58 Er zijn altijd „private acten geweest en het publiek gezag zal de private administratie nooit zo streng behandelen, dat zij aan de private authentisering voor eigen intern gebruik geen waarde zou toekennen. Mogelijk kan de de finitie aan het bezwaar tegemoet komen door invoeging van enige „vel quasi". Ook vindt de heer Van der Gouw mijn definitie te eng. in zoverre er ar chivalia van openbare lichamen buiten kunnen vallen. Hij bedoelt daarmede, zulke, die niet bedoeld zijn om tot handhaving der rechten van het gezag te dienen. Neem bv„ indien ik hem de woorden uit de mond mag nemen, de vonnissen en in het algemeen de stukken van processen tussen private per sonen onderling. Nu is het m.i. bekend genoeg, dat men dergelijke ge schillen (en ook overeenkomsten) oudtijds onder elkander placht af te doen en dat het publiek gezag tussen beide gekomen is óf op verzoek dier parti culieren óf om de rechtsorde te handhaven. Er kwam dan een vonnis (aan vankelijk) uitsluitend ten bate dier particulieren, maar deze acte werd aan partijen uitgereikt en dus in het archief van de rechter niet opgelegd. In dien dit bij uitzondering toch geschied is, was het voor een ander doel, ter handhaving nl. van het recht der competentie. Dat men later in een ar chief van publiek gezag vonnisboeken en zelfs rollen aantreft, is weder voor een ander doel, aanvankelijk de zekerstelling der interne rechtsverhouding tussen rechter en schrijver, en later geschiedde het ook ter wille der authen ticiteit, welke een publiek belang is. Dat ook de particuliere procesvoerende hiermede gebaat is, spreekt van zelf, maar doet niet ter zake. Ieder privaat persoon heeft bij openbare administratie en dus bij de neerslag daarvan be lang. Dezelfde gedachtengang kan men in het geval van het publieke trans port voeren. Men kan nog schijnbaar sprekender gevallen noemen, van stukken in een archief van publiek bestuur, die niet ter handhaving van rechten van dit be stuur zijn opgelegd, bv. het olographisch testament. M.i. moet men dit echter als bijlage der acte van superscriptie beschouwen en gaat het, bij minder belangrijke stukken, om bewaargeving, betreft het m.a.w. niet het archief, maar de bewaarplaats. Naar mijn bescheiden mening is er zo in oude als in nieuwe publieke administraties geen geval, dat anders uit te leggen is. Indien ik het voor de oplossing der bestaande controversen omtrent de begrippen administratie en archief wenselijk acht, dat de geschiedenis van de administratie alsnog geschreven wordt, dan bedoel ik met administratie zo wel het ambtelijk apparaat als het geheel der rechtshandelingen, welke door middel daarvan geschieden, mits men onder ambtelijk apparaat hetzelfde verstaat als stijl (in uitgebreide zin) m.a.w. de wijze, waarop die hande lingen worden voorbereid en geschieden. Tot dat apparaat behoort m.i. het archief niet. Hoogstens kan men zeggen, dat het geraadpleegd of te hulp geroepen wordt, evenals dit met deskundigen geschiedt. Maar de admini stratie behoort evenmin tot het archief, zodat men haar daarbij niet als dynamisch archief kan inlijven. Naar aanleiding van de door mij in mijn definitie gebruikte term „afdoen" vraagt de heer Van der Gouw zich af, of van de rechtshandeling, welke voor het tot standkomen van het rechtsfeit noodzakelijk is, wel ooit gezegd kan worden, dat zij de laatste is. Zal de zaak later mogelijk nog eens op gerakeld worden? Bij de beantwoording laat ik kortheidshalve de gevallen 59 van het besluit-in-serie, het hoger beroep of de aflopende termijn buiten bespreking. Inderdaad doet het door de heer Van der Gouw gegeven geval zich voor, maar dan is m.i. een nieuwe rechtszaak aanwezig, tot de afwik keling waarvan het betreffende archiefbescheid geraadpleegd wordt. Het wordt voor dat doel gelicht en na gebruik op zijn oorspronkelijke plaats (zowel van de inventaris als in de bewaarplaats) teruggebracht. Wat echter te doen, als de ambtenaar twee samen verweven zaken in be handeling heeft, zo meen ik in het betoog van de heer Van der Gouw te lezen, deze in één dossier behandelt en er dus twee van elkander onafhanke lijke besluiten dienen genomen te worden? Immers is daarvan het gevolg, dat de bescheiden van dat dossier door de eerst genomen beslissing reeds tot archivalia gestempeld worden, terwijl zij voor het overige nog als admi nistratief te boek staan. M.i. heeft men hier het geval van de Siamese twee ling nagebootst. Op de echte voert men tegenwoordig nog bij zijn leven een operatie van scheiding en deling uit en voor de administratieve raad ik het zelfde te doen, tenzij men er de voorkeur aan geeft deze speling der archi vistiek als een curiosum in de bewaarplaats bij te zetten. De heer Van der Gouw laat zich door de menigte der zaken, die in een grote administratie behandeld moeten worden, m.i. te veel afschrikken. Niet het aantal, maar de soort der stukken hij noemt dit, als ik hem goed be grijp, accent doet het hem. In zake een grote administratie heb ik geen practische ervaring, maar ik zie niet in waarom de verdeling der sporten voor de kundige of zelfs slechts zorgvuldige archivaris moeilijkheden moet opleveren. Maar, schrijft hij, het komt op de practijk aan, en nu gaat het m.i. er om. of de berg naar Mohammed of Mohammed naar de berg moet komen. Ik moge dit door een voorbeeld verduidelijken. Tot mijn verwondering vond ik in een inventaris het notulenboek als (kortweg) notulen beschreven. Och, lichtte men toe, het eerste is zo omslachtig en geleerd, en met het tweede begrijpt ieder toch waarom het gaat. Dit laatste nu betwijfel ik. Voor den- gene, die uit die notulen voor geschiedschrijving wil verzamelen, moge dit tot zekere hoogte het geval zijn, maar voor de administrateur is het mis leidend, is deze integendeel, zo hij ter zake kundig is, gerechtigd daaruit tc lezen, dat bedoelde notulen de wettelijke kracht missen. In feite is zulk een inventaris de geëigende blinde leider van blinden, en als de heer Van der Gouw de onwetendheid van sommigen van hen, die met archieven moeten omgaan, te hulp wil komen door tot hun peil af te dalen, dan brengt hij slechts zijn beroep en zich zelf in discrediet. In den grond der zaak gaat het dus m.i. om een zaak van het allergrootste belang, waaruit ook het dringend vertoog van de heer Van der Gouw te verklaren is, en om een ernstig misverstand. Hij is er van overtuigd, dat mijn definitie van het begrip archief niet meer van deze tijd en voor de nieuwe archieven niet meer bruikbaar is, hetgeen terecht, indien juist, als een verwijt zou klinken. M.i. is zij echter springlevend en actueel en ligt de fout der laatste jaren daaraan, dat men zich door onbevoegden men passé op dit woord mijn opmerking omtrent „notulen" toe iets heeft laten opdringen. Het zij verre van mij om hun goede trouw en belangstelling en hun kundigheid inzake ad ministratie in twijfel te trekken, maar zij hadden, wat mij betreft, het archief

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1954 | | pagina 6