70
71
vallen voor degene, die er mee belast is, een volle dagtaak en een volledige levens
taak vormt, een levenstaak, welke op zijn beurt zijn eigen hoge eisen stelt aan
de bekwaamheid en toewijding van degene, die hem vervult. Een goed bestuur is
niet mogelijk zonder een goede administratie, een goede administratie is niet
mogelijk zonder een welgeordend en goed beheerd archief der lopende zaken.
Daarmee is het primaire belang dezer lopende archieven er. de noodzaak van
grondige theoretische en praktische deskundigheid van hun beheerder aangetoond:
ook deze, zijn taak eist dus van degene, die er mee belast is. de inzet van zijn
gehele persoonlijkheid.
Al is een archief een organisch geheel, toch is er op deze wijze in feite een
scherpe scheiding ontstaan tussen het beheer van de naar de archiefbewaarplaats
overgebrachte archieven enerzijds en het beheer der lopende archieven, onder
de administratie berustende, anderzijds.
De beheerders der naar de archiefbewaarplaats overgebrachte oude archieven
moeten het beheer over deze archieven voeren op een dergelijke wijze, dat de
waarde dezer archieven voor allerlei vormen van wetenschappelijk en admini
stratief onderzoek volledig tot haar recht komt; zij hebben daartoe een zeer ge
specialiseerde en uitgebreide wetenschappelijke kennis nodig, die hen tot weten
schappelijk verantwoorde ordening en inventarisatie in staat stelt, en die hen
tevens behoort te maken tot de deskundige leiders van al degenen, die in de door
hun beheerde archieven enig onderzoek wensen in te stellen. Zij hebben na diep
gaande studie en op grond van jarenlange ervaringen de moderne archiefleer
voor het ordenen en beschrijven van deze overgebrachte archieven weten op te
bouwen, welke is vastgelegd in onze Handleiding; één der belangrijkste grond
beginselen van deze archiefleer is: dat de beheerders dezer overgebrachte archie
ven bij hun ordening en inventarisatie die wijze van ordening in hoofdzaak zullen
behouden en respecteren en zo nodig herstellen, welke in deze archieven oor
spronkelijk is aangebracht, toen zij als lopende archieven onder het beheer der
administratie ontstonden.
De beheerders der lopende archieven hebben bij het beheer dezer archieven
in de allereerste plaats de belangen te dienen van de administratie der bestuurs
instellingen, waaraan zij verbonden zijn; zij kunnen het beste weten en behoren
te weten tot in alle details, aan welke voorwaarden van ordening dit lopend ar
chief moet. voldoen om op de beste en meest efficiënte wijze te beantwoorden aan
de eisen, welke hieraan dagelijks door de administratie van deze bepaalde be
stuursinstelling worden gesteld. Deze eisen zullen bovendien aan een voortdurende
ontwikkeling en verandering onderhevig zijn, voortkomende uit de ontwikkeling
en de verandering in de bevoegdheden en werkwijzen van die bestuursinstelling;
alléén de beheerder van het lopend archief zal deze ontwikkeling en deze verande
ringen voldoende kunnen volgen om er, tijdig in overleg met degenen, die de ad
ministratie voeren, de noodzakelijke consequenties uit te kunnen trekken bij de orde
ning van dit archief; deze beheerders van de lopende archieven hebben daarom zelf
het recht en ook de plicht te beslissen in de vraag, welk systeem van ordening
voor het lopend archief, dat zij beheren, het meest gewenste zal zijn; zoals wij,
de beheerders der oude archieven, zelf het recht en ook de plicht hadden en hebben
te beslissen in de vraag, volgens welk systeem wij deze oude overgebrachte ar
chieven moeten ordenen en inventariseren.
Wij, beheerders der oude, overgebrachte archieven, zouden het onredelijk vinden,
wanneer de beheerders der lopende archieven zich op ons terrein zouden begeven
teneinde voor zich het recht op te eisen te beslissen over het systeem van ordening,
waarnaar wij deze archieven te ordenen en te inventariseren hebben. En wij zou
den dit terecht onredelijk achten. Wij zouden hen daartoe onbevoegd verklaren
op grond van het feit, dat zij de wetenschappelijke kennis en de ervaring missen,
welke absoluut noodzakelijk zijn om op dit, ons gebied een werkelijk verantwoorde
beslissing te nemen.
Maar even onredelijk is het vanzelfsprekend, wanneer wij, de beheerders der
oude naar de archiefbewaarplaatsen overgebrachte archieven, ons op het gebied
van de beheerders der lopende archieven zouden begeven, teneinde voor ons het
recht op te eisen te beslissen over het systeem van ordening, waarnaar zij deze
lopende archieven te ordenen hebben; want op onze beurt missen wij de kennis
en vooral de lange praktische ervaring, welke onontbeerlijk is om op dit gebied
werkelijk verantwoorde beslissingen te kunnen nemen.
