KRONIEK 80 wachten nog op bewerking, en de historiografie van Rotterdam stond nog in haar kinderschoenen. Vol ijver zette Wiersum zich aan de arbeid op de goeddeels nog onontgonnen akker van de plaatselijke historie en indrukwekkend is de lijst van publicaties, die in de loop van meer dan dertig jaren van zijn hand verschenen, waarvan de opsomming het bestek van dit artikel verre te buiten zou gaan. We noemen hier slechfs zijn inventarissen van de archieven der Evangelisch-Lutherse- en Doopsgezinde gemeenten, van de steenhouwerij Van Traa, van de Kon. Ned. Yachtclub, van de Katholieke Armmeesters, van de waterschout, van de Rotter damse gilden en notarissen, van de Kamer van Koophandel, van het Lees museum, van de N.V. Sleephellingsocieteit, van de Wisselbank en van de laan- meesters. Samen met de tekenaar Johan Briedé verzorgde hij het aardige boekje Oude huizen van Rotterdam. Het met onregelmatige tussenpozen verschenen Rotterdams Jaarboekje wist hij nieuw leven in te blazen, zodat het sedert 1918 jaarlijks het licht kon zien en zijn levenskracht in twee wereldoorlogen kon bewijzen. De populariteit, die hij zich in brede kringen van de Rotterdamse samen leving had weten te verwerven, ook als belangstellende in het culturele leven van zijn stad hij was o.a. bestuurslid van de Rotterdamse Kunstkring en van de Volksuniversiteit kwam tot uiting bij zijn afscheid in januari 1935, bij welke gelegenheid zijn verdiensten werden erkend door zijn benoeming tot officier in de Orde van Oranje-Nassau. Ook daarna is Wiersum Rotterdam trouw gebleven, hoewel hij zijn Groningse afkomst nooit verloochende en steeds nauwe banden heeft onderhouden met het Groningse Studentencorps. In het archivariaat van het Hoogheemraadschap Schieland vond zijn werkzame aard een nieuw arbeidsveld; tot op hoge leeftijd heeft hij er zijn taak met animo vervuld. Na zijn tachtigste verjaardag, die hij nog in goede gezondheid mocht vieren, is de inzinking begonnen, die zijn gestel geleidelijk ondermijnde, hoewel zijn geest helder bleef. Voor de vitale man moet de steeds toenemende hulpbe hoevendheid een langzame foltering geweest zijn. Maar aan wie hem in deze jaren kwam opzoeken, liet hij hiervan niets blijken, en zijn ogen konden soms achter zijn brilleglazen nog als van ouds twinkelen. Degenen, die hem in zijn goede jaren gekend hebben en in onze archief- kring zijn dat er niet zo heel velen meer zullen zich steeds zijn hupse ver schijning blijven herinneren en hem erkentelijk blijven voor de vriendschap, die zij steeds van deze ongecompliceerde en eenvoudige hartelijke mens hebben mogen ondervinden. In de annalen van Rotterdam's historiografie zal zijn naam steeds met ere genoemd worden. H. C. HAZEWINKEL 81 DE VERSLAGEN OVER HET jAAR 1954 Op Driekoningen 1956 verschenen de Verslagen omtrent s Rijks Oude Ar chieven over 1954. Ouder' gewoonte delen wij daaruit het voornaamste mede. In het algemeen gedeelte treft de opmerking van de algemene rijksarchivaris n.a.v. de vermelding, dat hij op uitnodiging van de minister van Binnenlandse Zaken zitting nam in het curatorium voor de opleiding van het met de ver zorging van de niet-overgedragen archieven belaste overheidspersoneel, toe vertrouwd aan de S.O.D.; ,,of deze maatregel de eenheid van het archiefwezen kan bevorderen, zal de toekomst moeten leren". De A. R. deed een voorstel tot organisatie van de inspectie der niet-over gedragen rijksarchieven ex art. 26 van het K. B. van 2 okt. 1950, waaraan tot nu toe geen gevolg was gegeven.1) Hij merkt echter op dat een doeltreffende inspectie slechts mogelijk zal zijn wanneer deze verder reikt dan het contro leren van de uiterlijke staat. Met name zal bij de vorming der archieven gelet moeten worden op het feit, dat zij niet alleen bestemd zijn om de behoeften der administratie en de rechten der geadministreerden, maar ook om de be langen van het historisch onderzoek te dienen. Inzake de voortgang der inventarisatie op het A.R.A. kan worden vermeld, dat de nieuw opgetreden chef der eerste afd. de ordening en beschrijving van het omvangrijke en tot dusver slecht beschreven onderdeel van de archieven der Staten-Generaal: de Loketkas, met kracht aanvatte. O.o.v. zal deze arbeid in 1955 worden voltooid en kan het gereedkomen van de behandeling der Se crete Kas en van de Tractaten en Ratificaties in 1956 tegemoet worden ge zien; in 1957 zal dan de lang gekoesterde wens van een gedrukte inventaris van deze belangrijke archieven eindelijk in vervulling kunnen gaan. De steeds toenemende correspondentie op het gebied der koloniale geschiedenis en de grote orders voor het vervaardigen van microfilms verhinderen het gereed komen van de definitieve beschrijving van de losse stukken van het archief van de Kamer Zeeland der O.I.C. „Alleen door personeelsuitbreiding zal t.o.v. de koloniale archieven een gunstiger ontwikkeling tegemoet kunnen worden gezien". Een begin werd gemaakt met de bewerking van het archief van de Raad van State, 1814 1914; evenzo van de opvolgende bestuurscolleges van de koloniën 1795—1813, en de bewerking der memories van successie. Ver volgd werd de behandeling der Legatie-archieven, van dat van raadpensionaris Gaspar Fagel en van het archief der Algemene Rekenkamer. Het werk aan de charterverzameling werd voortgezet. Aan de zgn. charters-niet-Suys werd een groot aantal onttrokken ten behoeve van het archief der grafelijkheidsreken kamer van Holland; andere bleken tot de meest verschillende archieven te be horen, maar de toedeling kon nog niet worden volbracht. Voltooid werd de beschrijving van het archief van het ministerie van Koloniën 1815 1849, van het archief-Cort van der Linden, en van de registers van eigendomsovergang. De bewerking der zegelcollectie werd hervat. i) Hoezeer dit wenselijk is blijkt overtuigend uit de mededeling van de rijks archivaris in Noord-Holland over de staat, waarin de bijlagen van de registers van de B. S. bij enige rechtbanken in die provincie werden aangetroffen.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1956 | | pagina 21