De vergadering van de Commissie duurde slechts enige uren; veel belang rijker waren de daaraan verbonden socials", zoals b.v. een theepartij in de beroemde Osmania University, en de excursies, o.a. naar fort Golconda en de Mogol-graven; dit verschijnsel doet zich in Europa bij congressen ook voor. 94 menten die niet in het Koloniaal Archief van het Algemeen Rijksarchief in Den Haag worden aangetroffen, te fotograferen, vond ik het archief daar tot mijn vreugde in uitstekende conditie terug. Alvorens Ceylon te bezoeken, kreeg ik gelegenheid in India, in Hyderabad, de vergadering van de Indian Historical Records Commission bij te wonen! van welke Commissie ik sinds enige jaren corresponderend lid ben. Het was de landelijke bijeenkomst van de Indische leden die ik meemaakte, vergelijk baar met een jaarvergadering van de Vereniging van Archivarissen in Neder land. Alleen duurde deze bijeenkomst drie dagen en is het lidmaatschap niet tot archivarissen beperkt, zoals trouwens reeds uit de naam is af te leiden. Velen van India's belangrijkste historici waren hier aanwezig en ook de ar- chaeologen ontbraken niet. Met andere woorden er is daar, evenals dat in andere landen, b.v. de Verenigde Staten het geval is, een veel minder grote afscheiding tussen archivarissen en historici. Sommige afgevaardigden hadden meerdere dagen gereisd om Hyderabad op tijd te bereiken; men was uitermate verheugd elkander weer te zien. Als enige vrouw en enige Europeaan bevond ik mij tussen ongeveer 60 Indiërs, ook onderling verschillend in godsdienst en ras; de Parsees schenen echter geheel te ontbreken. Omdat de hoofdkleur der kleding in de tropen nu eenmaal wit is, was het ook voor de aanblik van de vergadering jammer dat de vrouwen ontbraken die in haar kleurige sarees een gezelschap Indiërs tot een bont tafe reel maken. Niettemin was het schouwspel boeiend genoeg. IVÏen schudt el kaar niet de hand, maar buigt met gevouwen handen deze wijze van be groeting is heus niet minder hartelijk dan de bij ons gebruikelijke handdruk. Ook de kleding der mannen was zo gevarieerd dat er een apart artikel over te schrijven zou zijn! Sommigen gebaard, met een tulband en omwikkelde benen schenen uit een sprookje van de Duizend-en-één-nacht te zijn gestapt, anderen in „cloth", een allereenvoudigste katoenen lap die men om zich heen drapeert als wijlen Gandhi deed, velen in de nu populaire sherwani's, een getailleerde lange grijze jas met rechtopstaand boord, een Congress mutsje, en een nogal nauwe witte pantalon, zoals Pandit Nehru draagt," en dan de'mensen in de onvermijdelijke afschuwelijke Europese palmbeach pakken, gekreukeld met open hemd. De lingua franca van India is Hindi, maar op de vergadering was de voer taal Engels, in wezen uitstekend gekend maar veelal tegen de tanden uitge sproken en daardoor wat moeilijk te verstaan. Vele congressisten verzekerden mij dat zij Engels voor hun wetenschappelijke contacten niet graag zouden missen. Het talenprobleem is natuurlijk groot: in Hyderabad b.v. wordt alleen Urdu gesproken, de bevolking kent noch Hindi noch Engels. Een algemeen ontwikkeld1 mens zal dus in de eerste plaats de taal van de staat waarin hij woont moeten kennen; dan komen daarbij Hindi en Engels en soms ook Frans en Duits. De meeste congressisten kenden hun eigen klassieke taal Sanskriet, en de ouderen, die in Engeland hun universitaire opleiding hadden genoten, daarenboven Latijn en Grieks. Uiteraard waren de vele Moslims vertrouwd met Arabisch. Men voelt zich in India als in een andere wereld met problemen die wel zeer verschillen van die, waar men zich in Europa het hoofd over breekt. Dit merkte ik toen ik in aansluiting van de vergadering verder door India trok, 95 in de eerste plaats door de Deccan die over uitgestrekte gebieden de indruk maakt van een woestijn. Ik moest soms denken aan de Karroo in Zuid-Afrika terwijl ik reisde van Hyderabad naar de beroemde rotstempels van Ajanta Ellora die zich ten oosten van Bombay bevinden. 350 mijl ten noorden van Hyderabad, voor welk bezoek de regering van dat land mij allerlei faciliteiten verleende. Over de ongeëvenaarde schoonheid van deze tempels kan ik hier niet uitweiden, noch over de stad Aurangabad. De voor het westerse oog zo merkwaardige cultuuroverblijfsels uit zeer verschillende perioden van India's groot verleden grenzen soms aan elkaar. Want wordt niet het centrum van Aurangabad beheerst door het wonderschone graf, een replica van Angra's Taj Mahal, dat Aurangzeb's zoon in de 17de eeuw voor zijn moeder liet op richten? Reed ik niet langs de machtige overblijfselen van Mogol-burchten, over enorme ophaalbruggen en door nu tot ruïnes vervallen fortificaties om naar de verheven Buddhistische tempels van Ajanta te komen die dateren uit de 2de eeuw v. Chr.? De fantastische overblijfsels van de stad der Pallava dy nastie, Mahabalipuram, een soort zuid-Indisch Aigues Mortes uit de 7de eeuw, liggen toch vlak bij de zo typisch Britse 19de-eeuwse' tropenstad Madras. Nog dichter daarbij rijst de wonderbaarlijke tempelstad Kancheepuram uit de vlakte op, daterend van de 4de tot de 10de eeuw waar men zich devoot voelt met de vromen, wandelend langs en door de subliemste architectuur waartoe het Hindoeïsme de mens inspireerde. De overblijfsels van Nederlands koloniale verleden, hoofdzakelijk bestaande uit forten die de daarbinnen liggende ker ken en pakhuizen van de V.O.C. moesten beschermen langs de west- en oost kust van India, hoe charmant zij op zichzelf ook zijn (ik denk b.v. aan het aardige Nederlandse kerkje in fort Cochin en aan de met Delftse tegels be klede synagoge van de Zwarte Joden van Cochin, die zulke trouwe en ge waardeerde bondgenoten van Jan Compagnie waren) zinken in het niet als provinciale overblijfselen van wat niet meer dan een episode was uit India's machtige cultuurgeschiedenis. Alvorens naar Ceylon te vertrekken bleef ik een week in Madras waar in een enorm archiefcomplex van wel negen blokken circa 70 strekkende meters Nederlandse documenten staan: dat is wat is overgebleven van de 17de en 18de eeuwse Compagnies administratie van Cochin en de Malabar-kust, waar aan prof. van Kan veel aandacht heeft besteed1). Hoewel deze stukken nooit worden ingezien en in zeventien jaren niet waren gebruikt, worden ze toch langzaam maar zeker keurig hersteld met kostbare Franse chiffon. Tezamen met de Deense stukken, afkomstig van Tranquebar, vormen zij de oudste do cumenten hier aanwezig en worden als zodanig gewaardeerd. Van Madras vloog ik naar Colombo waar mijn apparaten en films reeds waren aangekomen. De reis per vliegtuig duurt slechts enige uren, maar is een onbeschrijfelijk genot voor wie Ceylon kent. Men ziet vanuit de lucht x) Mr. J. van Kan, Compagniesbescheiden en aanverwante archivalia in Britsch- Indië en op Ceylon (Batavia, 1931).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1955 | | pagina 4