Wanneer wij, de beheerders der oude archieven, dit recht voor ons zouden op
eisen op grond van onze opvatting, dat het archief een organisch geheel is, waarom
zou dat zelfde argument dan niet gelden voor de beheerders der lopende archieven
om, op hun beurt, het recht voor zich op te eisen ons, de beheerders der oude,
overgebrachte archieven voor te schrijven, hoe wij deze archieven ordenen en
inventariseren moeten?
Neen, de splitsing tussen de oude (historische) en de nieuwe (administratieve)
archieven als gevolg van de openbaarheid der oudere archieven is, zoals Muller
in 1896 zei, een veel betekenende, een belangrijke overwinning geweest. En wij
moeten die scheiding handhaven, omdat zij het behoud en de redding dezer ar
chieven betekent, omdat hun grote waarde alleen daardoor volledig tot haar
recht kan komen.
Deze beperking van de beheerders der overgebrachte archieven t.o.v. de lopende
archieven is trouwens in 16 van onze Handleidnig uitdrukkelijk vastgelegd
waar gezegd wordt dat alleen de systematische indeling van het archief, die ge
grond is op de oude inrichting daarvan, tot bevredigende resultaten leidt en dat
de contemporaine beheerders de aard van hun archief en de eisen der praktijk
stellig veel beter kenden dan wij (p. 33). Daarom moet, volgens deze de orde
ning, welke deze contemporaine beheerders aan een archief gegeven hebben, bij
de nieuwe ordening en inventarisatie de doorslag geven (p. 3435). En. in 2 (p.
56) staat het zo mogelijk nog duidelijker te lezen: „De regels, die de samen
stelling, de inrichting, de vorming van een archief beheerschen, kan dus de archi
varis niet van te voren vaststellen: hij kan alléén het organisme bestudeeren en
constateeren, welke de regels zijn, waarnaar het zich heeft gevormd." In de hier
volgende regels, luidt het dan nadrukkelijk, „is dan ook zorgvuldig vermeden een
schema voor archiefordening of indeling te geven en deze handleiding heeft
alleen ten doel de middelen aan te geven om de bouw van een archief te leeren
kennen en uit hetgeen daaromtrent wordt gevonden af te leiden, hoe de regeling
(ordening) moet geschieden Niet de eerste de beste systematicus maar alleen
hij, die de organisatie van het archief heeft bestudeerd, is tot de ordening ervan
bevoegd".
Even duidelijk heeft Fruin het gezegd in zijn bekende brief van 19151), waarvan
ik U de herlezing reeds dringend aanbeval (hiervóór p. 25), en waarin hij stelde,
dat „de administratie, niet de archivaris, heeft te beoordeelen, hoe zij hare stukken
bewaren wil". Wij kunnen, volgens hem, wel enige wenken geven, maar verder
moeten wij niet gaan: „daarvoor kennen wij het raderwerk der administratie niet
goed genoeg". Mij dunkt dat hier geen woord Spaans bij is, dat verdere ophelde
ring bij deze woorden volmaakt overbodig is, dat zij allerminst opportunistisch,
maar integendeel zuiver principieel zijn: het is immers één der belangrijkste
principes van onze Handleiding, waarop Fruin zich hier beroept, nl. dat wij bij
de ordening der archieven ons in hoofdzaak te houden hebben aan de ordening,
welke de administratieve beheerders daaraan in de tijd van hun ontstaan gegeven
hebben; en het principe dat de administratie, niet de archivaris, heeft te beoor
delen, hoe zij haar stukken bewaren wil, is toch voor ieder, die redelijk is, af
doende gemotiveerd als Fruin zegt: „Het geheele vraagstuk is er een van de ad
ministratieve praktijk, dat door mannen, die de praktijk der administratie kennen,
moet worden opgelost", en als hij daaraan nog toevoegt dat wij, archivarissen,
ons moeten beperken tot het geven van wenken, omdat wij het raderwerk der
administratie niet genoeg kennen om verder te kunnen gaan. Nogmaals: mij dunkt,
dat Fruin niet duidelijker en nadrukkelijker had kunnen argumenteren. Dat hij
daarmee moest terugkomen op een oordeel, dat hij vroeger, in 1907, had uitge
sproken en waarvan hij in 1915 de onjuistheid had ingezien, zal hem veel gekost
hebben: daarvan is ieder overtuigd, die Fruin gekend en iets van zijn karakter
begrepen heeft; dat hij dit des ondanks toch heeft gedaan heeft in ons het op
rechte respect, dat wij voor deze grote figuur uit ons Nederlands archiefwezen
hebben, slechts bevestigd en verdiept.
Muller heeft, eveneens in 1915, m ons Archievenblad een artikel over het
Zie Ned. Archievenblad 1948/49, p. 67.