchieven, waartoe hij zich niet bevoegd acht. Wel wil hij de vergadering met de meeste nadruk opwekken, het prae-advies niet aan te nemen, omdat dit punten aan roert, welke allereerst beleidskwesties zijn, waaromtrent algemene uitspraken weinig zin hebben (mr. Hardenberg heeft dit terecht zo gesteld). Bovendien moeten deze punten op het moment ten enenmale prematuur en onrijp worden geacht (zie de opmerkingen van de heren Fox en Van 't Hoff). Hij spreekt er verder zijn verbazing over uit, dat niemand der overige leden ook maar enige aandacht heeft geschonken aan het (nooit bestreden) theoretisch ge zichtspunt, zoals dit in de motie van 1907 tot uiting kwam in de stelling, dat bepaalde stelsels voor de regeling van een archief beslist ongeschikt zijn, als strijdig met het wezen van een archief als een organisch geheel. Nader onderzoek van dit theoretisch gezichtspunt door de Commissie voor moderne archieven, die daarvoor het aangewezen orgaan is, zou zeer wen- selijk zijn; helaas wordt echter een vrij en onbevangen onderzoek door de stel- lingen-Panhuysen onmogelijk gemaakt, iets waarop de heer Fox terecht heeft gewezen. Vervolgens stelt hij voor te stemmen over het al of niet in stemming brengen van deze stellingen. De heer Bloemen haalt een voorbeeld aan uit de praktijk om aan te tonen, dat, wanneer de taak van de archivaris t.a.v. het lopende archief een zuiver adviserende is, hij met veel moeilijkheden te kampen zal hebben en veelal niets zal bereiken. Hij acht het raadzaam de stemming uit te stellen totdat de moderne registratuurstelsels in studie zijn genomen. De heer Fox verklaart, dat hij gaarne het in zijn schriftelijke reactie op genomen voorstel, nader onderzoek van de Commissie voor de moderne ar chieven af te wachten, zou willen handhaven. De voorzitter antwoordt, dat in het begin van deze vergadering een brief van deze Commissie is voor gelezen, houdende, dat zij zich achter het prae-advies stelt, zodat het weinig zin heeft bedoeld prae-advies wederom door deze commissie in studie te laten nemen. Dr. Van Hoboken is het met de heer Fox eens, dat de algemene archief- leer van primair belang is. Hij kan echter niet zijn pessimisme delen, dat deze algemene archiefleer zo'n volslagen onbekende grootheid is. Hij is van me ning, dat onze Handleiding een belangrijk stuk van die algemene archiefleer bevat, al zit die in de paragrafen verscholen. Hij meent, dat men zich op grond van deze algemene begrippen van de Handleiding wel degelijk met de werkwijze van de administratie kan en moet bemoeien. Het is hem opge vallen, dat de discussie vooral draait om het stelsel van ordening voor het lopend archief. Met een voorbeeld uit de praktijk toont hij aan, dat de archi varis niet alleen corrigerend behoort op te treden bij de keuze van een stelsel van ordening, maar tevens bij alles wat op de vorming van een archief be trekking heeft. Hij ziet de mogelijkheid van zulk een corrigerend optreden op brede basis ook in de conclusies van dr. Panhuysen vervat. Hij vraagt, of deze dit inderdaad zo ruim wil zien. De voorzitter antwoordt, dat dit inder daad de bedoeling is. Het voorstel van dr. Groeneveld wordt in stemming gebracht en met 50 tegen 27 stemmen wordt nu tot de stemming over de stellingen besloten. Ver volgens brengt de voorzitter zijn stellingen in stemming, die aangenomen wor den met 50 tegen 24 stemmen, terwijl 3 leden blanco stemmen. Bij de rondvraag verzoekt mr. Van 't Hoff de schriftelijke reacties van de leden, evenals zulks met het prae-advies is geschied, in het Archievenblad op te nemen. Mej. Jurriaanse zou zulks eveneens gaarne zien t.a.v. de rede van de voorzitter. Deze zegt dit toe. De voorzitter stelt tenslotte voor de najaarsvergadering te Kampen te houden, met welk voorstel wordt ingestemd. Te 17.15 uur wordt daarop de vergadering gesloten. BIJLAGEN I. OPMERKINGEN N.A.V. HET PRAE-ADVIES VAN Dr. G. W. PANHUYSEN. Het door de Voorzitter in de vorm van een prae-advies aan de Vereniging van Archivarissen voorgelegde vraagstuk, in hoeverre de bemoeienis van de archivaris moet strekken t.a.v. de lopende archieven, is een onderwerp, dat zich moeilijk leent voor de behandeling in een openbare vergadering, waar het merendeel van

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1956 | | pagina 3