HET CARTULARIUM DER KARTUIZERS VAN ST ANDRIES BI] AMSTERDAM 62 die verloren zijn gegaan. Van Oostecland gingen een aantal stukken en reke- ningen van Kerkeraad en Diaconie, die reeds van de inundatie tijdens de tweede Wereldoorlog hadden geleden, verloren; ook de laatste rekeningen zijn vermoedelijk verloren gegaan. In de kleine gemeente Sir Jansland zou de helft van het archief nat zijn geworden. Ernstiger waren de gevolgen in Nieuwerkerk en Zieriksee. In Nieuwerkerk zijn de contraboeken verloren; nat geworden is het belangrijkste deel van het archief, dat dadelijk in be handeling is gegeven aan de beheerder van het archief der gemeente Zieriksee, de heer P. van Beveren. Te Zieriksee liep de classicale kluis, gelijkvloers gebouwd in het Verenigingsgebouw der Herv. gemeente (helaas in het laag gelegen gedeelte van Zieriksee!) tot op ongeveer haLve hoogte onder. De oudste acta classis, die het hoogste stonden, zijn gespaard, evenals een groot deel van de rest van het classicale archief, dat teruggaat tot 1582. Bijna geheel nat geworden echter is het grote archief van Kerkeraad en Diaconie. Deze drie archieven waren enkele jaren geleden op mijn bureau geheel in orde gebracht en gebonden. Het archief der Kerkvoogdij heeft niet geleden. Verder waren in de kluis geborgen het archief van de Kerkvoogdij van Sint-Philipsland boven genoemd en dat van Dreischor, die eveneens onderliepen. Zij zijn ten dele bij de firma Samsom, ten dele op mijn bureau met succes gedroogd. De perkamenten banden zijn bijna alle gered en zullen weer voor nieuwe worden gebruikt. Noor d-B r a b a n t. Het archief van de Kerkeraad te Klundert heeft flinke waterschade ge leden. Een deel is hersteld bij de Erven J. J. Tijl te Zwolle, de rest op mijn bureau. Het is in zijn geheel vervolgens geïnventariseerd door jhr dr B. M. de Jonge van Ellemeet. Wegens verwaarlozing te Klundert, blijft het bij mij in bewaring. Tenslotte moge in dit verband opgemerkt worden, dat een centrale be waring van archieven, door velen steeds zo vurig gewenst, altijd ernstige nieuwe gevaren meebrengt (b.v. Zieriksee). Dat elke laaggelegen berging van archieven, op welke wijze ook, bijna steeds uit den boze is, in het bij zonder in West- en Noord-Nederland. Dat het tijdrovende drogen van nat geworden archieven met vloeipapier, tot een uitstekend en ongeforceerd re sultaat leidt. En dat de meeste perkamenten banden het tegen het bijtende zeewater hebben uitgehouden en na weer glad gemaakt te zijn, opnieuw gebruikt kunnen worden bij het herinbinden. T. J. NAUDIN TEN CATE 63 Toen op het einde der 14de eeuw de plannen, buiten Amsterdam een Kar tuizerklooster te stichten rijpten, was de orde van St. Bruno tengevolge van het Westerse Schisma tijdelijk verdeeld in twee takken. De kloosters, welke de oboedientie van Paus Clemens VII in Avignon hielden, waren onder het bestuur van de Grande Chartreuse gebleven. De conventen in de noordelijke Nederlanden hadden echter de partij van Urbanus VI te Rome gekozen en gehoorzaamden tot het herstei van de eenheid in de orde (1410) aan het Generaal Kapittel, dat zijn zetel had te Seitz in Stiermarken. Bij akte van 27 September 1392 besloot hertog Albrecht van Beieren ..enen clooster van der certroysen oerde te fonderen, te stichten ende te maecken in onse lande van Amsterlandt"; hij schonk daarbij tot onderhoud een jaarlijkse rente van 300 Dordtse guldens. In het voorjaar van 1393 gaf het Generaal Kapittel aan visitatoren opdracht de provincia Allemanniae Inferioris te visiteren met bijzondere last met de prioren van Geertruidenberg en Arnhem naar Amsterdam te gaan in verband met de plannen tot stichting van een nieuwe nederzetting aldaar. Was het ernst, dan moesten zij een rector en enkele kloosterlingen derwaarts zenden. In hetzelfde jaar 1393 nog werd de prior van de Arnhemse Kartuizers belast met het toezicht op het nieuwe huis in wording. Hij zond van zijn convent enkele monniken als initiatoren naar Amsterdam, over wie Hendrik van Beckbeek als rector werd aangesteld De bouw van de hoofdgebouwen werd echter eerst mogelijk in 1394 door de schenkingen van enige grote weldoeners, onder wie zich volgens de over levering de beide leerlingen van Geert Groote, heer Ghijsbert Douwe en heer Dirc Sloyer, bevonden. Vier jaar later, dus in 1398, kon het klooster, St Andries ter Zaligher Haven genoemd, in de orde worden geïncorporeerd. In tegenstelling tot de geest van het Amsterdamse convent, welke voortdurend goed is gebleven, is de materiële toestand der gebouwen in de loop der tijden steeds minder geworden. Toen dan ook in September 1566 het reeds in verval verkerende klooster aan de beeldenstorm ten offer was gevallen en Lumey zich in Augustus 1572 in de kloostergebouwen had verschanst, verklaarde het Ge neraal Kapittel in 1573 de chartreuse ,,destructa et combusta". In December 1577 heeft Sonoy, toen hij de stad insloot, de laatste hand aan de verwoes ting gelegd. Na de Alteratie van Mei 1578 zijn de onroerende goederen van het kloos ter in het bezit van het Burgerweeshuis gekomen, vermoedelijk tegelijk met een gedeelte der bescheiden, welke op het beheer er van betrekking hadden. Een ander deel der stukken is echter door uitgeweken kloosterlingen mede genomen naar den vreemde gelijk dit o.a. blijkt uit een transactie, welke in 1609 plaats vond. Regenten van het Weeshuis ontvingen toen van een ge wezen Kartuizer een ton met registers en documenten, uit het archief der Amsterdamse Kartuizers afkomstig, welke 30 jaar te Arnhem en Huissen waren bewaard. Ook in het Staatsarchief te Antwerpen bevonden zich tot voor enkele jaren nog akten, betrekking hebbende op het stoffelijk beheer

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1954 | | pagina 8